ECLI:NL:TADRSHE:2013:YA4345 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch MB 223-2012

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2013:YA4345
Datum uitspraak: 13-05-2013
Datum publicatie: 01-06-2013
Zaaknummer(s): MB 223-2012
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Vanaf het begin geklaagd over declaraties. Door omstandigheden die klager niet kunnen worden tegengeworpen volgde pas na 3-4 jaar na beëindiging van de werkzaamheden overleg over de declaraties en na 5 jaar een uitspraak van de geschillencommissie. Wel ontvankelijk. Als niet betwist staat vast dat de declaratie van verweerster aan klager uiteindelijk met een zo groot bedrag is verminderd, dat de raad op grond hiervan tot het oordeel komt dat het oorspronkelijk aan klager in rekening gebrachte bedrag als excessief dient te worden beschouwd. Verweerster niet betrokken geweest bij overleggen van producties aan geschillencommissie. Ter zake valt haar geen tuchtrechtelijk verwijt te maken. Klacht gedeeltelijk gegrond; enkele waarschuwing

Beslissing van 13 mei 2013

in de zaak MB 223-2012

naar aanleiding van de klacht van:

A

klager

tegen:

B

verweerster

1               Verloop van de procedure

1.1         Bij brief aan de raad van 14 augustus 2012 met kenmerk M , door de raad ontvangen op 16 augustus 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement M, thans ZWB de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2         De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 18 maart 2013 in aanwezigheid van   klager . Verweerster heeft de raad bij brief van 1 maart 2013 bericht om gezondheidsredenen niet aanwezig te zullen zijn bij de mondelinge behandeling. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3         De raad heeft kennisgenomen van:

-          de brief van de deken van 14 augustus 2012, met bijlagen;

-          de brief van verweerster van 1 maart 2013

2               FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1         Verweerster heeft klager in de periode 2002-2004 bijgestaan in een alimentatiekwestie. Verweerster heeft een verzoek tot wijziging alimentatie bij de rechtbank ingediend. De rechtbank heeft het verzoek toegewezen, waarna de wederpartij hoger beroep heeft ingesteld. In verband met ziekte van verweerster is de zaak in augustus 2004 aan een kantoorgenoot overgedragen. In oktober 2004 heeft een mondelinge behandeling bij het gerechtshof plaatsgevonden. Na ontvangst van de uitspraak van het gerechtshof zijn noch door verweerster noch door haar kantoorgenoot nog werkzaamheden verricht. Er resteerden nog drie openstaande declaraties, waartegen klager heeft geprotesteerd. Wegens ziekte van verweerster heeft pas in 2007-2008 overleg plaats gevonden over de declaraties. Dit overleg heeft niet tot een oplossing geleid.

2.2         Eind 2008 is het declaratiegeschil voorgelegd aan de Geschillencommissie. De Geschillencommissie heeft op 8 oktober 2009 een bindend advies gegeven. De Geschillencommissie heeft overwogen dat het totaalbedrag van de reeds verzonden en nog openstaande declaraties de commissie gelet op de verrichtingen van de advocaat en het belang van de zaak bovenmatig voorkwam. De Geschillencommissie was van oordeel dat verweerster voor wat betreft de wijze van declareren niet heeft gehandeld zoals van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat mag worden verwacht. Het declaratiebedrag werd vastgesteld op het reeds door klager betaalde bedrag van € 10.692,51.

2.3         Klager heeft zich bij brief dd. 7 december 2009 beklaagd over het optreden van verweerster.

3               KLACHT

3.1         De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.           zij in een alimentatiekwestie excessief heeft gedeclareerd

2.           zij aantoonbaar heeft gemalverseerd bij het overleggen van bewijsstukken aan de Geschillencommissie Advocatuur.

Klager heeft als toelichting op zijn klacht het volgende naar voren gebracht:

3.2         De zaak van klager betrof een routine alimentatiezaak zonder grote complicaties. Verweerster en haar vervanger hebben in deze kwestie 14 declaraties ingediend voor in totaal 100 uren arbeid. Klager heeft tussentijds bij herhaling bezwaar gemaakt tegen de hoogte van de declaraties. Hierdoor is het bedrag van de declaraties teruggebracht van € 18.910,22 tot €14.8436,05. Daarvan heeft klager een bedrag van € 10.692,51 betaald, zijnde de eerste 11 declaraties. De laatste drie declaraties heeft klager onbetaald gelaten. Zijn klacht heeft geen betrekking op de hoogte van het tarief, maar op het grote aantal in rekening gebrachte uren.

3.3         Het is klager bekend geworden dat zijn ex-echtgenote voor dezelfde procedure een bedrag van € 4.400,- heeft betaald. Een latere praktisch identieke procedure heeft klager substantieel minder gekost.

3.4         Klager had aan de Geschillencommissie alle declaraties ter beoordeling voorgelegd, maar de Geschillencommissie heeft de betaalde declaraties ten onrechte buiten beschouwing gelaten.

4               VERWEER

4.1         De procedure was ingewikkeld met de nodige complicaties en risico’s. Bij het maken van de alimentatieafspraken was afgeweken van de wettelijke maatstaven, wat toetsing aan verzwaarde criteria met zich meebrengt. Er was derhalve meer tijd en inspanning nodig dan in een standaard alimentatieprocedure. De met instemming van klager ingeschakelde stagiaire heeft tegen een lager uurtarief gewerkt, wat kostenbesparend heeft gewerkt.

4.2         Het is mogelijk dat de advocaat van de wederpartij minder in rekening heeft gebracht. Klager was initiatiefnemer in de procedure en had daarmee een zwaardere stelplicht en bewijslast dan de wederpartij.

5               ONTVANKELIJKHEID

5.1         De raad is van oordeel dat klager in zijn klacht tegen verweerster kan worden ontvangen. Weliswaar heeft klager pas 5 jaar nadat verweerster haar werkzaamheden voor klager heeft beëindigd een klacht tegen verweerster heeft ingediend, daar staat tegenover dat wegens redenen die klager niet kunnen worden tegengeworpen pas in 2007-2008 overleg met verweerster heeft plaatsgevonden over de aan klager verzonden declaraties, welk overleg is uitgemond in een procedure bij de Geschillencommissie, waarin op 8 oktober 2009 uitspraak is gedaan. Klager heeft na de beëindiging van de werkzaamheden contact gehouden met verweerster en vanaf het begin bezwaar gemaakt tegen de door verweerster verzonden declaraties.  

6               BEOORDELING

  Ad klachtonderdeel 1

6.1         De raad dient bij de beoordeling van de klacht uit te gaan van de aan de raad overgelegde stukken. De raad beschikt niet over de aan klager verstuurde declaraties, noch over het onderliggende dossier in de alimentatiekwestie.

6.2         Als niet betwist is komen vast te staan dat aanvankelijk een bedrag ad €18.910,22 aan klager in rekening is gebracht, welk bedrag na protest van klager is teruggebracht tot een bedrag van € 14.8436,05 , waarvan klager een bedrag van € 10.692,51 heeft betaald, zijnde de eerste 11 declaraties. De geschillencommissie heeft vervolgens geoordeeld dat er sprake was van bovenmatig declareren en dat de eisen van redelijkheid en billijkheid met zich mee brachten dat de declaraties dienden te worden verminderd tot het bedrag dat klager reeds aan verweerster had voldaan.

6.3         Het bovenstaande betekent dat het aanvankelijk in rekening gebrachte bedrag ad €18.910,22 is teruggebracht tot een bedrag van € 10.692,51. Voorzover dit niet juist was had het op de weg van verweerster gelegen dit te betwisten. Als niet betwist staat vast dat de declaratie van verweerster aan klager uiteindelijk met een zo groot bedrag is verminderd, dat de raad op grond hiervan tot het oordeel komt dat het oorspronkelijk aan klager in rekening gebrachte bedrag als excessief dient te worden beschouwd. De raad zal het eerste onderdeel van de klacht tegen verweerster gegrond verklaren. De raad acht ter zake oplegging van de maatregel van enkele waarschuwing passend en geboden.

   Ad klachtonderdeel 2

   6.4    Verweerster is wegens ziekte niet betrokken geweest bij de procesvoering bij de Geschillencommissie. Het kantoor van verweerster heeft de declaraties waarop het geschil betrekking had aan de Geschillencommissie overgelegd. Uit de aan de raad overgelegde stukken, noch uit het ter zitting verhandelde is gebleken dat hierbij sprake was van malversaties. Wat hiervan ook moge zijn, nu verweerster niet betrokken is geweest bij de overlegging van producties valt verweerster hiervan tuchtrechtelijk geen verwijt te maken. De raad zal het tweede onderdeel van de klacht daarom ongegrond verklaren.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart klachtonderdeel 1 gegrond en legt verweerster ter zake op de maatregel van enkele waarschuwing

verklaart klachtonderdeel 2 ongegrond

Aldus gegeven door mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter, mrs. A. Groenewoud, L.J.G. de Haas, M.B.Ph. Geeraedts en H.C.M. Schaeken, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 13 mei 2013 .

                        griffier                                                    voorzitter                                    

Deze beslissing is in afschrift op 14 mei 2013

per aangetekende brief verzonden aan:

-       klager

-       verweerster

-       de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement ZWB

-       de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-                       verweerster

-                       de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

en voorzover de klacht ongegrond is verklaard tevens door:

-               klager

-                       de deken van de orde van advocaten te Zeeland West-Brabant

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.             Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.             Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.             Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl