ECLI:NL:TADRSHE:2013:YA4346 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch MB 224-2012

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2013:YA4346
Datum uitspraak: 13-05-2013
Datum publicatie: 01-06-2013
Zaaknummer(s): MB 224-2012
Onderwerp: Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Door vijf jaar te wachten met het indienen van de klacht heeft klager de redelijke termijn waarbinnen een klacht moet worden ingediend overschreden.  Klacht niet-ontvankelijk.

Beslissing van 13 mei 2013

in de zaak MB 224-2012

naar aanleiding van de klacht van:

A

klager

tegen:

B

verweerder

1               Verloop van de procedure

1.1         Bij brief aan de raad van 14 augustus 2012 met kenmerk MD , door de raad ontvangen op 16 augustus 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement M, thans arrondissement ZWB de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2         De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 18 maart 2013 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3         De raad heeft kennisgenomen van:

-          de brief van de deken van 14 augustus 2012, met bijlagen;

2               FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1         Klager is in de periode 2002-2004 door een voormalig kantoorgenote van verweerder, hierna mr. X, bijgestaan in een alimentatiekwestie. Mr. X had een verzoek tot wijziging alimentatie bij de rechtbank ingediend. De rechtbank heeft het verzoek toegewezen, waarna de wederpartij hoger beroep heeft ingesteld. Verweerder heeft de zaak in augustus 2004 wegens ziekte van mr. X  overgenomen. Op 15 oktober 2004 heeft een mondelinge behandeling bij het gerechtshof plaatsgevonden. Verweerder heeft klager bij de voorbereiding van de zitting en ter zitting  bijgestaan. Hierna zijn door verweerder geen werkzaamheden meer verricht. Verweerder heeft zijn toenmalige kantoor in november 2004 verlaten.

2.2         Voor de werkzaamheden van verweerder zijn een drietal declaraties verzonden, welke door klager onbetaald zijn gelaten. Klager heeft bezwaar gemaakt tegen de hoogte van het totaal door hem aan mr. X en verweerder verschuldigde bedrag voor de rechtsbijstand in de alimentatiekwestie. Verweerder heeft, na zijn vertrek van zijn toenmalige kantoor, geen rol gespeeld in het dispuut over de declaraties.

2.3         Wegens ziekte van mr. X heeft pas in 2007-2008 met mr. X overleg plaats gevonden over de declaraties. Dit overleg heeft niet tot een oplossing geleid. Eind 2008 is het declaratiegeschil voorgelegd aan de Geschillencommissie. De Geschillencommissie heeft op 8 oktober 2009 een bindend advies gegeven. De Geschillencommissie heeft overwogen dat het totaalbedrag van de reeds verzonden en nog openstaande declaraties de commissie gelet op de verrichtingen van de advocaat en het belang van de zaak bovenmatig voorkwam. De Geschillencommissie was van oordeel dat mr. X voor wat betreft de wijze van declareren niet had gehandeld zoals van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat mag worden verwacht. Het declaratiebedrag werd vastgesteld op het reeds door klager betaalde bedrag. Verweerder is niet betrokken geweest bij de procedure bij de Geschillencommissie.

2.4         Klager heeft zich bij brief dd. 7 december 2009 beklaagd over het optreden van verweerder.

3               KLACHT

3.1         De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerder in een alimentatiekwestie excessief heeft gedeclareerd.

Klager heeft als toelichting op zijn klacht het volgende naar voren gebracht:

3.2         De zaak van klager betrof een routine alimentatiezaak zonder grote complicaties. Mr. X en verweerder hebben in deze kwestie 14 declaraties ingediend voor in totaal 100 uren arbeid. Klager heeft tussentijds bij herhaling bezwaar gemaakt tegen de hoogte van de declaraties. Hierdoor is het bedrag van de declaraties teruggebracht van € 18.910,22 tot €14.846,05. Daarvan heeft klager een bedrag van € 10.692,51 betaald, zijnde de eerste 11 declaraties. De laatste drie declaraties heeft klager onbetaald gelaten.

3.3         Het is klager bekend geworden dat zijn ex-echtgenote voor dezelfde procedure een bedrag van € 4.400,- heeft betaald. Een latere praktisch identieke procedure heeft klager substantieel minder gekost.

3.4         Klager had aan de Geschillencommissie alle declaraties ter beoordeling voorgelegd, maar de Geschillencommissie heeft de door klager reeds betaalde declaraties ten onrechte buiten beschouwing gelaten.

4               VERWEER

4.1         De klacht is niet binnen een redelijk termijn ingediend en dient daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard. Een klachtprocedure is bovendien niet bedoeld om declaraties te beoordelen.

4.2         Verweerder is sedert 2004 niet meer op zijn voormalige kantoor werkzaam en heeft sindsdien geen contact meer gehad met klager.

4.3         De bemoeienis van verweerder in de zaak van klager is beperkt gebleven tot het waarnemen van de werkzaamheden van mr. X gedurende de periode van eind augustus tot 15 oktober 2004. De drie declaraties die betrekking hebben op de werkzaamheden van verweerder zijn niet excessief.

5        ONTVANKELIJKHEID

5.1    In het tuchtrecht voor advocaten bestaan geen algemene termijnen voor verjaring of verval betreffende het indienen van een klacht. Bij de beoordeling van een verweer tot niet-tijdige indiening van een klacht moeten twee belangen tegen elkaar worden afgewogen, enerzijds de rechtszekerheid voor de advocaat dat door hem verrichte werkzaamheden na het verstrijken van een redelijke termijn niet meer ter discussie zullen worden gesteld en anderzijds het maatschappelijk belang dat het optreden van een advocaat door de tuchtrechter getoetst kan worden. Daarbij is van belang op welk tijdstip klager kennis heeft gekregen van het door hem gewraakte handelen van de advocaat en de vraag of de advocaat door het tijdsverloop in zijn verdediging is belemmerd. De raad zal de ontvankelijkheid van de klacht aan de hand van dit uitgangspunt beoordelen.

5.2    Verweerder heeft in oktober 2004 zijn werkzaamheden voor klager beëindigd. Hierna is geen contact meer geweest tussen klager en verweerder. Verweerder heeft geen rol gespeeld in het dispuut over de declaraties en was niet op de hoogte van de procedure bij de Geschillencommissie.

5.3    Klager heeft, nadat verweerder zijn werkzaamheden voor klager had beëindigd, een periode van ruim vijf jaar gewacht alvorens een klacht tegen verweerder in te dienen. De raad is van oordeel dat klager hiermee de redelijke termijn waarbinnen een klacht moet worden ingediend heeft overschreden en zal op grond hiervan klager niet-ontvankelijk verklaren in zijn klacht.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart klager niet ontvankelijk in zijn klacht tegen verweerder.

Aldus gegeven door mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter, mrs. A. Groenewoud, L.J.G. de Haas, M.B.Ph. Geeraedts en H.C.M. Schaeken, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 13 mei 2013 .

                        griffier                                                    voorzitter                                    

Deze beslissing is in afschrift op

per aangetekende brief verzonden aan:

-       klager

-       verweerster

-       de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement ZWB

-       de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-               klager

-                       verweerster

-                       de deken van de orde van advocaten te ZWB

-                       de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.             Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.             Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.             Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl