ECLI:NL:TADRSHE:2014:139 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch L 285 - 2013
ECLI: | ECLI:NL:TADRSHE:2014:139 |
---|---|
Datum uitspraak: | 02-06-2014 |
Datum publicatie: | 11-06-2014 |
Zaaknummer(s): | L 285 - 2013 |
Onderwerp: | Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt |
Beslissingen: | Voorwaardelijke schorsing |
Inhoudsindicatie: | Verweerder heeft niet gereageerd op telefoontjes van klager en niet gereageerd op een brief van klager van 21 december 2012. Klacht gegrond; voorwaardelijke schorsing twee weken. |
Beslissing van 2 juni 2014
in de zaak L 285 - 2013
naar aanleiding van de klacht van:
klager
tegen:
verweerder
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief aan de raad van 17 september 2013 met kenmerk DOK 118, door de raad ontvangen op 18 september 2013, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 7 april 2014 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van de brief van de deken van 17 september 2013 met de daarbij behorende bijlagen.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:
2.1 Verweerder heeft klager vanaf medio 2006 tot en met begin 2011 bijgestaan in een geschil met de wederpartij van klager, die door klager aansprakelijk was gesteld. Verweerder heeft enige tijd gecorrespondeerd met de wederpartij van klager over de aansprakelijkstelling van klager. Bij brief van 28 januari 2011 heeft de wederpartij van klager aan verweerder te kennen gegeven dat de vordering van klager volgens hem reeds lang was verjaard, zodat daarmee de discussie met klager als gesloten werd beschouwd. Bij brief van 21 december 2012 heeft klager zich met een aantal klachten tot verweerder gewend en zijn ontevredenheid geuit. Doordat op deze brief niet werd gereageerd heeft klager zich bij brief van 10 januari 2013 met de onderhavige klacht tot de deken gewend.
3 klacht
De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
1) verweerder niet reageert op telefonische benaderingen van klager vanaf de ontvangst van de brief van de wederpartij van klager van 28 januari 2011,
2) verweerder niet reageert op de brief van klager van 21 december 2012.
4 VERWEER
4.1 Verweerder ontkent dat door hem niet is gereageerd op telefonische benaderingen door klager vanaf de ontvangst van de brief van de wederpartij van 28 januari 2012. Verweerder geeft aan dat deze brief direct aan klager is doorgezonden en dat deze uitvoerig met klager is besproken. Verweerder geeft daarnaast aan dat klager nimmer enige ontevredenheid over de communicatie met verweerder heeft geuit, totdat verweerder klager een rappèl heeft gezonden inzake de betaling van een nog openstaande factuur van verweerder.
4.2 Verweerder is dan ook van mening dat door hem niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is gehandeld.
5 BEOORDELING
Ad klachtonderdeel 1
5.1 De raad stelt vast dat de wederpartij van klager aan verweerder een brief heeft gezonden op 28 januari 2011, waarin een gemotiveerd beroep op verjaring wordt gedaan. Klager stelt dat verweerder deze brief aan hem heeft toegezonden, zonder dat verweerder die brief met klager heeft besproken. Klager heeft regelmatig getracht verweerder telefonisch te bereiken, hetgeen maar niet lukte. Verweerder stelt dat hij de brief wel degelijk met klager heeft besproken, maar weet niet wanneer dat precies geweest is en kan zijn stelling op dat punt ook niet onderbouwen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft verweerder erkend dat het goed mogelijk is dat telefoontjes van klager niet zijn beantwoord. Nu uit de uitdraai van de urenspecificatie van verweerder evenmin blijkt dat na 28 januari 2011 enige bespreking of andere vorm van overleg met klager heeft plaatsgevonden, gaat de raad ervan uit dat een dergelijk overleg niet heeft plaatsgevonden. Het voorgaande betekent dat de klacht van klager gegrond is.
Ad klachtonderdeel 2
5.2 Verweerder erkent dat hij niet inhoudelijk heeft gereageerd op de brief van klager van 21 december 2012. Desgevraagd gaf verweerder tijdens de mondelinge behandeling aan dat hij niet op de brief heeft gereageerd, omdat die brief hem boos maakte en hij het niet nodig vond om daarop te reageren. De raad is van oordeel dat het op de weg van verweerder had gelegen om wel op de brief van klager te reageren. Ook het tweede klachtonderdeel is derhalve gegrond.
MAATREGEL
Bij het opleggen van de hierna te noemen maatregel weegt de raad mee dat in het recente verleden door de raad aan verweerder verschillende maatregelen, waaronder diverse berispingen, zijn opgelegd terzake de kwaliteit van zijn dienstverlening en de communicatie met zijn cliënten.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht gegrond;
- legt aan verweerder op de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van twee weken;
- bepaalt dat deze maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd tenzij de raad van discipline later anders mocht bepalen op de grond dat verweerder zich binnen de hierna te melden proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een in artikel 46 van de Advocatenwet bedoelde gedraging;
- stelt de proeftijd op een periode van twee jaar, ingaande op de dag dat deze beslissing onherroepelijk wordt.
Aldus gewezen door mr. J.K.B. van Daalen, voorzitter, mrs. J.C. van den Dries, E.J.P.J.M. Kneepkens, J.J.M. Goumans, J.F.E. Kikken, leden, bijgestaan door mr. C.M. van den Reek, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 2 juni 2014.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 3 januari 2014
per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door :
- verweerder
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
en voor zover de klacht ongegrond is verklaard tevens door:
- klager
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg.
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 9679, 4801 LT Breda
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl.
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl