ECLI:NL:TADRSHE:2013:YA3755 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch Mb 117-2012

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2013:YA3755
Datum uitspraak: 28-01-2013
Datum publicatie: 05-02-2013
Zaaknummer(s): Mb 117-2012
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Verweerster heeft het dossier in juni 2004 gesloten. Op dat moment had verweerster moeten onderzoeken hoe het stond met de verjaring van de vorderingen, en had zij met klaagster moeten bespreken welke mogelijke acties jegens de wederpartij nog restten, wat daarvan de kosten waren en in hoeverre deze van nut konden zijn. gegrond. Klacht gegrond. Enkele waarschuwing.

Beslissing van 28 januari 2013

     in de zaak Mb 117-2012

naar aanleiding van de klacht van:

A

klaagster

bijgestaan door B

tegen:

C

verweerster

1                Verloop van de procedure

1.1         Bij brief aan de raad van 11 april 2012 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement M de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2         Ter zitting van 19 november 2012 zijn klaagster, vergezeld van haar gemachtigde, en verweerster verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3         De raad heeft kennis genomen van:

-          de brief van de deken d.d. 11 april 2012 en de daarbij gevoegde stukken;

-          de nagekomen brief van 1 november 2012 van de gemachtigde van klaagster;

-          de nagekomen brief van 5 november 2012 van verweerster.

2        FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende uitgegaan:

2.1     Klaagster heeft samengewoond met haar toenmalige partner. Op grond van het samenlevingscontract was de ex-partner bij beëindiging van de relatie gehouden om een vordering van de R te voldoen. Het betrof een doorlopend krediet met een maximum van fl. 15.000,-- waarvoor klaagster mede aansprakelijk was. In november 1997 is de samenleving geëindigd. Daarna is onregelmatig door de ex-partner betaald aan de R. Bij brief d.d. 10 oktober 2000 heeft de R het krediet opgezegd wegens wanbetaling en de restantlening ten bedrage van fl. 10.673,89 in zijn geheel opgeëist, ook bij klaagster.

2.2     Klaagster heeft de zaak vervolgens voorgelegd aan de vader van verweerster als advocaat, die een kort geding tegen de ex-partner aanhangig heeft gemaakt. Bij vonnis in dit kort geding van 10 november 2000 is de ex-partner van klaagster op straffe van een dwangsom verboden om een achterstand te laten ontstaan in de aflossing van de gezamenlijke schuld van die partijen aan de bank.

2.3     Na het vonnis zijn betalingen door de ex-partner achterwege gebleven, waarna klaagster door de bank is aangesproken en is gaan afbetalen. De laatste betaling heeft plaatsgevonden in februari 2004. Verweerster heeft de behandeling van de zaak overgenomen van haar vader. In juni 2004 heeft verweerster het dossier gesloten omdat de wederpartij onvindbaar was. In 2007 is er wederom contact geweest met verweerster omdat klaagster wilde bezien of er nog actie mogelijk was tegen de wederpartij. Klaagster heeft de stukken opgevraagd bij verweerster en de stukken vervolgens overhandigd aan de deurwaarder. In 2009 heeft klaagster contact opgenomen met verweerster omdat de deurwaarder van oordeel was dat de vordering was verjaard. Verweerster heeft vervolgens nog enkele vergeefse pogingen gedaan de wederpartij tot betaling te bewegen.

3        KLACHT

3.1     De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in:    

Verweerster heeft klaagster onvoldoende zorgvuldig bijgestaan. Verweerster had, voordat de vorderingen waren verjaard, de dwangsommen moeten innen en de ex-partner moeten aanspreken op zijn betalingsverplichting jegens de bank of jegens klaagster.

4        VERWEER

4.1     In de periode van 1997-2004 was de wederpartij spoorloos en was er geen inkomen of vermogen te traceren, zodat er in die periode geen actie kon worden ondernomen. Het was gezien de persoonlijke situatie van klaagster voor verweerster niet te verwachten dat ze alles betaalde. Verweerster is niet op de hoogte gesteld van het feit dat klaagster de eindaflossing van € 4.250,- zou betalen. Dit kwam verweerster pas ter ore in februari 2009. De wederpartij heeft de verjaring niet ingeroepen.

5        BEOORDELING

5.1     De klacht heeft betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening van verweerster. De raad overweegt dat de advocaat voor de wijze waarop zij de belangen van haar cliënte heeft behartigd ten volle verantwoordelijk is. De tuchtrechter dient in dit opzicht te beoordelen of sprake is van enig handelen of nalaten van de advocaat in strijd met de zorg die de advocaat behoort te betrachten ten opzichte van degene wier belangen zij behartigt of behoort te behartigen.

5.2     Uitgangspunt daarbij is dat een advocaat voor het - in overleg met haar cliënte - te voeren beleid een ruime mate van vrijheid toekomt en dat in het algemeen een tuchtrechtelijke maatregel eerst geïndiceerd zal zijn indien de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt of adviseert en de belangen van de cliënte daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad.

5.3     De tuchtrechter toetst het optreden van de advocaat aldus in de onder 5.1 bedoelde, volle omvang, maar hij zal bij zijn beoordeling rekening houden met de onder 5.2 bedoelde vrijheid die de advocaat dient te hebben in de wijze waarop zij een zaak behandelt, alsmede met de keuzes waarvoor de advocaat bij de behandeling van een zaak kan komen te staan. Dit kan, bijvoorbeeld, meebrengen dat niet iedere vergissing of verzuim aanstonds leidt tot een tuchtrechtelijk verwijt. De raad zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.

5.4     Uit de aan de raad overgelegde stukken blijkt dat verweerster het dossier in juni 2004 heeft gesloten. De raad is van oordeel dat verweerster op dat moment had moeten onderzoeken hoe het stond met de (resterende termijn van) verjaring van de vorderingen van klaagster op haar ex-partner, en het resultaat van dat onderzoek aan klaagster had moeten meedelen. Naar het oordeel van de raad had het voorts op de weg van verweerster gelegen om met klaagster te bespreken welke mogelijke acties jegens de wederpartij nog resten, wat daarvan de kosten waren en in hoeverre deze van nut konden zijn. Door dit na te laten heeft verweerster niet de zorgvuldigheid betracht die van een behoorlijk handelend advocaat mag worden verwacht.

5.6     De raad is op basis van het bovenstaande van oordeel dat de klacht gegrond is.

6        MAATREGEL

6.1     De raad acht waarschuwing een passende maatregel.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart de klacht gegrond en legt ter zake op de maatregel van enkele waarschuwing.

Aldus beslist door E.P. van Unen, voorzitter, en mrs. E.P.C.M. Teeuwen, A.L.W.G. Houtakkers, P.A.M. van Hoef en L.R.G.M. Spronken, leden, bijgestaan door mr. Th.H.G. van de Langenberg als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 28 januari 2013.

griffier                                                                         voorzitter                                     

Deze beslissing is in afschrift op 29 januari 2013      

per aangetekende brief verzonden aan:

-         klaagster

-         verweerster

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement M

-         de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-         verweerster

-         de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.       Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.       Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.       Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl