ECLI:NL:TADRSHE:2014:244 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch ZWB 382 - 2013

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2014:244
Datum uitspraak: 06-10-2014
Datum publicatie: 08-10-2014
Zaaknummer(s): ZWB 382 - 2013
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen: Voorwaardelijke schorsing
Inhoudsindicatie: Gehandeld in strijd met de afspraak dat derdengelden niet aan een der partijen mocht worden doorbetaald zonder uitdrukkelijke toestemming van (de advocaten van) beide partijen. Niet stilgestaan bij de voorwaarden waaronder de derdengelden waren gestort en de status die derdengelden in zijn algemeenheid hebben. Het staat een advocaat gewoonweg niet vrij te derdengelden zonder toestemming van de wederpartij aan zijn cliënt door te betalen. Niet gehandeld zoals een behoorlijk handelend advocaat betaamt en het vertrouwen in de advocatuur geschaad Klacht gegrond; 6 weken schorsing voorwaardelijk, proeftijd 2 jaar.

Beslissing van 6 oktober 2014

in de zaak ZWB 382-2013

naar aanleiding van de klacht van:

     klaagster

                      gemachtigde:

tegen:

                      verweerder

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 11 december 2013 met kenmerk K13-051, door de raad ontvangen op 11 december 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 25 augustus 2014 in aanwezigheid van klaagster, de gemachtigde van klaagster en verweerder . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3      De raad heeft kennis genomen van:

-     de brief van de deken dd. 11 december 2013, met bijlagen;

-     de brief van verweerder dd. 30 mei 2014, met bijlagen

-     de brief van de gemachtigde van klaagster dd. 30 juli 2014, met bijlagen

2          FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1      Klaagster was in 1998/1999 verwikkeld in een echtscheidingsprocedure waarin zij werd bijgestaan door mr. X en haar ex-echtgenoot door verweerder. De echtscheidingsbeschikking is op 27 mei 1999 ingeschreven. Klaagster was en is enig aandeelhoudster en bestuurster van BV X.

2.2      Door partijen werd over en weer beslag gelegd. Door de ex-echtgenoot van klaagster werd beslag gelegd onder BV X. Tussen partijen werd overeengekomen dat door klaagster een bedrag van € 56.722,53 zou worden gestort op een door verweerder te openen rekening, waarna de gelegde beslagen zouden worden opgeheven. In eerste instantie is het geld in depot gestort bij een notaris en in mei 1999 is het bedrag gestort op de inmiddels bestaande derdengeldrekening van het kantoor van verweerder. Het beslag onder BV X werd hierna opgeheven. Overeengekomen werd dat voor doorbetaling van het bedrag uitdrukkelijke toestemming van de advocaten van beide partijen vereist was.

2.3      Verweerder heeft op 25 februari 2010 op verzoek van zijn cliënt een bedrag ad € 56.722,53 overgemaakt op diens rekening.

2.4      Verweerder heeft op 21 juli 2011 desgevraagd aan de huidige advocaat van klaagster, verder te noemen mr. Y, bericht dat hij bij het afsluiten van het dossier in februari 2010 de op zijn derdengeldrekening gestorte gelden aan zijn cliënt had doorbetaald.

2.5      Mr. Y heeft namens klaagster bezwaar gemaakt tegen deze betaling, aangezien hiervoor geen toestemming was verleend. Mr. Y heeft verweerder gesommeerd het geld te doen terugstorten op de derdengeldrekening, aangezien de betaling onbevoegd was verricht. Klaagster heeft verweerder op 29 juli 2011 aansprakelijk gesteld voor door haar geleden schade en hem op 23 augustus 2011 verzocht de aansprakelijkstelling door te geleiden naar zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar.

2.6      Klaagster heeft zich op 3 april 2013 met een klacht tot de deken gewend.

3          klacht

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerder zonder de vereiste toestemming van de advocaat van klaagster een op de derdengeldrekening van de Stichting Beheer Derdengelden H BV gestort bedrag van € 56.722,53 van die derdengeldrekening heeft overgemaakt naar zijn cliënt.

4          VERWEER

4.1      Het is juist dat er in mei 1999 een bedrag ad € 56.722,53 op de derdengeldrekening van het kantoor van verweerder is gestort. Tussen klaagster en de cliënt van verweerder zijn diverse procedures gevoerd. In 2006 zijn partijen met elkaar in onderhandeling getreden. Hierna is een procedure doorgehaald en een procedure is met toestemming van beide partijen op de parkeerrol geplaatst. De correspondentie met de toenmalige advocaat van klaagster is in 2007 geëindigd. In 2008 ontving verweerder nog een brief, maar hierna heeft hij niets meer van de zijde van klaagster vernomen.

4.2      In 2010 heeft verweerder desgevraagd het op zijn derdengeldrekening gestorte bedrag aan zijn client overgemaakt. Van een advocaat kan niet worden verlangd dat hij –zeker in ongewisse tijden van financiële (bank)crisis en het beperkte garantiestelsel voor systeembanken- belast kan blijven met aanzienlijke bedragen op zijn derdengeldrekening.

4.3      Verweerder heeft op 14 september 2011 aan de opvolgend advocaat van klaagster verzocht een schikkingsvoorstel te doen. Pas op 6 maart 2013 kwam hierop een reactie. Vervolgens is tot 3 april 2013 gewacht met het indienen van een klacht. De rechtszekerheid brengt met zich mee dat verweerder ervan uit moet kunnen gaan dat zijn gedragingen na een redelijke termijn niet meer ter discussie kunnen worden gesteld.

4.4      Verweerder heeft de zaak gemeld bij zijn beroepsaansprakelijkheids-verzekeraar.

5          ONTVANKELIJKHEID VAN DE KLACHT

5.1      De raad volgt verweerder niet in zijn stelling dat de klacht niet binnen een redelijke termijn is ingediend en op grond daarvan niet ontvankelijk dient te worden verklaard. Het heeft, nadat verweerder aan de huidige advocaat van klaagster had gemeld dat hij het geld aan zijn client had doorbetaald, weliswaar enige tijd geduurd alvorens klaagster een klacht tegen verweerder bij de deken heeft ingediend, maar de verklaring van klaagster dat zij eerst de onderhandelingen met verweerder heeft willen afwachten over de aansprakelijkstelling komt de raad aannemelijk voor. Bovendien is naar het oordeel van de raad een periode van anderhalf jaar niet zodanig lang dat de klacht niet binnen een redelijke termijn is ingediend.

6          BEOORDELING

6.1      Vast staat dat in 1999 op de derdengeldrekening van het kantoor van verweerder een bedrag ad € 56.722,53 is gestort, dat partijen daarbij hebben afgesproken dat dit bedrag niet mocht worden doorbetaald zonder uitdrukkelijke toestemming van (de advocaten van) beide partijen en dat verweerder in februari 2010 zonder toestemming van (de advocaat van) klaagster het bedrag op eerste verzoek van zijn cliënt aan hem heeft doorbetaald. Verweerder heeft niet alleen nagelaten om (de advocaat van) klaagster om toestemming te verzoeken, hij heeft ook nagelaten klaagster hierover te informeren. Pas toen de opvolgende advocaat van klaagster in juli 2011 informeerde naar het geld op de derdengeldrekening heeft hij klaagster op de hoogte gesteld van de doorbetaling aan zijn cliënt.

6.2     De raad volgt verweerder niet in zijn verweer dat van een advocaat niet kan worden verwacht dat hij derdengelden langdurig op zijn rekening laat staan en dat het, nu hij gedurende lange tijd van de zijde van klaagster niets meer had vernomen, hem vrij stond de zaak af te wikkelen en het geld aan zijn cliënt door te betalen. Verweerder miskent hiermee de bijzondere status van derdengelden en de daaraan verbonden verplichtingen. Tussen partijen was bovendien uitdrukkelijk overeengekomen dat de op de derdengeldrekening van het kantoor van verweerder gestorte gelden niet zonder toestemming van (de advocaten van) beide partijen mochten worden doorbetaald. Verweerder heeft vrijwel direct na het verzoek van zijn cliënt om doorbetaling van de derdengelden, hieraan gehoor gegeven. Verweerder heeft klaarblijkelijk niet stilgestaan bij de voorwaarden waaronder de derdengelden waren gestort en de status die derdengelden in zijn algemeenheid hebben. Het stond verweerder gewoonweg niet vrij de derdengelden zonder toestemming van (de advocaat van) klaagster aan zijn cliënt door te betalen. Door dit wel te doen heeft verweerder niet gehandeld zoals een behoorlijk handelend advocaat betaamt.

7.      MAATREGEL

7.1     Het doorbetalen van derdengelden in strijd met de aan de storting daarvan verbonden voorwaarden valt een advocaat tuchtrechtelijk ernstig aan te rekenen. Partijen moeten erop kunnen vertrouwen dat gelden die in afwachting van de uitkomst van een procedure op een derdengeldrekeing worden gestort niet zonder toestemming van partijen aan een der partijen worden doorbetaald. Dit geldt temeer indien uitdrukkelijk is afgesproken dat doorbetaling niet mag plaatsvinden zonder uitdrukkelijke toestemming van (de advocaten van) beide partijen. Verweerder heeft door zijn handelwijze het vertrouwen in de advocatuur geschaad.

7.2   Gelet op de ernst van het tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen en de daaraan voor klaagster verbonden negatieve financiele gevolgen is de raad van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere maatregel dan de hierna op te leggen maatregel.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klacht ontvankelijk;

verklaart de klacht gegrond en legt ter zake aan verweerder op de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van 6 weken, met bepaling dat deze maatregel niet zal worden ten uitvoer gelegd tenzij de raad later anders mocht bepalen op grond dat verweerder zich voor het einde van de proeftijd, welke de raad stelt op 2 jaar aan een in artikel 46 van de advocatenwet bedoelde gedraging heeft schuldig gemaakt.

Aldus gegeven door mr. J.K.B. van Daalen , voorzitter, mrs. L.R.G.M. Spronken, E.J.P.J.M. Kneepkens, J.J.M. Goumans en J.F.E. Kikken, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 6 oktober 2014 .

griffier                                                                         voorzitter                                  

Deze beslissing is in afschrift op 7 oktober 2014

per aangetekende brief verzonden aan:

-        klager

-        verweerder

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement zeeland West-

       Brabant

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-        verweerder

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

en voor zover deze niet-ontvankelijk / ongegrond is verklaard tevens door

-      klaagster

-        de deken van de orde van advocaten te Zeeland West-Brabant

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.         Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b.         Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda .

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.    Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl