ECLI:NL:TADRSHE:2014:21 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch ZWB 114 - 2013

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2014:21
Datum uitspraak: 03-02-2014
Datum publicatie: 05-02-2014
Zaaknummer(s): ZWB 114 - 2013
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Begrijpelijk dat verweerster het in de procedure strekkende tot benoeming van een vereffenaar niet van belang achtte om de stukken die betrekking hadden op de geschillen tussen klaagster en haar zusters over te leggen, aangezien die procedure daarop geen betrekking had. Dit geldt eveneens voor de inbreng ter zitting. Niet gebleken dat verweerster de belangen van klaagster onvoldoende heeft behartigd, noch dat zij structureel onvoldoende bereikbaar was. Klacht ongegrond

Beslissing van 3 februari 2014

in de zaak ZWB 114-2013

naar aanleiding van de klacht van:

A.     

klaagster

tegen:

B.

                                        verweerster

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 8 april 2013 met kenmerk 2011028 (M), door de raad ontvangen op 10 april 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland West-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 2 december 2013 in aanwezigheid van verweerster . Klaagster is niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. Nadat de mondelinge behandeling was gesloten verscheen klaagster alsnog ter zitting van de raad. De voorzitter van de raad heeft klaagster medegedeeld dat de mondelinge behandeling was gesloten en dat zij, nu verweerster reeds was vetrokken, niet meer kon worden gehoord.

1.3      De raad heeft kennis genomen van:

-     de brief van verweerster dd. 21 augustus 2013, met bijlagen;

-     de brief van klaagster dd. 11 november 2013, met bijlagen

2          FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1      Klaagster heeft zich op 4 oktober 2010 tot verweerster gewend met het verzoek haar bij te staan in een kwestie betreffende de afwikkeling van de nalatenschap van de moeder van klaagster, ter zake waarvan klaagster een conflict had met haar zusters.

2.2      Verweerster heeft op 21 oktober 2010 namens klaagster een verzoekschrift  tot benoeming van een vereffenaar in de nalatenschap bij de rechtbank ingediend. Op 11 januari 2011 heeft in de ochtend de mondelinge behandeling van dit verzoekschrift plaatsgevonden en in de middag vond de behandeling van de vordering van de wederpartij tot het ontzegelen van de kluis en het geven van een verklaring voor recht plaats. Verweerster heeft het standpunt van klaagster aan de hand van een pleitnota toegelicht. Klaagster heeft per e-mail dd. 9 januari 2011 om 22.43 uur gereageerd op de door verweerster aam haar toegezonden pleitnota

2.3      De rechtbank heeft bij tussenbeschikking dd. 7 februari 2011 aan de griffier opgedragen de beschikking aan notaris X toe te zenden en hem te verzoeken zijn visie op het verzoek van klaagster aan de rechtbank kenbaar te maken.

2.4      Klaagster heeft zich in mei 2011 bij de deken beklaagd over het optreden van verweerster.

2.5      De Raad van Toezicht heeft in zijn beslissing d.d. 29 augustus 2011 overwogen dat op geen enkele manier kon worden gesteld dat verweerster te veel werkzaamheden heeft verricht, genoteerd of in rekening heeft gebracht. De Raad van Toezicht zag geen aanleiding om enige wijziging in de declaratie van 21 februari 2011 door te voeren.

3          klacht

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.         verweerster te veel heeft gedeclareerd;

2.         verweerster slecht bereikbaar was, ook op cruciale momenten zoals een week voor de (onverwacht aangekondigde) zitting voor de kantonrechter op 14 december 2010;

3.         verweerster de belangen van klaagster tijdens de beide terechtzittingen op 11 januari 2011 onvoldoende heeft behartigd. Verweerster heeft de pleitnotities monotoon voorgedragen en klaagster pas daarna het definitieve exemplaar overhandigd. Verweerster heeft de rechter er niet op aangesproken dat deze leek mee te gaan in de stellingen van de wederpartij.

4.         verweerster klaagster bij het verlaten van het gerechtsgebouw (conform het voorstel van de rechter) heeft geadviseerd tot verkoop van de aandelen in Canada over te gaan, terwijl zij wist dat de door de wederpartij daarover ingebrachte financiële stukken onjuist waren, en verder aan het verloop van de zitting geen nabespreking heeft gewijd.

5.         verweerster de beschikking van de rechtbank van 8 februari 2011 via haar secretaresse aan klaagster heeft gezonden en zich onbereikbaar gehouden ter bespreking erna;

6.         er sprake lijkt te zijn van belangenverstrengeling, nu verweerster niets heeft ondernomen tegen het optreden van de notaris, dat in het nadeel van klaagster was, terwijl verweerster ook met het kantoor van die notaris zaken doet.

4          VERWEER

4.1      Verweerster is bekend met de het verloop van een procedure strekkende tot benoeming van een vereffenaar. Verweerster heeft klaagster verteld dat zij een verzoek tot benoeming vereffenaar zou indienen, waarna een mondelinge behandeling zou worden gepland. Verweerster heeft klaagster ook gezegd dat de wederpartij verweer kon voeren. Klaagster wenste stukken in te brengen, maar deze waren in de procedure strekkende tot benoeming van een vereffenaar niet relevant. Geschilpunten over de verdeling van de nalatenschap zijn in deze procedure immers niet aan de orde.

4.2      Na de indiening van het verzoekschrift heeft een der overige erfgenamen alsnog de benoeming tot executeur aanvaard, waardoor volgens hen de benoeming van een vereffenaar overbodig was geworden. De rechtbank kon toen niet anders dan de boedelnotaris horen. Uiteindelijk is toch een vereffenaar benoemd, echter niet de door klaagster voorgestelde persoon. Hiervan valt verweerster geen verwijt te maken.

4.3      Pleitnotities worden altijd kort voor een zitting opgesteld, zodat actuele ontwikkelingen nog kunnen worden meegenomen. Klaagster heeft voldoende tijd gehad deze door te nemen en heeft hierop op 9 januari 2011 ook uitgebreid gereageerd. Op 10 januari 2011 was bovendien een telefonische afspraak gepland om de pleitnota door te nemen. Het telefoongesprek heeft 12 minuten geduurd.

4.4      Verweerster heeft de belangen van klaagster ter zitting naar behoren behartigd. De rechter heeft geen blijk gegeven van partijdigheid. De tussenbeslissing was wellicht teleurstellend, maar klaagster is daardoor niet benadeeld. Het is verweerster niet bekend waarom de door de overige erven aangedragen notaris is benoemd. Zij heeft geen kennis meer genomen van het eindvonnis.

4.5      Verweerster heeft klaagster na afloop van de zitting d.d. 11 januari 2011 inderdaad geadviseerd de verkoop van de aandelen te overwegen. Verweerster heeft op verzoek van klaagster op 12 januari 2011 nadere informatie bij de broer van klaagster opgevraagd.

5          BEOORDELING

5.1      De tuchtrechter heeft niet de bevoegdheid declaratiegeschillen te beslechten, doch waakt slechts tegen excessief declareren. Hiervan is niet gebleken. De Raad van Toezicht is immers bij beslissing d.d. 29 augustus 2011 in de begrotingsprocedure tot de conclusie gekomen dat niet kon worden vastgesteld dat door verweerster te veel zou zijn gedeclareerd.

5.2      Tussen klaagster en verweerster is afgesproken een procedure te voeren strekkende tot de benoeming van een vereffenaar die zich bezig zou gaan houden met de afwikkeling van de nalatenschap van de moeder van klaagster en haar zusters alsmede met de oplossing van de in verband daarmee gerezen geschillen tussen klaagster en haar zusters. Het staat in beginsel ter beoordeling van de advocaat om te bepalen welke stukken in een procedure dienen te worden overgelegd. Het is begrijpelijk dat verweerster het in de procedure strekkende tot benoeming van een vereffenaar niet van belang achtte om de stukken die betrekking hadden op de geschillen tussen klaagster en haar zusters over te leggen, aangezien die procedure daarop geen betrekking had.

5.3      Dat klaagster niet in de gelegenheid is gesteld op een behoorlijke wijze van de pleitnotities kennis te nemen, is niet gebleken. Verweerster heeft de pleitnotities enige dagen voor de zitting aan klaagster doen toekomen en door klaagster is hierop nog voorafgaand aan de zitting inhoudelijk gereageerd. Het behoorde tot de beleidsvrijheid van verweerster om de door klaagster gewenste informatie betreffende de gebeurtenissen kort na het openvallen van de erfenis niet toe te voegen aan de pleitnotities, aangezien deze informatie in het kader van deze procedure niet van belang was.

5.4      Niet gebleken is dat verweerster structureel onbereikbaar is geweest voor klaagster. Verweerster heeft op 6 december 2010 uitstel gevraagd voor de zitting van 14 december 2010, wat gelet op het verleende uitstel tijdig is geweest.  

5.5      De opvattingen van klaagster en verweerster over het verloop van de zittingen lopen uiteen, zodat niet kan worden vastgesteld dat verweerster ter zitting de belangen van klaagster onvoldoende heeft behartigd. Verweerster heeft de vooraf aan klaagster toegezonden pleitnotities voorgedragen. Een kritische houding van de rechter ter zitting valt verweerster niet te verwijten. Evenmin valt verweerster te verwijten dat de wederpartijen ter zitting met nieuwe ontwikkelingen kwamen, die naar hun mening de benoeming van een vereffenaar overbodig maakten.

5.6      Niet gebleken is dat klaagster heeft verzocht om een overleg over de tussenbeschikking van de rechtbank d.d. 8 februari 2011. Klaagster heeft zich kort na deze beschikking tot een andere advocaat gewend, zodat het begrijpelijk is dat verweerster geen afspraak meer heeft gemaakt ter bespreking van de verdere voortgang van de zaak.

5.7      Evenmin is gebleken dat verweerster zaken behandelde voor de notaris door wie klaagster naar verweerster was verwezen, op grond waarvan sprake zou kunnen zijn van belangenverstrengeling.

5.8      De raad is op grond van al het bovenstaande van oordeel dat verweerster geen tuchtrechtelijk verwijt te maken valt en zal de klacht in alle onderdelen ongegrond verklaren.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

Aldus gegeven door : mr. E.P. van Unen, voorzitter, mrs. S.A.R. Lely, A.L.W.G. Houtakkers, P.A.M. van Hoef en J.D.E. van den Heuvel, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 3 februari 2014 .

griffier                                                                         voorzitter                                  

Deze beslissing is in afschrift op 4 februari 2014

per aangetekende brief verzonden aan:

-        klager

-        verweerder

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-        verweerster

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

en voor zover de klacht ongegrond is verklaard tevens door:

-      klaagster

-        de deken van de orde van advocaten te Zeeland West-Brabant

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.    Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.    Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.    Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl