ECLI:NL:TADRSHE:2014:267 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch ZWB 2 - 2014

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2014:267
Datum uitspraak: 03-11-2014
Datum publicatie: 07-11-2014
Zaaknummer(s): ZWB 2 - 2014
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Niet gebleken dat verweerster de behandeling van klaagsters huurzaken op zijn beloop heeft gelaten of te traag heeft gewerkt. Klacht ongegrond.

Beslissing van 3 november2014

     in de zaak ZWB2-2014

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen:

verweerster

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 2 januari 2014met kenmerk K12/13-009a, b en cheeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabantde klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      Partijen zijn opgeroepen voor de mondelinge behandeling op 22 september 2014. Ter zitting van 22 september 2014zijn verschenen klaagsteren verweerster, vergezeld van haarkantoorgenoten mrs. G. en J., tegen wie klaagster eveneens klachten heeft ingediend, bij de raad bekend onder de zaaknummers ZWB1-2014 en ZWB3-2014. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3      De raad heeft kennis genomen van:

-       De brief van de deken d.d. 2 januari 2014 met bijlagen.

2          FEITEN

          Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1      Verweerster is werkzaam bij het kantoor van mr. G., dat zowel in Nederland als in Spanje kantoor houdt.. Klaagster heeft verschillende malen met verweersters kantoorgenoot, mr. G., gesproken op het kantoor in M.over verschillende in Nederland en Spanje gerezen problemen. Bij brief d.d. 20 oktober 2011 heeft mr. G.de door klaagster verstrekte opdracht om haar in diverse geschillen bij te staan schriftelijk bevestigd.

2.2      Vervolgens zijn verweerster en haar kantoorgenoot, mr. J., inhoudelijk werkzaamheden voor klaagster gaan verrichten, terwijl de betrokkenheid van mr. G., behoudens het schrijven van een eerste brief aan klaagsters echtgenoot in verband met de echtscheidingszaak, zeer beperkt is gebleven. Klaagster heeft zich er een aantal malen over beklaagd dat niet mr. G., maar verweerster en haar kantoorgenoot mr. J., haar zaken behandelden. Mr. G. heeft klaagster steeds te verstaan gegeven dat hij van mening was dat klaagsters zaken in goede handen waren bij verweerster en haar kantoorgenoot mr. J.

2.3      Verweerster heeft zich bezig gehouden met een huurkwestie die zich afspeelde in Spanje en met een huurkwestie die zich afspeelde in Nederland. Haar kantoorgenoot mr. J. heeft een alimentatiekwestie voor klaagster behandeld.

2.4      In de Spaanse huurkwestie heeft verweerster samengewerkt met haar Spaanse collega’s. Klaagster wilde ontruiming van de door haar verhuurde in Spanje gelegen woning bewerkstelligen. Aan klaagster is medegedeeld dat eerst een zogenaamde burofax aan de huurder moest worden verzonden, alvorens tot het aanhangig maken van een gerechtelijke procedure kon worden overgegaan. Bij e-mailbericht d.d. 24 november 2011 heeft verweerster diverse vragen gesteld aan klaagster aangaande de huurkwestie. Bij brief d.d. 7 december 2011 heeft verweerster aan klaagster bericht dat zij in afwachting van de beantwoording van die vragen nog niets kon ondernemen. Bij e-mailbericht d.d. 15 december 2011 heeft verweerster klaagster nogmaals gevraagd de benodigde informatie te geven. Op 28 december 2011 heeft verweersters kantoorgenoot, mr. J., bij klaagster aangegeven dat verweerster nog in afwachting was van klaagsters reactie op het e-mailbericht van 15 december 2011. Op 3 januari 2012 is de burofax verzonden.

2.5      In de huurkwestie die zich in Nederland afspeelde was sprake van een geschil tussen klaagster en haar echtgenoot, die in een echtscheidingsprocedure waren verwikkeld. Klaagsters echtgenoot had de gemeenschappelijke woning zonder klaagsters toestemming verhuurd aan een derde, terwijl klaagster in de woning wilde gaan wonen. Verweerster heeft de huurder gesommeerd om de woning te verlaten. Vervolgens is uitgebreid gecorrespondeerd over het sluiten van een huurovereenkomst en de mogelijkheid tot verkoop van de woning aan die derde. In eerste instantie heeft verweerster abusievelijk aan klaagster medegedeeld dat de door klaagsters echtgenoot gesloten huurovereenkomst ook zonder de handtekening van klaagster rechtsgeldig was. Deze foutieve informatie is begin november 2011 rechtgezet. Verweerster heeft aan klaagster medegedeeld dat zij in beginsel wel mogelijkheden zag om in kort geding uitzetting te vorderen, zij het dat het risico bestond dat de voorzieningenrechter de huurder te goeder trouw zou achten. Bij e-mailbericht d.d. 25 januari 2012 heeft klaagster kenbaar gemaakt dat zij reeds meerdere malen had aangegeven geen kort geding te willen, maar dat zij betere voorwaarden voor de verkoop van de woning wilde realiseren.

2.6      De werkzaamheden zijn op 8 februari 2012 opgeschort wegens gebrek aan vertrouwen aan de zijde van klaagster in verweersters kantoor en het onbetaald laten van declaraties door klaagster, waarna uitvoerig is gecorrespondeerd en gesproken over de mogelijkheden om de werkzaamheden toch weer op te pakken. Dit heeft niet tot overeenstemming geleid. Op 18 april 2012 heeft klaagsters nieuwe advocaat verweersters kantoor benaderd met het verzoek alle dossiers aan hem over te dragen.

3          KLACHT

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet doordat zij:

1.      de Spaanse huurzaak onnodig op zijn beloop heeft gelaten waardoor klaagster maandenlang huurpenningen heeft misgelopen;

2.      ook in de Nederlandse huurzaak veel te traag heeft gewerkt waardoor de huurder te lang in de woning is gebleven, er geen contract over de verkoop van de woning kon worden gesloten en de woning met groot verlies is verkocht;

3.      het dossier niet heeft doorgestuurd aan haar nieuwe advocaat.

4          VERWEER

4.1      Klachtonderdeel 1

Verweerster heeft de Spaanse huurkwestie samen met haar Spaanse collega’s behandeld. Aan klaagster is toegelicht dat een uitzettingsprocedure de nodige tijd zou kosten. Klaagster is meerdere malen geadviseerd om een procedure tegen de huurder aan te vangen. Voordat een gerechtelijke procedure kon worden opgestart, moest eerst een burofax worden verzonden. Klaagsters goedkeuring om tot verzending van die burofax over te gaan werd echter pas na maanden ontvangen. De burofax is verzonden op 3 januari 2012. Toen heeft de huurder contact opgenomen. De huurder heeft een bedrag van € 500,-- betaald. Ondanks verschillende herinneringen heeft klaagster nimmer toestemming gegeven om een procedure te starten. De samenwerking is vervolgens beëindigd omdat klaagster geen vertrouwen meer had in het kantoor van verweerster en weigerde de declaraties te voldoen.

4.2      Klachtonderdeel 2

Verweerster heeft klaagsters echtgenoot en de huurder aangeschreven met het verzoek het pand te verlaten zodat klaagster de woning kon betrekken. Tevens is het huurcontract vernietigd. Er werd geen medewerking verleend. Klaagster is meerdere malen geadviseerd om een kort geding procedure aanhangig te maken. Klaagster wilde niet dat in kort geding ontruiming zou worden gevorderd. Klaagster wilde alle schade op haar echtgenoot verhalen en wilde dat de huurder in de woning zou blijven, waardoor de hypotheeklasten konden worden gedekt met de huurinkomsten. Klaagster wenste dat de huurder de woning na afloop van de huurovereenkomst zou kopen, in welk verband is geprobeerd om een overeenkomst met de huurder te sluiten. Klaagster had ook rechtstreeks contact met de huurder. Klaagster bleef steeds nieuwe eisen stellen, wilde allerlei zaken die juridisch niet haalbaar waren en gaf geen toestemming voor het aanhangig maken van een procedure.

4.3      Klachtonderdeel 3

          Het volledige dossier is wel degelijk doorgestuurd aan klaagsters nieuwe advocaat. Op 18 april 2012 zijn de stukken per fax en per post aan klaagsters nieuwe advocaat verzonden. Op 9 mei 2012 zijn er per koerier bonnetjes nagezonden. Op 5 oktober 2012 is het originele huurcontract per aangetekende brief aan klaagster verzonden.

5          BEOORDELING

              5.1    Klachtonderdeel 1

De klacht heeft betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening van verweerster. De tuchtrechter heeft gezien het bepaalde in art. 46 van de Advocatenwet mede tot taak de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt te beoordelen indien deze daarover klaagt. Wel zal de tuchtrechter rekening hebben te houden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes-zoals over procesrisico en kostenrisico- waarvoor de advocaat bij de behandeling van de zaak kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat dienaangaande heeft is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt.Tot die professionele standaard behoren het inschatten van de slagingskans van een aanhangig te maken procedure en het informeren van de cliënt daarover. De cliënt dient door de advocaat te worden gewezen op de proceskansen en het kostenrisico in zijn zaak. Voorts dienen processtukken te voldoen aan de redelijkerwijs daaraan te stellen eisen. De raad zal de klacht aan de hand van deze maatstaven beoordelen.

              5.2     Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht blijkt dat verweerster bij e-mailbericht d.d. 24 november 2011 diverse vragen heeft gesteld aan klaagster aangaande de huurkwestie. Bij brief d.d. 7 december 2011 heeft verweerster aan klaagster bericht dat zij in afwachting van de beantwoording van die vragen nog niets kon ondernemen. Bij e-mailbericht d.d. 15 december 2011 heeft verweerster klaagster nogmaals gevraagd de benodigde informatie te geven. Op 28 december 2011 heeft verweersters kantoorgenote mr. J bij klaagster aangegeven dat verweerster nog in afwachting was van klaagsters reactie op het e-mailbericht van 15 december 2011. Op 3 januari 2012 is de burofax verzonden.

              5.3     De raad is van oordeel dat klaagster er niet in is geslaagd om aannemelijk te maken dat de Spaanse huurkwestie met onvoldoende voortvarendheid is behandeld. Verweerster was voor het ondernemen van actie afhankelijk van door klaagster aan te leveren informatie. Die informatie kwam pas op of kort na 28 december 2011, waarna de burofaxop 3 januari 2012 werd verzonden. Uit de aan de raad overgelegde stukken blijkt niet wat zich na 3 januari 2012 heeft voorgedaan in het dossier ter zake de Spaanse huurkwestie. Wel is duidelijk dat begin februari 2012 is besloten om de werkzaamheden in klaagsters zaken op te schorten omdat klaagster geen vertrouwen meer had in het kantoor van verweerster en betaling van de declaraties uitbleef.

              5.4     Op basis van het bovenstaande is de raad van oordeel dat het eerste onderdeel van de klacht ongegrond is.

              5.5     Klachtonderdeel 2

                        Uit de hierboven onder overweging 2.5 weergegeven vaststaande feiten blijkt naar het oordeel van de raad dat in opdracht van klaagster is geprobeerd om met de huurder tot overeenstemming te komen over de verkoop van de woning aan die huurder. Dat dit niet in een overeenkomst heeft geresulteerd, kan niet tuchtrechtelijk aan verweerster worden toegerekend. De raad is van oordeel dat klaagster er niet in is geslaagd om aannemelijk te maken dat verweerster in de Nederlandse huurzaak onvoldoende voortvarendheid heeft betracht.

5.6    Klachtonderdeel 3

          Klaagster heeft gesteld dat het dossier niet is doorgestuurd aan haar nieuwe advocaat, hetgeen gemotiveerd door verweerster is weersproken. Verweerster heeft gesteld dat de stukken op 18 april per fax en per post aan klaagsters nieuwe advocaat zijn verzonden, in welk verband ook een verzendbevestiging van het faxbericht is overgelegd. Verweerster heeft voorts gesteld dat er op 9 mei 2012 enkele stukkenper koerier zijn nagezonden en dat het originele huurcontract op 5 oktober 2012 per aangetekende brief aan klaagster is verzonden.

5.7     In dergelijke gevallen, waarin de lezingen van partijen omtrent de inhoud van de klacht uiteen lopen en niet goed kan worden vastgesteld welke van beide lezingen het meest aannemelijk is, kan die klacht c.q. dat klachtonderdeel in beginsel niet gegrond worden verklaard. Dit berust niet hierop dat het woord van klaagster minder geloof verdient dan het woord van verweerster maar op de omstandigheid dat voor het oordeel dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld eerst voldoende aannemelijk moet zijn dat het verweten handelen feitelijk heeft plaatsgevonden. Dat nu is in deze zaak niet het geval.

5.8     De raad komt tot de slotsom dat de klacht in alle drie de onderdelenongegrond moeten worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

              verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

Aldus gegeven doormr. M.I.J. Hegeman, voorzitter, mrs. A.J. Sol, P.J.W.M. Theunissen, L.W.M. Caudri, J.J.M. Goumans, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 3 november2014.

griffier                                                                         voorzitter                                  

Deze beslissing is in afschrift op 4 november 2014     

per aangetekende brief verzonden aan:

-       klaagster

-       verweerster

 per e-mail verzonden aan:

-       de deken in het arrondissementZeeland-West-Brabant

-       de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-              klaagster

-             verweerster

-             de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant

-             de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.       Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda.

b.       Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda .

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.       Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl