ECLI:NL:TADRSHE:2014:18 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch ZWB 131 - 2013

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2014:18
Datum uitspraak: 03-02-2014
Datum publicatie: 05-02-2014
Zaaknummer(s): ZWB 131 - 2013
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. zijn medeadvocaten, subonderwerp: Overname van zaken
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Verweerster heeft het dossier vervolgens op het eerste verzoek aan mr. X overgedragen, waarna de appelzaak door mr. X is behandeld. Klager heeft aldus geen enkel nadeel ondervonden. Niet is komen vast te staan dat werkzaamheden zijn gedeclareerd anders dan de door mr X verrichte werkzaamheden ten tijde van diens dienstverband bij het kantoor van verweerster, welke werkzaamheden aan het kantoor van verweerster dienen te worden vergoed. NIet gebleken dat dubbel is gedeclareerd. Klacht ongegrond.  

Beslissing van 3 februari 2014

in de zaak ZWB 131-2013

naar aanleiding van de klacht van:

A.

klager

tegen:

B.

                                        verweerster

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 22 april 2013 met kenmerk K12-143, door de raad ontvangen op 23 april 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland West-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 2 december 2013 in aanwezigheid van klager en verweerster . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3      De raad heeft kennis genomen van:

-     de brief van de deken d.d. 22 april 2013, met bijlagen.

2          FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1      Klager is op 6 oktober 2010 door het Juridisch Loket voor de procedure in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter verwezen naar het kantoor van verweerster. Klager heeft hierna een gesprek gevoerd met mr. X, toenmalig kantoorgenoot van verweerster.

2.2      De Raad voor Rechtsbijstand heeft bij beslissing d.d. 4 november 2010 de toevoegingsaanvraag afgewezen wegens overschrijding van de wettelijk vastgestelde financiële grenzen.

2.3      Verweerster heeft klager bij brief d.d. 21 februari 2011 bericht dat mr X met ingang van 1 maart 2011 niet meer op haar kantoor werkzaam zou zijn. Zij heeft klager bericht dat de behandeling van zijn zaak op haar kantoor zou worden voortgezet.

2.4      Klager heeft op 1 maart 2011 een machtiging ondertekend, waarin hij aangaf dat hij wenste dat mr X de behandeling van de zaak zou voortzetten. Na bemiddeling door de Raad van Toezicht over de overdracht van dossiers tussen verweerster en mr X, heeft mr X besloten het dossier bij het kantoor van verweerster in behandeling te laten.

2.5      Verweerster heeft klager bij brief d.d. 25 juni 2012 bericht dat de strafzaak in hoger beroep zou worden behandeld door het gerechtshof op 30 juli 2012. Op verzoek van klager is de zaak alsnog overgedragen aan mr. X. De partner van klager heeft de stukken op 16 juli 2012 opgehaald.

3          klacht

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.         verweerster het dossier van klager niet overeenkomstig de haar bekende wens van klager dat mr. X zijn zaak zou behandelen, aan mr. X heeft overgedragen;

2.         verweerster, ondanks verzoek van klager, geen specificatie van de laatste factuur ad € 365,40 heeft gegeven.

                        Klager heeft het volgende ter toelichting op zijn klacht naar voren gebracht:

3.2      Nadat mr. X klager telefonisch had verteld dat hij bij een ander kantoor ging werken en klager had geantwoord dat hij met hem verder wilde gaan, kreeg klager opeens een brief van (het kantoor van) verweerster waarin werd meegedeeld wanneer het hoger beroep zou dienen. Kennelijk had verweerster het dossier niet, overeenkomstig de haar bekende wens van klager, aan mr. X gegeven.

3.3      (Het kantoor van) verweerster heeft klager eerst een declaratie van € 730,95 gestuurd en deze na telefonisch contact met klaagster teruggebracht tot € 365,40. Ondanks verzoek van klager heeft verweerster geen specificatie van deze laatste declaratie gegeven.

4          VERWEER

4.1      Verweerster heeft in eerste instantie appel ingesteld tegen het vonnis van de politierechter. In overleg met klager heeft mr. X, op dat moment als advocaat-stagiaire bij het kantoor van verweerster werkzaam, de zaak voor klager verder behandeld. Mr. X heeft in februari 2011 te kennen gegeven het kantoor van verweerster te verlaten. De zaak bleef bij het kantoor van verweerster in behandeling. Verweerster heeft klager hiervan op schriftelijk op de hoogte gesteld.

4.2      Verweerster heeft klager bij brief d.d. 25 juni 2012 bericht dat de strafzaak in hoger beroep zou worden behandeld door het gerechtshof op 30 juli 2012. De partner van klager heeft verweerster telefonisch bericht dat mr. X de zaak diende te behandelen. Verweerster heeft zich niet verzet tegen overname van de zaak. De partner van klager heeft de stukken op 16 juli 2012 opgehaald. Er was toen nog ruimschoots de tijd om de zitting voor te bereiden.

4.3      Voor klager was een toevoeging aangevraagd, maar deze werd afgewezen vanwege de inkomensgrens. Aan klager is op 9 november 2010 en op 8 juni 2011 een factuur gestuurd voor door het kantoor van verweerster verrichte werkzaamheden. In juli 2011 is desgevraagd een specificatie aan klager verstrekt. Klager heeft de factuur van 8 juni 2011 betaald, maar de factuur van 9 november 2010 onbetaald gelaten. Verweerster heeft deze factuur ter incasso aan de deurwaarder uit handen gegeven.

5          BEOORDELING

5.1      In het eerste onderdeel van de klacht beklaagt klager zich erover dat verweerster het dossier niet overeenkomstig de wens van klager aan mr. X heeft overgedragen.

5.2      Uit de aan de raad overgelegde stukken en uit hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, is gebleken dat een dispuut is ontstaan tussen (het kantoor van) verweerster en mr. X over het meenemen of achterlaten van zaken die bij mr. X in behandeling waren tijdens diens dienstverband bij het kantoor van verweerster. Bemiddeling door de deken heeft geleid tot achterlating door mr. X van het dossier van klager bij het kantoor van verweerster. Toen verweerster klager in juni 2012 op de hoogte stelde van de ontvangst van de appeldagvaarding heeft klager te kennen gegeven dat hij wenste dat mr. X zijn zaak zou behandelen. Verweerster heeft het dossier vervolgens, op het eerste verzoek van althans namens klager, tijdig aan mr. X overgedragen, die de appelzaak feitelijk heeft behandeld. Klager heeft aldus geen enkel nadeel ondervonden van het feit dat het dossier niet eerder aan mr. X werd overgedragen, op grond waarvan het eerste onderdeel van de klacht als ongegrond zal worden afgewezen.

5.3      In het tweede onderdeel van de klacht beklaagt klager zich erover dat hij geen specificatie heeft ontvangen van de factuur d.d. 8 juni 2011. Verweerster heeft op 5 juli 2011 desgevraagd een specificatie van haar werkzaamheden aan klager gezonden. Hoewel deze specificatie niet vermeldt op welke data welke werkzaamheden zijn verricht, staat er wel in dat deze betrekking heeft op de facturen van 9 november 2010 en 8 juni 2011. Het moge zo zijn dat klager ervan uit is gegaan dat de factuur van 8 juni 2011 een creditering voor de helft van de factuur van 9 november 2011 betrof, maar de juistheid van deze veronderstelling blijkt noch uit de facturen, noch uit de specificatie die op 5 juli 2011 aan klager is gezonden. Aan klager zijn twee afzonderlijke facturen verzonden, waarbij de tweede factuur toevalligerwijs de helft bedroeg van de eerste. Aan klager is geen creditnota gezonden, zodat de conclusie van klager dat de factuur d.d. 8 juni 2011 een halvering was van de factuur van 9 november 2010 niet door de stukken wordt onderbouwd.

5.4      De raad geeft aan klager toe dat de specificatie d.d. 5 juli 2011 onvoldoende inzicht biedt in de aard en de duur van de door het kantoor van verweerster verrichte werkzaamheden en met name in de data waarop deze zijn verricht. De raad heeft evenwel niet kunnen vaststellen dat door verweerster andere werkzaamheden zijn gedeclareerd dan verricht door mr. X tijdens diens dienstverband bij het kantoor van verweerster, welke werkzaamheden aldus aan het kantoor van verweerster dienen te worden vergoed. Nu door klager geen facturen van mr. X zijn overgelegd kan ook niet worden vastgesteld dat hij aan klager diezelfde werkzaamheden nogmaals in rekening heeft gebracht. De raad zal daarom het tweede onderdeel van de klacht eveneens ongegrond verklaren.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klacht in beide onderdelen ongegrond

Aldus gegeven door : mr. E.P. van Unen, voorzitter, mrs. S.A.R. Lely, A.L.W.G. Houtakkers, P.A.M. van Hoef en J.D.E. van den Heuvel, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 3 februari 2014 .

griffier                                                                         voorzitter                                  

Deze beslissing is in afschrift op 4 februari 2014

per aangetekende brief verzonden aan:

-        klager

-        verweerder

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland West-

       Brabant

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-        verweerder

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

en voor zover de klacht ongegrond verklaard is tevens door:

-      klager

-         de deken van de orde van advocaten te Zeeland West-Brabant

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.    Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.    Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.    Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl