ECLI:NL:TADRSHE:2013:YA3984 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch H173-2012

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2013:YA3984
Datum uitspraak: 04-03-2013
Datum publicatie: 19-03-2013
Zaaknummer(s): H173-2012
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Niet gebleken van kennelijke misslagen bij de behandeling van complexe echtscheidingszaak. Niet gebleken dat verweerster bedoeling had klaagster financieel uit te putten en niet gebleken dat de facturering niet correct was. Klacht ongegrond.

Beslissing van 4 maart 2013

     in de zaak H173-2012

naar aanleiding van de klacht van:

A

klaagster

tegen:

B

verweerster

1                Verloop van de procedure

1.1         Bij brief aan de raad van 13 juni2012 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement H de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2         Ter zitting van 7 januari 2013zijn verschenen klaagster, vergezeld van de heer M. en verweerster, vergezeld van haar kantoorgenoot mr. R. V an de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3         De raad heeft kennis genomen van:

-          De brief van de deken d.d. 13 juni 2012 en de daarbij gevoegde stukken;

-          De nagekomen brief met bijlagen d.d. 18 december 2012 van verweerster met bijlagen.

2        FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1     Klaagster heeft zich in 2004 gewend tot verweerster voor rechtsbijstand in haar echtscheidingszaak. Klaagsters ex-echtgenoot was D van een Beheer BV  waaraan een werkmaatschappij was gekoppeld. Klaagster verweet haar ex-echtgenoot dat hij belangrijke vermogensbestanddelen verzweeg teneinde ze buiten de boedelverdeling te houden. Klaagster verweet haar ex-echtgenoot voorts dat hij zonder haar medeweten grote onttrekkingen had gedaan uit de BV waardoor partijen hoge schulden hadden aan de BV. Klaagsters administratieve/fiscale en financiële adviseurs hebben onderzoek gedaan naar de opbouw in de BV van het pensioen, de lijfrente, de rekening-courant en het effectenkrediet. 

2.2     In het kader van de echtscheiding hebben diverse procedures, voorlopige voorzieningen en een kort geding plaatsgevonden. Verweerster heeft klaagster bijgestaan in die procedures. Verweerster heeft haar werkzaamheden wegens een vertrouwensbreuk neergelegd in 2011.

3        KLACHT

3.1     De klacht houdt, zakelijk weergegeven , in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij in de jaren waarin zij klaagster bijstond in het kader van een echtscheidingsprocedure:

1.         niet de juiste acties heeft ondernomen, met name betreffende de BV’s van de wederpartij alsook diverse vermogensposten, waardoor de zaak is uitgegroeid tot een complexe en zeer kostbare zaak;

2.         de strategie had om klaagster financieel uit te putten door procedures te vertragen en opdrachten niet uit te voeren, nieuwe opdrachtbevestigingen te zenden en klaagster onder druk te zetten om declaraties te betalen, terwijl de facturering na 18 mei 2010 niet correct was;

3.         getracht heeft op eigen initiatief klaagsters zaak in handen te geven van een cassatieadvocaat;

4.         naar eigen inzicht berekeningen heeft opgesteld aangaande de boedelverdeling, waarop zij door het Hof is aangesproken.

4        VERWEER

          Klachtonderdeel 1

4.1     Verweerster betwist dat zij niet de juiste acties heeft ondernomen. Verweerster heeft van klaagster niet de opdracht gehad om de kwestie van de opbouw van de schulden aan de BV, noch de opbouw van het pensioen en de lijfrente te onderzoeken. Integendeel, klaagster heeft verweerster gezegd dat deze werkzaamheden door de door haar benaderde financiële en fiscale adviseurs zouden worden uitgevoerd. Verweerster is afgegaan op de juistheid van de bevindingen en adviezen van deze adviseurs.

Klachtonderdeel 2

4.2     Verweerster betwist ook dit klachtonderdeel. Ter zake het aanhangig te maken kort geding heeft verweerster een nieuwe opdrachtbevestiging ter ondertekening aan klaagster toegestuurd. Omdat het kantoor inmiddels was aangesloten bij de Geschillencommissie, stond dat vermeld in de opdrachtbevestiging. Daarin zag klaagster aanleiding om te weigeren deze opdrachtbevestiging te ondertekenen. Tot tweemaal toe zijn nieuwe opdrachtbevestigingen aan klaagster toegestuurd. Het derde exemplaar werd uiteindelijk door klaagster ondertekend. Klaagster is niet onder druk gezet, klaagster is enkel aangespoord om de openstaande declaraties in te lossen en in het vervolg de declaraties tijdig te betalen. De facturering na 18 mei 2010 was wel correct.

Klachtonderdeel 3

4.3     Verweerster heeft niet getracht op eigen initiatief klaagsters zaak in handen te geven van een cassatieadvocaat. Verweerster heeft enkel het dossier aan een cassatieadvocaat voorgelegd teneinde een indicatie te verkrijgen van de kosten van een eventueel cassatieadvies. Daarbij heeft verweerster duidelijk bij de cassatieadvocaat aangegeven dat er nog geen werkzaamheden mochten worden verricht, hetgeen de cassatieadvocaat ook niet heeft gedaan, zodat hiervoor ook geen kosten bij klaagster in rekening zijn gebracht. Er is enkel een kostenindicatie gegeven.

          Klachtonderdeel 4

4.4     Verweerster betwist dat zij door het Hof is aangesproken op de inhoud van haar berekeningen. het Hof heeft enkel gezegd dat het verwarrend was dat meerdere berekeningen waren ingebracht. Verweerster had een berekening opgesteld, waarin de rente niet was meegenomen, omdat verweerster het in strijd met de redelijkheid en billijkheid achtte als klaagster rente zou moeten betalen. Verweerster heeft duidelijk tegen klaagster gezegd dat de mogelijkheid bestond dat het Hof hier anders over zou denken.  

5        BEOORDELING

5.1     De klacht heeft betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening van verweerster. De raad overweegt dat de advocaat voor de wijze waarop hij de belangen van zijn cliënt heeft behartigd ten volle verantwoordelijk is. De tuchtrechter dient in dit opzicht te beoordelen of sprake is van enig handelen of nalaten van de advocaat in strijd met de zorg die de advocaat behoort te betrachten ten opzichte van degenen wier belangen hij of zij behartigt of behoort te behartigen.

5.2     Uitgangspunt daarbij is dat een advocaat voor het –in overleg met zijn cliënt- te voeren beleid een ruime mate van vrijheid toekomt en dat in het algemeen een tuchtrechtelijke maatregel eerst geïndiceerd kan zijn indien de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt of adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad.

5.3     De tuchtrechter toetst in volle omvang, maar hij zal bij zijn beoordeling rekening houden met de vrijheid die de advocaat dient te hebben met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt, alsmede met de keuzes waarvoor de advocaat bij de behandeling van een zaak kan komen te staan. Dat kan, bij voorbeeld, met zich meebrengen dat niet iedere misslag of verzuim aanstonds leidt tot een tuchtrechtelijk verwijt.

          Klachtonderdeel 1

5.4     Op basis van de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht acht de raad aannemelijk dat klaagster haar eigen financiële en fiscale adviseurs had die onderzoek zouden verrichten naar en advies zouden uitbrengen over de opbouw van de schulden aan de BV, het pensioen, de lijfrente, de rekening-courant en het effectenkrediet.  Van een advocaat kan niet worden verwacht dat hij op de stoel van de financiële en fiscale adviseurs gaat zitten. Verweerster mocht uitgaan van de juistheid van de bevindingen en adviezen van de door klaagster ingeschakelde adviseurs.

5.5     De raad overweegt dat klaagster gedurende zes jaar van de zeven jaar die verweerster klaagster heeft bijgestaan, kennelijk geen problemen heeft gehad met de wijze waarop verweerster klaagster bijstond en haar zaak behandelde. Wat klaagster blijkens haar klachten achteraf van verweerster had verwacht, betreft zaken die ten tijde van het in behandeling nemen van de zaak nog niet bekend waren. Niet gezegd kan worden dat de zaak door toedoen van verweerster is uitgegroeid tot een complexe zaak.

5.6     De raad is van oordeel dat klaagster er niet in is geslaagd aannemelijk te maken dat verweerster kennelijk onjuist is opgetreden of kennelijk onjuist heeft geadviseerd waardoor de belangen van klaagsterzijn geschaad of konden worden geschaad. Klachtonderdeel 1 zal derhalve ongegrond worden verklaard.

          Klachtonderdeel 2

5.7     De raad is van oordeel dat klaagster heeft verzuimd haar klacht, dat verweerster de strategie had om klaagster financieel uit te putten door procedures te vertragen en opdrachten niet uit te voeren,concreet te maken.

5.8     De raad acht het voorts begrijpelijk dat verweerster, wier kantoor inmiddels was aangesloten bij de Geschillencommissie, een opdrachtbevestiging aan klaagster heeft toegestuurd. Gezien de achterstand in de betaling van de door verweerster verzonden declaraties, stond het verweerster voorts vrij om bij klaagster aan te dringen op betaling.  Daarin valt niets tuchtrechtelijk verwijtbaars te ontwaren. Op geen enkele wijze is voorts gebleken dat de facturatie na 18 mei 2010 onjuist is geweest.

5.9     Ook dit onderdeel van de klacht is derhalve ongegrond.

          Klachtonderdeel 3

              5.10   Niet is gebleken dat verweerster heeft getracht om op eigen initiatief klaagsters zaak in handen te geven van een cassatieadvocaat. De raad acht de stelling van verweerster, die niet door klaagster is weersproken, alleszins aannemelijk dat zij het dossier enkel aan een cassatieadvocaat heeft voorgelegd , omdat zij wilde weten hoeveel kosten met een cassatieadvies gemoeid zouden zijn, als klaagster daar opdracht toe zou geven. Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

                        Klachtonderdeel 4

              5.11   Blijkens de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht heeft verweerster de door haar opgestelde berekeningen op voorhand met klaagster besproken, waarna klaagster de berekeningen heeft geaccordeerd. Verweerster heeft de stelling van klaagster, dat verweerster door het Hof is aangesproken op de berekeningen, gemotiveerd weersproken, zodat de juistheid van die stelling naar het oordeel van de raad niet is komen vast te staan. Ook het vierde onderdeel van de klacht moet dan ook als ongegrond worden afgewezen.

5.12   De raad komt tot de slotsom dat de klacht in al haar onderdelen ongegrond is.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.

Aldus uitgesproken ter openbare zitting van 4 maart 2013 door mw. mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter, mrs. H.C.M. Schaeken, J.F.E. Kikken, L.J.G. de Haas, A. Groenewoud, leden, bijgestaan door mr. Th.H.G. van de Langenberg, als griffier.

griffier                                                                         voorzitter                                     

Deze beslissing is in afschrift op      5 maart 2013

per aangetekende brief verzonden aan:

-         klaagster

-         verweerster

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement H

-         de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-            klaagster

-            verweerster

-           de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement H

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.          Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.          Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.          Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl