ECLI:NL:TADRSHE:2013:95 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch M304-2012

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2013:95
Datum uitspraak: 21-10-2013
Datum publicatie: 30-11-2013
Zaaknummer(s): M304-2012
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verweerder heeft in februari 2010 voor zijn werkzaamheden facturen gezonden waarover klager vragen had. Deze vragen zijn pas een jaar later door verweerder beantwoord. Vertraging is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Klacht ongegrond.

Beslissing van 21 oktober 2013

in de zaak M 304 - 2012

naar aanleiding van de klacht van:

A

klager

tegen:

B

                                        verweerder

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 15 november 2012 met kenmerk A, door de raad ontvangen op 16 november 2012, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement L de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van   2 september 2013 in aanwezigheid van verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3      De raad heeft kennis genomen van de brief van de deken van 15 november 2012 met bijlagen.

2          FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1     Verweerder heeft in opdracht van klager diverse werkzaamheden verricht met betrekking tot de overdracht van aandelen en het opstellen van andere overeenkomsten voor door klager gecontroleerde vennootschappen. Deze werkzaamheden zijn eind 2009 verricht. Voor de verrichte werkzaamheden zijn op 19 november 2009, 15 december 2009 en 1 februari 2010 declaraties verzonden. Bij e-mail van 8 februari 2010 heeft klager aan de administratie van het kantoor van verweerder aangegeven dat hij geen totaalbeeld had van de kosten van het kantoor van verweerder inzake de voor hem verrichte werkzaamheden.

2.2     Op 11 maart 2011 stuurt verweerder aan klager een brief waarin hij aangeeft dat hij niet geheel kan verklaren waarom er niet eerder op het verzoek van klager tot verduidelijking van de door verweerder gezonden declaraties is gereageerd. Verweerder biedt daarvoor zijn excuses aan en geeft in zijn brief een nadere uitleg over de verzonden declaraties. Bij e-mail van 28 april 2011 geeft klager aan dat hij het een curieuze gang van zaken vindt dat verweerder pas een jaar later op zijn verzoek om verduidelijking van de declaraties heeft gereageerd. Klager verzoekt verweerder om aan te geven hoe verweerder het een en ander verder wil afwikkelen. In antwoord daarop stuurt verweerder eveneens op 28 april 2011 een mail waarin hij aangeeft dat een en ander is blijven liggen vanwege drukke werkzaamheden en dat hij zichzelf daarmee te kort heeft gedaan. Hij stelt voor om op 12 mei 2011 de kwestie nader te bespreken.

2.3     Klager antwoordt daarop bij e-mail van 29 april 2011 en geeft aan dat het voor hem, meer dan een jaar later, een stuk lastiger is om de door verweerder verrichte werkzaamheden te beoordelen. Klager stelt voor om weer een jaar later, derhalve op 27 april 2012, de zaak nader te bespreken.

2.4     Verweerder stuurt op 21 december 2011 een mail aan klager waarin hij aangeeft klager vele malen te hebben gebeld met het verzoek om teruggebeld te worden. Verweerder stelt voor het geschil op te lossen en vraagt klager om daartoe een afspraak met hem te maken. In antwoord daarop bericht klager verweerder bij e-mail van 30 december 2011 dat hij geen vertrouwen heeft in een oplossing zoals door verweerder voorgesteld en dat hij om die reden de deken om advies gaat vragen. Klager heeft zich bij e-mail van diezelfde dag tot de deken gewend.

3          klacht

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1)         verweerder aan klager declaraties heeft gezonden die volstrekt onoverzichtelijk en erg hoog zijn;

2)         verweerder klager tekort doet door pas een jaar na dato op het verzoek om opheldering van de declaraties te reageren, waardoor het voor klager onmogelijk is de werkzaamheden van verweerder van eind 2009 te beoordelen;

3)         verweerder de vertrouwensbasis die eigen is aan de relatie tussen een cliënt en zijn raadsman heeft geschonden door het factuurbedrag te reduceren en op te merken dat hij daarmee zichzelf tekort doet;

4)         vereerder ten onrechte heeft gesteld dat de intentieovereenkomst door hem is opgesteld.

4          VERWEER

4.1     Verweerder stelt zich op het standpunt dat de aan klager toegezonden declaraties met specificaties overzichtelijk zijn en dat de hoogte daarvan redelijk is. Zulks blijkt volgens verweerder uit het feit dat klager hem voor de honorariumreductie heeft bedankt. De urenspecificaties die aan de declaraties zijn gehecht laten aan duidelijkheid niets te wensen over. Tegen die urenspecificaties heeft klager nimmer geprotesteerd.

4.2     Op de e-mail van klager van 8 februari 2010 is door verweerder niet zelf gereageerd. Verweerder heeft van zijn toenmalige boekhouder vernomen dat er slechts één keer contact is geweest met klager over de tenaamstelling van de factuur. In juni 2010 heeft verweerder vernomen dat de openstaande declaraties nog niet waren betaald en zelf contact met klager gezocht. Dat is echter niet gelukt.

4.3     Verweerder heeft met zijn opmerking dat hij door zijn handelwijze zichzelf tekort doet enkel bedoeld te zeggen dat wanneer hij niet achter zijn eigen debiteuren aan holt en zijn betalingen niet binnen krijgt, hij zich in die zin zelf tekort doet, aangezien betaling van zijn declaraties dan immers uitblijft. Verweerder geeft nadrukkelijk aan zijn eigen belang nooit boven het belang van de cliënt te stellen. Zijn opmerkingen hieromtrent hadden enkel verband met het onbetaald blijven van de declaraties.

5          BEOORDELING

          Ad klachtonderdeel 1:

Verweerder heeft aan klager declaraties gezonden die voorzien waren van een urenspecificatie. De urenspecificaties zijn voldoende duidelijk. Niet is gebleken dat deze onoverzichtelijk zijn. Voorts is niet gebleken dat de facturen, voor de door verweerder verrichte werkzaamheden, erg hoog zijn. Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

Ad klachtonderdeel 2:

Ter zitting heeft verweerder aangegeven dat klager een vraag had over de tenaamstelling van de declaraties van verweerder. Verweerder heeft aangegeven dat de tenaamstelling niet zou worden gewijzigd, aangezien dat niet mogelijk was. De boekhouder van verweerder zou hieromtrent met klager contact hebben opgenomen. Van andere vragen van de zijde van klager dan de tenaamstelling van de declaraties van verweerder is niet gebleken. Bovendien stelt de raad vast dat klager verweerder wel bedankt voor de gegeven korting, maar verder geen inhoudelijk commentaar op de declaraties geeft, terwijl deze wel waren voorzien van urenspecificaties. Het had op de weg van klager gelegen om zijn bezwaren tegen de declaraties nader te motiveren. Het feit dat verweerder de declaraties gedurende lange tijd heeft laten liggen, valt hem niet te verwijten. Klager had op dit punt ook zelf actie moeten ondernemen en had een brief kunnen schrijven aan verweerder waarin hij zijn vragen of bezwaren tegen de declaraties uiteen had kunnen zetten. Ook dit klachtonderdeel zal derhalve als ongegrond worden afgewezen.

Ad klachtonderdeel 3:

Verweerder heeft op zijn in rekening gebracht honorarium een reductie toegepast en dit reeds bij de afrekening aan klager bericht. De opmerking over het zichzelf tekort doen is door verweerder gemaakt in zijn email van 28 april 2011 en is niet onbegrijpelijk nu de facturen nog niet betaald waren. Van een schending van de vertrouwensrelatie tussen advocaat en cliënt is in dit opzicht niet gebleken.

Ad klachtonderdeel 4:

Verweerder heeft reeds eerder bij de deken en tevens ter zitting erkend dat hij ten onrechte heeft gesteld dat de intentieovereenkomst door hem was opgesteld. Verweerder heeft daarvoor zijn verontschuldigingen aangeboden en heeft gewezen op het feit dat geen kosten in rekening zijn gebracht voor het opstellen van de intentieovereenkomst. Het feit dat verweerder in de opsomming van de door hem verrichte werkzaamheden de intentieovereenkomst heeft meegenomen was derhalve een vergissing. Dat is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Ook dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart alle klachtonderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter, mrs. W.H.N.C. van Beek, A. Groenewoud, A.A. Freriks, R.G.A.M. Theunissen, leden, bijgestaan door mr. C.M. van den Reek, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 21 oktober 2013.                    

griffier                                                                         voorzitter                                  

Deze beslissing is in afschrift op22 oktober 2013

per aangetekende brief verzonden aan:                   

-        klager

-        verweerder

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement L

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

                  Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door :

-        verweerder

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

en voor zover de klacht ongegrond is verklaard tevens door:

-         klager

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement L

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.      Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.      Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl.

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl