ECLI:NL:TADRSHE:2014:198 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch ZWB 291 - 2013

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2014:198
Datum uitspraak: 25-08-2014
Datum publicatie: 29-08-2014
Zaaknummer(s): ZWB 291 - 2013
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzitter heeft terecht geoordeeld dat verweerder klager naar behoren heeft bijgestaan. Verzet ongegrond.

Beslissing van 25 augustus 2014

     in de zaak ZWB 291-2013

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 25 oktober 2013op de klacht van:

                                        klager

                                        tegen:

                                        verweerder

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij beslissing van 25 oktober 2013heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 29 oktober 2013 is verzonden.

1.2      Bij brief d.d. 7 november 2013, door de raad per telefax ontvangen op7 november 2013, heeft klagerverzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.3      Het verzet is behandeld ter mondelinge behandeling op 26 mei 2014. Bij de mondelinge behandeling is klager verschenen.Verweerder is niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4      De raad heeft kennisgenomen van:

          -      de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en de onderliggende stukken;

          -      het verzetschrift van klager d.d. 7 november 2013;

          -      de nagekomen brief d.d. 8 mei 2014 van verweerder waarin hij mededeelt niet ter zitting van de raad te zullen verschijnen omdat hij verhinderd is;

          -      de nagekomen brief van mr. Z, zijnde de voormalig advocaat van klager, die in zijn brief melding maakt van het feit dat hij niet langer voor klager optreedt.

2          FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1      Klager is op 11 juni 2012 door de politie aangehouden op verdenking van vernieling. Klager is bezocht door mr. X, als gekozen piketadvocaat, vergezeld door zijn kantoorgenoot mr. Y. Klager is vervolgens, krachtens beschikking van de burgemeester van Breda op grond van art. 20 lid 1 Wet BOPZ, op 11 juni 2012 overgebracht naar de PAAZ-afdeling van het ziekenhuis.

2.2      Verweerder ontving op 11 juni 2012 een melding van de opname van klager. Verweerder heeft klager in het kader van het psychiatrisch piket bezocht op 12 juni 2012.

2.3      Verweerder heeft klager bijgestaan tijdens de behandeling door de rechtbank op 14 juni 2012 van het verzoek van de officier van justitie d.d. 12 juni 2012 tot machtiging voortzetting inbewaringstelling. Het verzoek werd door de rechtbank op 14 juni 2012 afgewezen, waarna klager werd vrijgelaten.

3          KLACHT EN VERZET

              3.1     De klacht houdt in dat verweerder verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:     

         verweerder niets heeft ondernomen tegen de onrechtmatige opname van klager, en tegen het feit dat de rechter bij de mondelinge behandeling op 14 juni 2012 het dossier van een ander (ook genaamd B.) voor zich had.

3.2    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat:

         de voorzitter bij de beoordeling van de zaak onvoldoende oog heeft gehad voor de feiten en het bewijs.

4          BEOORDELING

4.1      De raad is van oordeel dat de voorzitter terecht heeft geoordeeld dat uit de overgelegde stukken noch anderszins is gebleken dat verweerder heeft nagelaten de belangen van klager behoorlijk te behartigen. Verweerder kon niets anders voor klager doen dan hem informeren en hem bijstaan tijdens de zitting bij de rechtbank, hetgeen verweerder ook heeft gedaan. Ter zitting is het verzoek tot machtiging verlenging inbewaringstelling afgewezen en is klager vrijgelaten. Naar het oordeel van de raad heeft verweerder alles gedaan binnen de mogelijkheden die hij had. Dat klager de hem opgelegde maatregel als zeer ingrijpend heeft ervaren, maakt dat – hoe invoelbaar ook – niet anders.

4.2      De raad concludeert dat het onderzoek in verzet niet heeft geleid tot de vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter, waarmee de raad zich verenigt. Mitsdien zal het verzet als ongegrond moeten worden afgewezen.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven doormr. J.K.B. van Daalen, voorzitter, mrs. J.C. van den Dries, E.J.P.J.M. Kneepkens, J.J.M. Goumans, J.F.E. Kikken, leden, bijgestaan door mw. mr. Th.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 25 augustus 2014.

griffier                                                               voorzitter                                  

Deze beslissing is in afschrift op 26 augustus 2014

per aangetekende brief verzonden aan:

-     klager

-     verweerder

-     de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant

-     de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.