ECLI:NL:TADRSHE:2013:YA4168 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch M213-2012

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2013:YA4168
Datum uitspraak: 25-03-2013
Datum publicatie: 23-04-2013
Zaaknummer(s): M213-2012
Onderwerp:
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Overige gronden
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Het feit dat verweerder gebruik maakt van kantoorpapier in een privékwestie levert voldoende verband met de praktijkuitoefening op om de klacht aan het advocatentuchtrecht te toetsen en ontvankelijk te verklaren. Onvoldoende is gebleken dat verweerder hierdoor bij derden onduidelijkheid heeft doen ontstaan over de hoedanigheid waarin hij optrad. Immers, hij heeft daarbij met zijn eigen naam ondertekend en zichzelf uitdrukkelijk als advocaat gepresenteerd. Klacht ongegrond.

Beslissing van 25 maart 2013

in de zaak M213-2012

naar aanleiding van de klacht van:

A

klager

tegen:

B

verweerder

1                Verloop van de procedure

1.1         Bij brief aan de raad van 2 augustus 2012 met kenmerk D, door de raad ontvangen op 3 augustus 2012 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement M, thans arrondissement L, de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2         De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 28 januari 2013 in aanwezigheid van klager, verweerder en zijn raadsman . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3          De raad heeft kennis genomen van:

-          Het klachtdossier;

-          Een brief van klager d.d. 11 december 2012, met bijlagen.

-          Een brief van  verweerder d.d. 7 januari 2013, met bijlagen.

2                FEITEN

2.1         Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter  zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

Klager en verweerder zijn op 8 oktober 2009 betrokken geraakt bij een aanrijding op de A2. Verweerder heeft op 9 oktober 2009 aangifte gedaan tegen klager wegens poging tot doodslag en doorrijden na aanrijding. Klager is bij vonnis van de kantonrechter in de Rechtbank R d.d. 12 mei 2011, veroordeeld wegens overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994. Bij arrest van 21 februari 2012 van het gerechtshof H is klager alsnog vrijgesproken. Verweerder heeft klager bij brief van 13 oktober 2009 civielrechtelijk aansprakelijk gesteld voor door hem geleden schade; verweerder heeft zowel in de strafrechtelijke procedure als in de civielrechtelijke kwestie, naar klager en diverse andere instanties, brieven geschreven op briefpapier van zijn kantoor. In de onderhavige klachtprocedure heeft verweerder, nadat klager door het gerechtshof was vrijgesproken, in zijn brief aan de deken d.d. 4 april 2012 het volgende geschreven:

“(…) De schuldvraag en de aansprakelijkheid, die ik overigens nog immer nadrukkelijk betwist, staan daarmee aantoonbaar in rechte in het geheel niet vast. Wat thans in rechte onherroepelijk vast staat, is enkel dat het hof klaarblijkelijk het door klager gepleegde strafbare feit niet wettig en overtuigend bewezen heeft geacht en hem daarvan heeft vrijgesproken”(…).

Door klager is aangifte bij de politie gedaan van valse aangifte door verweerder.

2.2         Bij brief van 29 februari 2012 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder .

3                KLACHT

3.1         De klacht houdt - zakelijk weergegeven -  het volgende in:

Verweerder gedraagt zich niet zoals een advocaat betaamt want hij heeft:

a.      jegens klager de toedracht van de aanrijding vals weergegeven in de aangifte van doorrijden na een aanrijding;

b.      willens en wetens een valse toedracht van de feiten weergegeven in de aangifte en diverse schrifturen;

c.      gebruik gemaakt van briefpapier van zijn kantoor terwijl het een privékwestie betreft, wat bedreigend en verwarrend over komt;

d.      klager beschuldigd van daderschap terwijl klager door het hof is vrijgesproken.

Ter onderbouwing van zijn klacht heeft klager verwezen naar de omstandigheid dat een onafhankelijke verkeersongevallendeskundige de valse lezing van verweerder heeft ontkracht en  naar de vrijspraak door het gerechtshof.

4                VERWEER

4.1         Verweerder heeft de klacht betwist. Dat klager door het hof is vrijgesproken betekent niet dat verweerders lezing van de feitelijke toedracht onjuist is. Verweerder is namens zichzelf opgetreden als advocaat en mag gebruik maken van briefpapier van zijn kantoor in een privékwestie. Het was volstrekt helder dat het een privékwestie betrof.

5                BEOORDELING

5.1         Ontvankelijkheid

De raad stelt allereerst vast dat het geschil tussen klager en verweerder een in beginsel een privé-aangelegenheid betrof. Verweerder heeft echter zowel in de strafrechtelijke- als in de civielrechtelijke kwestie, met zowel klager als diverse andere betrokken instanties, uitvoerig gecorrespondeerd op briefpapier van zijn kantoor en daarbij zijn beroepsuitoefening als advocaat uitdrukkelijk naar voren gebracht. De raad acht om die reden voldoende verband met de praktijkuitoefening van verweerder aanwezig om de klacht aan het advocatentuchtrecht te toetsen. De klacht zal derhalve ontvankelijk worden verklaard.

5.2         Ad klachtonderdeel a) en b)

De advocaat dient zich te onthouden van het verstrekken van feitelijke gegevens waarvan hij weet, althans behoort te weten, dat die onjuist zijn. Dit onderdeel van de klacht zal in het licht van dit criterium worden beoordeeld.

Klager heeft ter onderbouwing van zijn klacht op deze onderdelen verwezen naar het feit dat hij door de strafrechter is vrijgesproken alsmede naar een rapport van een verkeersongevallendeskundige dat in de betreffende procedure is ingebracht.  De raad overweegt dienaangaande dat uit het feit dat in de strafzaak een vrijspraak is gevolgd en de verkeersongevallendeskundige heeft verklaard dat de door verweerder beschreven toedracht niet kan worden verklaard door het aangetroffen sporenbeeld, niet leidt tot de conclusie dat verweerder willens en wetens de feiten onjuist heeft weergegeven, dan wel in hoedanigheid van advocaat valse aangifte heeft gedaan van strafbare feiten. De rechtsvraag die het gerechtshof in de betreffende procedure diende te beantwoorden is immers een andere, te weten of sprake was van voldoende bewijs dat klager het hem tenlastegelegde, te weten overtreding van art. 5 WVW, heeft gepleegd.

De raad stelt voorts vast dat verweerder de klacht op beide onderdelen heeft betwist. Nu de lezingen van partijen omtrent hetgeen zich feitelijk heeft voorgedaan uiteen lopen en niet goed kan worden vastgesteld welke van beide lezingen het meest aannemelijk is, kan de klacht op deze onderdelen in beginsel niet gegrond worden verklaard. Dit betekent niet, dat het woord van klager minder geloof verdient dan dat van verweerder, maar op de omstandigheid dat voor het oordeel dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld eerst voldoende aannemelijk moet zijn dat het verweten handelen feitelijk heeft plaatsgevonden. Nu dit in de onderhavige zaak niet is komen vast te staan, zal de klacht in deze onderdelen ongegrond worden verklaard.

5.3         Ad klachtonderdeel c)

De advocaat dient in zijn contacten met derden misverstanden te vermijden over de hoedanigheid waarin hij in de gegeven situatie optreedt. Hij mag zich in woord en geschrift niet onnodig grievend uitlaten. Dit klachtonderdeel zal in het licht van dit criterium worden beoordeeld. Uit het dossier blijkt dat verweerder in beide procedures brieven heeft geschreven op kantoorpapier. Verweerder heeft daarbij steeds met zijn eigen naam ondertekend en zichzelf uitdrukkelijk als advocaat gepresenteerd. Dat hierdoor bij derden onduidelijkheid is of heeft kunnen ontstaan over de hoedanigheid waarin verweerder optrad, dan wel dat sprake is van bedreigende, grievende  uitlatingen, is de raad niet gebleken. De klacht zal op dit onderdeel eveneens ongegrond worden verklaard.

5.4         Ad klachtonderdeel d

                 Vast staat dat verweerder in zijn brief aan de deken d.d. 4 april 2012 heeft geschreven dat (..) het hof klaarblijkelijk het door klager gepleegde strafbare feit niet wettig en overtuigend bewezen heeft geacht (…). De raad is dienaangaande van oordeel dat het verweerder niet paste om  klager, nadat deze was vrijgesproken, nog als pleger van het strafbare feit te betitelen. Gelet echter op de context waarin verweerder dit heeft geschreven acht de raad daarbij de grenzen van het betamelijke echter niet overschreden. De raad zal derhalve dit laatste onderdeel van de klacht eveneens ongegrond verklaren.

6                BESLISSING

De raad van discipline verklaart:

-       de klacht ontvankelijk;

-       de klacht op alle onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. G.J.E. Poerink, voorzitter, mrs. I.E.M. Sutorius, Th. Kremers , A.A. Freriks, R.G.A.M. Theunissen, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M.T.A. Verhagen als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 25 maart 2013 .

griffier                                                                         voorzitter                                     

Deze beslissing is in afschrift op  26 maart 2013

per aangetekende brief verzonden aan:

-            klager

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement L

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-            klager

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement L

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.    Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.    Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.    Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl