ECLI:NL:TADRSHE:2014:103 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch L 92 - 2014

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2014:103
Datum uitspraak: 01-05-2014
Datum publicatie: 09-05-2014
Zaaknummer(s): L 92 - 2014
Onderwerp: Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in overige hoedanigheden
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:  Negatief advies van bijzonder curator dient bij civiele rechter te worden beslist. Klacht kennelijk ongegrond.

Beslissing van  1 mei 2014

in de zaak L 92-2014

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

Aangezien verweerster deel uitmaakt van de raad van toezicht van de orde van advocaten in het arrondissement Oost-Brabant heeft de deken van de orde van advocaten in dit arrondissement de klacht dd. 14 oktober 2013 van klager tegen verweerster bij brief dd. 12 november 2013 doorgezonden aan de raad van discipline.

De voorzitter van de raad van discipline heeft bij beslissing 21 november 2013 de klacht ter behandeling verwezen naar de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Limburg

De voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg van 9 april 2014 met kenmerk DOK 400 , door de raad ontvangen op 10 april 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1.           FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:

1.1         Verweerster is bij beschikking dd. 14 december 2012 met het oog op een door klager te voeren procedure tot het verkrijgen van vervangende toestemming tot erkenning betreffende de minderjarigen N en K, door de rechtbank benoemd tot bijzonder curator over deze minderjarigen.

1.2         Verweerster heeft op 18 januari 2013 verslag uitgebracht van haar bevindingen. Verweerster concludeerde dat toewijzing van het verzoek van klager tot erkenning van de minderjarigen N en K niet in het belang was van deze minderjarige kinderen.

1.3         Op 22 januari 2013 heeft een mondelinge behandeling van het verzoek tot erkenning van klager plaatsgevonden. Verweerster was bij de mondelinge behandeling aanwezig. De rechtbank heeft bij beslissing dd. 5 februari 2013 de raad van de kinderbescherming verzocht nader onderzoek te doen naar het belang van de kinderen. De raad voor de Kinderbescherming heeft op 15 augustus 2013 een rapport uitgebracht. Op 10 december 2013 heeft een voortgezette mondelinge behandeling van het verzoek van klager tot erkenning plaatsgevonden.

1.4         Klager heeft zich op 14 oktober 2013 beklaagd over het optreden van verweerster.

2.                KLACHT

2.1         De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerster zich in haar hoedanigheid van bijzonder curator jegens klager een zodanige houding heeft aangenomen en de rechtbank zodanig onjuist heeft geadviseerd dat daardoor de belangen van klager zijn geschaad.

Klager heeft ter toelichting op zijn klacht het volgende naar voren     gebracht:

2.2       Verweerster heeft door verklaringen van de minderjarigen N en K achter te houden en de valse beschuldigingen van de moeder over te nemen haar negatieve advies omtrent het verzoek tot erkenning kunnen onderbouwen.

3.                VERWEER

Primair:

        Klager dient niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn klacht , aangezien het optreden van verweerster in haar hoedanigheid niet onder tuchtrechtelijke controle staat, tenzij zich in die hoedanigheid haar taak zodanig zou hebben verwaarloosd of zij zich zodanig zou hebben misdragen dat zij geacht moet worden zich te hebben schuldig gemaakt aan handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt.

Subsidiair:

        De taak van verweerster beperkte zich tot advies betreffende de door klager verzochte erkenning van de minderjarigen N en K. Verweerster heeft geadviseerd conform het bepaalde in artikel 1:204 lid 3 BW en de bestaande jurisprudentie en niet met het oogmerk om de minderjarigen en/of klager leed toe te brengen. Verweerster heeft zich niet door de moeder van de minderjarigen laten beïnvloeden en is bij haar advisering niet partijdig geweest. Verweerster heeft niet geadviseerd in de kwesties betreffende de omgang tussen klager en de minderjarigen N en K en evenmin ten aanzien van de ondertoezichtstelling.

4.           BEOORDELING

4.1         Het in de advocatenwet geregelde tuchtrecht betrekking heeft op het handelen en nalaten van advocaten en beoogt een behoorlijke beroepsuitoefening te waarborgen. Wanneer een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid dan die van advocaat, blijft het advocatentuchtrecht in die zin voor hem of haar gelden, dat indien die advocaat zich bij de vervulling van diens andere hoedanigheid zodanig gedraagt dan wel misdraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt ondermijnd, sprake kan zijn van een handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt, waarvan de advocaat een tuchtrechtelijk verwijt gemaakt kan worden. Het verweer dat een klacht tegen een advocaat in een andere hoedanigheid als niet-ontvankelijk dient te worden afgewezen, treft derhalve geen doel.

4.2         Uit de aan de raad gestelde stukken is gebleken dat verweerster in haar hoedanigheid van bijzonder curator over de minderjarige kinderen N en K gesprekken heeft gevoerd met de moeder van de minderjarige kinderen en met klager, waarbij zij op grond van haar bevindingen tot een voor klager negatief advies is gekomen. Klager heeft geen concrete feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit blijkt dat verweerster zich daarbij heeft laten beïnvloeden door de moeder van de minderjarigen dan wel zich anderszins partijdig heeft opgesteld. Verweerster heeft onderzoek gedaan en is op basis van haar bevindingen tot een advies gekomen. Dat klager het niet eens is met de conclusie van verweerster, betekent niet dat verweerster zich in haar hoedanigheid van bijzonder curator zodanig heeft gedragen dat het vertouwen in de advocatuur is geschaad. Voor zover klager het niet eens was met het advies van verweerster, lag het op zijn weg om zijn standpunt aan de civiele rechter kenbaar te maken, waarna het oordeel over het verzoek tot erkenning aan de civiele rechter is voorbehouden.

4.3         De voorzitter zal de klacht op grond van het bovenstaande als kennelijk ongegrond afwijzen.

BESLISSING

De voorzitter:

verklaart klager ontvankelijk in zijn klacht;

wijst de klacht als kennelijk ongegrond af.

Aldus gegeven door mr. W.E.A. Gimbrere-Straetmans, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier op  1 mei 2014.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 6 mei 2014

per aangetekende en per gewone post verzonden aan:

- klager

per gewone post verzonden aan:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg.

Ingevolge artikel 46h lid 1 van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch, Postbus 3115, 4800 DC Breda (fax: 076-5490569) . Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge­lijk.

Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:

a.        Per post

Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te    worden toegezonden aan de griffie van de raad.

Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:

Postbus 3115, 4800 DC Breda

b.        Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Lage Mosten 7, Breda.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u vooraf telefonisch contact op te nemen met de griffie van de raad. Het telefoonnummer van de raad van discipline is : 076-54 90 568.

c.         Per fax

Het faxnummer van de raad van discipline is 076 – 54 90 569. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.