ECLI:NL:TADRSHE:2013:YA4203 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch L 23 - 2013

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2013:YA4203
Datum uitspraak: 08-02-2013
Datum publicatie: 23-04-2013
Zaaknummer(s): L 23 - 2013
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Gehandeld in het belang van zijn cliënte. Niet gebleken, dat verweerder daarbij de grens die hem jegens klaagster vrij stond heeft overgeschreden.

Beslissing van 8 februari 2013

in de zaak L 23 - 2013

naar aanleiding van de klacht van:

A

klaagster

tegen:

B.

verweerder

De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg van 21 januari 2013 met kenmerk DOK 7118, door de raad ontvangen op 22 januari 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1.           FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:

1.1         Verweerder treedt op als advocaat van de wederpartij van klaagster inzake een alimentatiekwestie.

2.           KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.                 verweerder door zijn uitlating dat klaagster misbruik maakte van recht het Verdrag van de rechten van de mens heeft geschonden;

2.                 verweerder in strijd met het EEX opdracht heeft gegeven tot betekening van een nog niet onherroepelijk vonnis van de rechtbank;

3.                 verweerder klaagster ten onrechte heeft beschuldigd de cliënt van verweerder met extra kosten op te zadelen;

4.                 verweerder zich schuldig heeft gemaakt aan leugens, bedrog en fraude: verweerder immers  heeft gelogen door zijn mededeling dat hij geen kopie van het beroepschrift van het gerechtshof had ontvangen en hij heeft voor zijn cliënt gebruik heeft gemaakt van de toevoeging van klaagster, wat frauduleus handelen oplevert;

5.                 verweerder klaagster in zijn brief aan de deken beschuldigt van smaad en laster, hetgeen verweerder ook al had gedaan in zijn pleidooi van 6 september 2012, waarvan hij in strijd met de procesorde geen kopie aan de belanghebbenden had uitgereikt.

3.                       VERWEER

    3.1         Verweerder acht zich gezien de proceshouding van klaagster, die tot een in het familierecht hoogst ongebruikelijke proceskostenveroordeling van klaagster heeft geleid, vrij om te stellen dat klaagster niet prudent met het procesrecht omgaat en dat zij de cliënt van verweerder enkel met slecht onderbouwde niet van juridisch relevante informatie voorziene procedures opzadelt. Klaagster onderbouwt niet hoe dit een schending der mensenrechten zou opleveren.

    3.2         Verweerder heeft over de meest recente betekening nog niets gesteld. Een discussie over het moment van betekening hoort overigens niet thuis bij de tuchtrechter.

    3.3         Het is niet aan klaagster om te bepalen wanneer een vonnis aan haar wordt betekend. De cliënt van verweerder hoeft hiervoor de beroepstermijn niet af te wachten. Op het moment van betekening was niet bekend dat hoger beroep was ingesteld. Dat klaagster zich op 29  mei 2012 in een van de vele dossiers heeft laten ontvallen dat aan haar een toevoeging voor het instellen van hoger beroep was verleend, betekende niet dat verweerder er van uit moest gaan dat hoger beroep daadwerkelijk was ingesteld, noch dat de cliënt van verweerder van daadwerkelijke indiening van het beroepschrift niet langer zou mogen overgaan tot het betekenen van het vonnis van de rechtbank aan klaagster. Feit is en blijft dat het hoger beroep pas is ingesteld nadat het vonnis aan klaagster was betekend.

   3.4          Verweerder had wel een mededeling ontvangen dat beroep was ingesteld, maar geen afschrift van het beroepschrift. Omdat hij zijn cliënt wilde informeren over het beroepschrift heeft hij aan de advocaat van klaagster om een afschrift verzocht. Verweerder ontving pas op 14 augustus 2012 een afschrift van het beroepschrift van het gerechtshof. Er is geen sprake van misbruik van recht, laat staan enige schending van klaagsters rechten op basis van een toevoeging en evenmin van leugens en bedrog, noch door verweerder, noch door zijn secretaresse.

   3.5          De door klaagster bedoelde aantekeningen betroffen handgeschreven aantekeningen, die voor eigen gebruik waren bedoeld. Verweerder heeft deze enkel op uitdrukkelijk verzoek van de rechter gekopieerd en aan betrokkenen overhandigd. In die aantekeningen had hij melding gemaakt van lasterlijke uitspraken in een fax van klaagster aan de rechtbank.

4.           BEOORDELING

    4.1         De klacht betreft het optreden van de advocaat van een wederpartij. Bij de beoordeling van een dergelijke klacht behoort er van te worden uitgegaan dat aan die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van de tegenpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. Een advocaat dient zich voorts te onthouden van het verstrekken van feitelijke gegevens waarvan hij weet, althans behoort te weten, dat die onjuist zijn. De voorzitter zal de klacht met inachtneming van deze uitgangspunten beoordelen.

4.2         In de klachtonderdelen 1 en 3 beklaagt klaagster zich erover dat verweerder klaagster heeft beschuldigd van misbruik van recht en dat zij de cliënt van verweerder onnodig op kosten heeft gejaagd, wat volgens klaagster een schending van het Verdrag van de rechten van de mens oplevert. In klachtonderdeel 2 beklaagt klaagster zich erover dat verweerder opdracht heeft gegeven tot betekening van een nog niet onherroepelijk vonnis van hetgeen schending van het EEX oplevert. Nu op geen enkele wijze is gebleken dat verweerder heeft gehandeld in strijd met het Verdrag van de rechten van de mens en het EEX verdrag en door klaagster geen enkel concreet feit naar voren is gebracht, waaruit van schending van voormelde verdragen blijkt, zal de voorzitter de klachtonderdelen 1, 2 en 3 als kennelijk ongegrond afwijzen.

4.3         Ook overigens is niet gebleken dat verweerder een tuchtrechtelijk verwijt te maken valt. Uit de aan de raad overgelegde stukken is gebleken dat verweerder via het gerechtshof (nog) geen afschrift van het beroepschrift van klaagster had ontvangen. Het staat een advocaat dan vrij aan de advocaat van de wederpartij om een afschrift van het beroepschrift te verzoeken. Het had zelfs op de weg van de advocaat van klaagster gelegen om uit eigen beweging een afschrift hiervan aan verweerder toe te sturen. Het stond verweerder eveneens vrij als advocaat van de wederpartij van klaagster diens standpunt naar voren te brengen. Toen

deze zich geconfronteerd zag met een grote hoeveelheid door klaagster aangespannen procedures, stond mocht verweerder dit namens zijn cliënt als misbruik van recht aan te duiden. Verweerder heeft aldus gehandeld in het belang van zijn cliënt. Het was voor verweerder eveneens geoorloofd om melding te maken dan wel een oordeel uit te spreken over uitlatingen van klaagster, die door hem klaarblijkelijk als smaad en laster zijn ervaren. Uit de aan de raad overgelegde stukken is niet gebleken dat verweerder zich nodeloos grievend jegens klaagster heeft uitgelaten. Op grond van het bovenstaande zal de voorzitter de klachtonderdelen 4 en 5 eveneens als kennelijk ongegrond afwijzen.

BESLISSING

De voorzitter:

wijst de klacht in alle onderdelen als kennelijk ongegrond af.

Aldus gegeven door mr. G.J.E. Poerink, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier op   8          februari 2013 .

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 12 februari 2013

per aangetekende post verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg.

Ingevolge artikel 46h lid 1 van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch, Postbus 3115, 4800 DC Breda (fax: 076-5490569) . Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge­lijk.

Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van   discipline:

a.         Per post

Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te    worden toegezonden aan de griffie van de raad.

Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:

Postbus 3115, 4800 DC Breda

b.         Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Lage Mosten 7, Breda.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u vooraf telefonisch contact op te nemen met de griffie van de raad. Het telefoonnummer van de raad van discipline is : 076-54 90 568.

c.         Per fax

Het faxnummer van de raad van discipline is 076 – 54 90 569. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.