ECLI:NL:TADRSHE:2014:197 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch ZWB 189 - 2014

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2014:197
Datum uitspraak: 16-07-2014
Datum publicatie: 29-08-2014
Zaaknummer(s): ZWB 189 - 2014
Onderwerp: Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Door drie en halfjaar met indiening van de klacht te wachten redelijke termijn niet in acht genomen.

Beslissing van 16 juli 2014

in de zaak ZWB 189-2014

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen:

verweerder

De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland West-Brabant van 30 juni 2014 met kenmerk K14-007 , door de raad ontvangen op 1 juli 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1.           FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:

1.1         Verweerder heeft klaagster in de periode november 2009 tot 18 oktober 2010 in een civielrechtelijke procedure in eerste aanleg bijgestaan.

1.2         Verweerder heeft namens klaagster haar voormalig werkgever gedagvaard met een vordering wegens kennelijk onredelijk ontslag. De rechtbank heeft bij vonnis van 22 september 2010 de vordering afgewezen. Verweerder heeft klaagster over de kansen in hoger beroep negatief geadviseerd. Een andere advocaat heeft namens klaagster hoger beroep ingesteld. Bij arrest van 27 december 2011 heeft het hof het vonnis van de rechtbank bekrachtigd..

1.3         Klaagster heeft zich op 30 december 2011 beklaagd over het optreden van verweerder in bovenvermelde procedure. De Raad van Discipline heeft bij beslissing d.d. 15 april 2013 de klacht in alle onderdelen ongegrond verklaard.

1.4        Bij brief d.d.  6 januari 2014 heeft klaagster zich tot de deken gewend met nieuwe klachten tegen verweerder betreffende diens werkzaamheden in voormelde ontslagprocedure in de periode 2009-2010.

2.           KLACHT

2.1         De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.        verweerder klaagster niet heeft geinformeerd over het verloop van de procedure. Klaagster is er pas achter gekomen dat er een comparitie is gehouden en dat conclusies van re- en dupliek zijn ingediend omdat het gerechtshof klaagster in hoger beroep daarop heeft gewezen.

2.        verweerder heeft samengewerkt met de wederpartij tegen klaagster.

3.           VERWEER    

              Klaagster is aanwezig geweest bij de comparitiezitting van 19 augustus 2010 en heeft exemplaren van de re- en dupliek ontvangen.

4.           ONTVANKELIJKHEID

4.1         Op de klacht kan met toepassing van artikel 46 g van de Advocatenwet door de voorzitter worden beslist.

4.2          Hoewel in het tuchtrecht voor advocaten geen algemene verjarings- of vervaltermijnen (voor het indienen van een klacht) bestaan, brengt de rechtszekerheid voor de advocaat mee dat hij erop mag rekenen dat door hem verrichte werkzaamheden na het verstrijken van een - door de klager in acht te nemen - redelijke termijn niet meer ter discussie zullen worden gesteld.

4.3         De klacht heeft betrekking op werkzaamheden van verweerder in een ontslagprocedure in de periode 2009-2010. Klaagster heeft zich hierover op 6 januari 2014, derhalve drie en een half jaar nadat de werkzaamheden waarover wordt geklaagd hadden plaatsgevonden,  (opnieuw) met een klacht tot de deken gewend. Klaagster stelt haar klacht niet eerder te hebben kunnen indienen, aangezien zij pas tijdens de procedure bij het gerechtshof op de hoogte is geraakt van de tuchtrechtelijk verwijtbare gedragingen. Wat hiervan ook zij ,vast staat dat klaagster zich al op 30 december 2011 met klachten over het optreden van verweerder in de ontslagprocedure tot de deken heeft gewend, welke klacht  door de Raad van Discipline bij beslissing d.d. 15 april 2013 in alle onderdelen ongegrond is verklaard. Niet valt in te zien waarom klaagster de klachten die zij op 6 januari 2014 bij de deken heeft ingediend, niet in haar klaagschrift van 30 december 2011 had kunnen meenemen. Door met indiening hiervan daarna nog eens ruim twee jaar te wachten, terwijl sedert de beëindiging van de werkzaamheden waarop de eerdere klacht betrekking heeft al meer dan drie en een half  jaar waren verstreken, heeft klaagster de redelijke termijn niet in acht genomen. Omstandigheden die klaagster daartoe noodzaakten, zijn niet gesteld noch gebleken. De voorzitter zal de klacht in alle onderdelen als kennelijk niet-ontvankelijk afwijzen.

4.4         Ten overvloede overweegt de voorzitter dat uit de bijlagen bij de brief van verweerder aan de deken van 12 februari 2014 blijkt dat klaagster bij de comparitie van partijen voor de rechtbank op 19 augustus 2010 aanwezig was, en dat verweerder haar zijn conclusie van repliek en de conclusie van dupliek van de wederpartij heeft toegestuurd, en de inhoud daarvan deze vooraf resp. achteraf met verweerster heeft besproken. Ook indien klaagster in haar klacht zou zijn ontvangen, zou deze kennelijk ongegrond zijn verklaard. 

BESLISSING

De voorzitter:

wijst de klacht in alle onderdelen als kennelijk niet ontvankelijk af.

Aldus gegeven door mr. E.P. van Unen, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier op juli 2014.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 18 juli 2014

per gewone en per aangetekende post verzonden aan:

- klaagster

per gewone post verzonden aan:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland West-

  Brabant.

Ingevolge artikel 46h lid 1 van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland West-Brabant binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch, Postbus 3115, 4800 DC Breda (fax: 076-5490569) . Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge­lijk.

Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:

a.         Per post

Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te    worden toegezonden aan de griffie van de raad.

Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:

Postbus 3115, 4800 DC Breda

b.        Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Lage Mosten 7, Breda.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u vooraf telefonisch contact op te nemen met de griffie van de raad. Het telefoonnummer van de raad van discipline is : 076-54 90 568.

c.         Per fax

Het faxnummer van de raad van discipline is 076 – 54 90 569. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.