ECLI:NL:TADRSHE:2014:266 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch ZWB 1 - 2014

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2014:266
Datum uitspraak: 03-11-2014
Datum publicatie: 07-11-2014
Zaaknummer(s): ZWB 1 - 2014
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Ofschoon de communicatie met klaagster over de interne verdeling van de werkzaamheden over de aanpak van de zaak beter had gekund heeft verweerder niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door de zaken niet zelf te behandelen, maar deze door kantoorgenoten te laten behandelen. Klacht ongegrond. 

Beslissing van 3 november2014

     in de zaak ZWB1-2014

naar aanleiding van de klachtvan:

klaagster

tegen:

verweerder

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 2 januari 2014met kenmerk K12/13-009a, b en cheeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabantde klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      Partijen zijn opgeroepen voor de mondelinge behandeling op 22 september 2014. Ter zitting van 22 september 2014zijn verschenen klaagster en verweerder, vergezeld van zijn kantoorgenoten mrs. B. en J., tegen wie klaagster eveneens klachten heeft ingediend, bij de raad bekend onder de zaaknummers ZWB2-2014 en ZWB3-2014. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3      De raad heeft kennis genomen van:

-       De brief van de deken d.d. 2 januari 2014 met bijlagen.

2          FEITEN

          Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1      Verweerder is ingeschreven als advocaat in Nederland en houdt zowel kantoor in Nederland als in Spanje.Klaagster heeft verschillende malen met verweerder gesproken op zijn kantoor in M. over verschillende in Nederland en Spanje gerezen problemen. Bij brief d.d. 20 oktober 2011 heeft verweerder de door klaagster verstrekte opdracht om haar in diverse geschillen bij te staan schriftelijk bevestigd.

2.2      Vervolgens zijn verweerders kantoorgenoten, mr. B. en mr. J. inhoudelijk werkzaamheden voor klaagster gaan verrichten, terwijl de betrokkenheid van verweerder, behoudens het schrijven van een eerste brief aan klaagsters ex-echtgenoot, zeer beperkt is gebleven. Klaagster heeft zich er een aantal malen over beklaagd dat niet verweerder, maar zijn kantoorgenoten mrs. B en J, haar zaken behandelden. Verweerder heeft klaagster steeds te verstaan gegeven dat hij van mening was dat klaagsters zaken in goede handen waren bij zijn kantoorgenoten.

2.3      De werkzaamheden zijn op 8 februari 2012 opgeschort wegens gebrek aan vertrouwen aan de zijde van klaagster in verweerders kantoor en het onbetaald laten van declaraties door klaagster, waarna uitvoerig is gecorrespondeerd en gesproken over de mogelijkheden om de werkzaamheden toch weer op te pakken. Dit heeft niet tot overeenstemming geleid. Op 18 april 2012 heeft klaagsters nieuwe advocaat verweerders kantoor benaderd met het verzoek alle dossiers aan hem over te dragen.

3          KLACHT

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet doordat hij:

1.      klaagster feitelijk niet heeft bijgestaan, terwijl zij in de veronderstelling verkeerde dat al haar zaken door verweerder behandeld zouden worden, nu hij degene was die met haar het inleidend gesprek heeft gevoerd op het kantoor in M.. Nadien was niemand meer bereikbaar op het kantoor in M. en moest de communicatie via het kantoor in Nederland lopen, waar twee andere advocaten dan verweerder zich inhoudelijk met de zaken bezighielden;

2.      het dossier niet heeft doorgestuurd aan haar nieuwe advocaat.

4          VERWEER

4.1      Klachtonderdeel 1

Klaagster heeft verweerder meerdere malen verweten dat hij de zaken niet zelf behandelde. Verweerder heeft klaagster diverse keren uitgelegd dat de daadwerkelijke behandeling van de zaken wordt gedaan door zijn beide in diverse richtingen gespecialiseerde kantoorgenoten en dat hij volledig op de hoogte blijft van de ontwikkelingen.  Klaagster heeft verweerder telefonisch medegedeeld dat zij hiermee akkoord was en dat is nog eens bevestigd tijdens een bespreking op kantoor.

              4.2    Klachtonderdeel 2

Het volledige dossier is wel degelijk doorgestuurd aan klaagsters nieuwe advocaat. Op 18 april 2012 zijn de stukken per fax en per post aan klaagsters nieuwe advocaat verzonden. Op 9 mei 2012 zijn er per koerier bonnetjes nagezonden. Op 5 oktober 2012 is het originele huurcontract per aangetekende brief aan klaagster verzonden.

5          BEOORDELING

              5.1    Klachtonderdeel 1

                        Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht blijkt dat klaagster zich er een aantal malen over heeft beklaagd dat niet verweerder, maar zijn kantoorgenoten mrs. B en J, haar zaken behandelde. Verweerder heeft klaagster steeds te verstaan gegeven dat hij van mening was dat klaagsters zaken in goede handen waren bij zijn kantoorgenoten.

              5.2     De raad overweegt dat het niet ongebruikelijk is dat de werkzaamheden intern geheel of gedeeltelijk worden uitbesteed aan kantoorgenoten. Blijkens de aan de raad overgelegde stukken heeft klaagster weliswaar vooraf niet uitdrukkelijk ingestemd met behandeling van haar zaken door mrs. B en J, echter, uit diezelfde stukken blijkt dat klaagster zich hierbij uiteindelijk wel heeft neergelegd. Verweerder heeft steeds een vinger aan de pols gehouden en heeft met enige regelmaat tussentijds contact met klaagster gehad.

              5.3     Ofschoon de communicatie met klaagster over de interne verdeling van de werkzaamhedenover de aanpak van de zaak beter had gekund, is de raad op basis van het bovenstaande van oordeel dat verweerder van zijn handelwijze geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Het eerste onderdeel van de klacht is derhalve ongegrond.

5.4    Klachtonderdeel 2

          Klaagster heeft gesteld dat het dossier niet is doorgestuurd aan haar nieuwe advocaat, hetgeen gemotiveerd door verweerder is weersproken. Verweerder heeft gesteld dat de stukken op 18 april per fax en per post aan klaagsters nieuwe advocaat zijn verzonden, in welk verband ook een verzendbevestiging van het faxbericht is overgelegd. Verweerder heeft voorts gesteld dat er op 9 mei 2012 enkele stukkenper koerier zijn nagezonden en dat het originele huurcontract op 5 oktober 2012 per aangetekende brief aan klaagster is verzonden.

5.5     In dergelijke gevallen, waarin de lezingen van partijen omtrent de inhoud van de klacht uiteen lopen en niet goed kan worden vastgesteld welke van beide lezingen het meest aannemelijk is, kan die klacht c.q. dat klachtonderdeel in beginsel niet gegrond worden verklaard. Dit berust niet hierop dat het woord van klaagster minder geloof verdient dan het woord van verweerder maar op de omstandigheid dat voor het oordeel dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld eerst voldoende aannemelijk moet zijn dat het verweten handelen feitelijk heeft plaatsgevonden. Dat nu is in deze zaak niet het geval.

5.6     De raad komt tot de slotsom dat de klacht in beide onderdelen ongegrond moet worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

              verklaart de klacht in beide onderdelen ongegrond.

Aldus gegeven doormr. M.I.J. Hegeman, voorzitter, mrs. A.J. Sol, P.J.W.M. Theunissen, L.W.M. Caudri, J.J.M. Goumans, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 3 november2014.

griffier                                                                         voorzitter                                  

Deze beslissing is in afschrift op 4 november 2014      

per aangetekende brief verzonden aan:

-       klaagster

-       verweerder

 per e-mail verzonden aan:

-       de deken in het arrondissementZeeland-West-Brabant

-       de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-              klaagster

-             verweerder

-             de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant

-             de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.       Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda.

b.       Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda .

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.       Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl