ECLI:NL:TADRSHE:2014:259 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch ZWB 126 - 2014

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2014:259
Datum uitspraak: 27-10-2014
Datum publicatie: 31-10-2014
Zaaknummer(s): ZWB 126 - 2014
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Bezwaren van de deken
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie:   Verweerster heeft stelselmatig niet gereageerd op verzoeken om informatie van de deken in het kader van een tegen verweerster ingediende klacht en aansprakelijkstelling voor een beroepsfout. Dekenbezwaar gegrond. Berisping.

Beslissing van 27 oktober 2014

in de zaak ZWB 126 - 2014

naar aanleiding van het dekenbezwaar van:

deken

tegen:

verweerster

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 2 mei 2014 met kenmerk K14-026, door de raad ontvangen op 5 mei 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant het dekenbezwaar ter kennis van de raad gebracht.

1.2      Het dekenbezwaar is behandeld ter zitting van de raad van 8 september 2014 in aanwezigheid van de deken en verweerster . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3      De raad heeft kennis genomen van de brief van de deken van 2 mei 2014 met de daarbij behorende bijlage.

2          FEITEN

Voor de beoordeling van het dekenbezwaar wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1      Verweerster heeft mevrouw X bijgestaan in een echtscheidingsprocedure, een boedelscheidingsprocedure en een alimentatieprocedure in de periode 2006 tot januari 2011. Tijdens de behandeling van deze procedures heeft verweerster een beroepsfout gemaakt, volgens mevrouw X, omdat verweerster had nagelaten aanspraak te maken op de wettelijke rente over de vordering uit hoofde van het verrekenbeding. Mevrouw X heeft op 5 mei 2012 een klacht tegen verweerster ingediend, onder andere omdat verweerster niet voortvarend op de aansprakelijkstelling die door mevrouw X aan verweerster is gezonden heeft gereageerd.

2.2      De voorganger van de deken heeft op 9 mei 2012 aan verweerster gevraagd om op de klacht te reageren. Op 26 juni 2012 is een rappelbrief gezonden, evenals op 27 juli 2012. Op 9 augustus 2012 heeft verweerster voor het eerst gereageerd en aangegeven dat de kwestie was voorgelegd aan de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar. Verweerster zegde toe de correspondentie met de verzekeraar over te zullen leggen. Op 3 september heeft de voorganger van de deken nog geïnformeerd naar de stand van zaken. Door verweerster werd hierop niet gereageerd.

2.3      De deken heeft verweerster op 1 mei 2013 aangeschreven en kenbaar gemaakt dat er redenen waren om een dekenbezwaar in te dienen omdat verweerster niet had meegewerkt aan het tuchtrechtelijk onderzoek naar de klacht. Op 27 mei 2013 heeft de deken telefonisch contact proberen op te nemen met verweerster. Op 29 mei 2013 is er uiteindelijk telefonisch overleg geweest. Op diezelfde dag heeft verweerster ook inhoudelijk schriftelijk gereageerd.

2.4      Op 3 juni 2013 heeft de stafjurist de ontvangst van de brief aan verweerster bevestigd en verweerster verzocht om bij de verzekeraar na te gaan binnen welk tijdsbestek de verzekeraar de kwestie zou kunnen onderzoeken en afwikkelen. In afwachting daarvan werd de klachtbehandeling aangehouden. Op 20 juni 2013 was nog niets vernomen. De stafjurist schreef verweerster daarom aan en vroeg om een reactie binnen 10 dagen. Op 8 juli 2013 werd een rappel verzonden. Op 24 juli 2013 heeft de deken verweerster zelf aangeschreven in verband met het uitblijven van haar reactie. Op 26 juli 2013 zond verweerster uiteindelijk een afschrift van een brief aan de verzekeraar aan de deken. Deze brief aan de verzekeraar was gedateerd op 26 juli 2013 en deed vermoeden dat verweerster pas op dat moment de zaak voor het eerst bij haar verzekeraar aanmeldde, terwijl zij vanaf 22 november 2011 had volgehouden dat die melding eerder was gedaan. Op 2 augustus 2013 vroeg de stafjurist daarom opnieuw informatie bij verweerster op. Deze informatie zou door verweerster direct na haar vakantie, die eindigde op 20 augustus 2013, worden toegezonden. Reactie bleef echter uit. Op 19 september 2013 werd verweerster nogmaals een reactietermijn van 7 dagen gegund. Op 7 oktober 2013 heeft de deken nogmaals bij verweerster geïnformeerd naar de behandeling van de aansprakelijkstelling. Op 24 oktober 2013 had de deken nog geen reactie vernomen en heeft zij aangekondigd niet langer te zullen wachten op nadere informatie. De klacht van mevrouw X is toen door de deken afgehandeld. Op 29 januari 2014 is het dekenstandpunt aan mevrouw X en verweerster toegezonden.

2.5      Op 17 februari 2014 heeft de deken aangekondigd een dekenbezwaar in te zullen gaan dienen. Tevens werd daarbij verweerster om haar verhinderdata gevraagd teneinde het dekenbezwaar te bespreken. De verhinderdata werden op 20 februari 2014 door verweerster toegezonden. Op 12 maart 2014 is het dekenbezwaar met verweerster besproken. De deken heeft zich vervolgens met haar brief van 2 mei 2014 met het dekenbezwaar tot de raad gewend.

3          HET DEKENBEZWAAR

3.1      Het dekenbezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.      Verweerster zich stelselmatig onttrekt aan het toezicht door de deken, doordat zij brieven onbeantwoord laat en toezeggingen niet nakomt.

2.      Verweerster de deken onjuist heeft geïnformeerd in de klachtprocedure door aan te geven dat de aansprakelijkheidskwestie door haar verzekering werd behandeld, zonder dat zij stukken aan de deken heeft toegezonden waaruit de juistheid van deze stelling bleek.

4          VERWEER

4.1      Door verweerster is schriftelijk niet op het dekenbezwaar gereageerd. Wel is mondeling door verweerster aangegeven dat zij heeft geprobeerd om de zaak voor te leggen aan haar beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar maar dat heeft zij, gezien de hoeveelheid tijd die zij in die kwestie moest steken en het eigen risico dat zij nog diende te dragen, niet doorgezet. Verweerster heeft uiteindelijk besloten om de door mevrouw X geleden schade voor eigen rekening te nemen en heeft deze, nadat het dekenstandpunt in de klachtprocedure was ingenomen, ook aan mevrouw X vergoed.

4.2      Tijdens de mondelinge behandeling werd door verweerster daarnaast nog aangegeven dat zij door privéomstandigheden niet adequaat heeft gereageerd. Verweerster probeerde “vijf ballen in de lucht te houden” en dat is haar niet gelukt. Verweerster gaf aan dat zij zich realiseerde dat ze beter met de deken had moeten communiceren en eerder op de vragen van de deken had moeten reageren.

5          BEOORDELING

5.1      Gedragsregel 37 schrijft voor dat een advocaat bij een tuchtrechtelijk onderzoek of een verzoek om informatie van de deken dat met een mogelijk tuchtrechtelijk onderzoek of een aan de deken opgedragen controle verband houdt, verplicht is om alle gevraagde inlichtingen aanstonds te verstrekken. Het prompt verlenen van medewerking aan het onderzoek naar een ingediende klacht bevordert het vertrouwen in de advocatuur. Op verweerster rustte dan ook de verplichting om onverwijld en adequaat op de verzoeken om informatie van de deken te reageren. Uit de hiervoor omschreven feiten en hetgeen ter zitting is besproken blijkt dat verweerster deze verplichting heeft geschonden. Door verweerster wordt dat ook erkend. Verweerster heeft zich, door niet te reageren op verzoeken om informatie, stelselmatig onttrokken aan het toezicht door de deken. Verweerster heeft brieven van de deken onbeantwoord gelaten en is diverse malen toezeggingen om informatie te verstrekken niet nagekomen. Aldus heeft verweerster bij de deken onduidelijkheid laten bestaan, waar het op haar weg en binnen haar mogelijkheden lag om deze te geven. De raad is dan ook van oordeel dat het dekenbezwaar gegrond is.

BESLISSING

De raad van discipline: verklaart het dekenbezwaar gegrond en legt ter zake aan verweerster op de maatregel van berisping.

Aldus gewezen door mr. E.P. van Unen, voorzitter, mrs. S.A.R. Lely, A.L.W.G. Houtakkers, P.A.M. van Hoef, J.D.E. van den Heuvel, leden, bijgestaan door mr. C.M. van den Reek als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 27 oktober 2014 .

griffier                                                                         voorzitter                                  

Deze beslissing is in afschrift op 28 oktober 2014

per aangetekende brief verzonden aan:   

-        verweerder

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

                  Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door :

-        verweerder

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

en voor zover de klacht ongegrond/niet-ontvankelijk is verklaard tevens door:

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.      Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 9679, 4801 LT Breda

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.      Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl.

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl