ECLI:NL:TADRSHE:2013:54 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch H285-2012

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2013:54
Datum uitspraak: 09-09-2013
Datum publicatie: 20-09-2013
Zaaknummer(s): H285-2012
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Niet aannemelijk gemaakt dat verweerder zich als advocaat van de wederpartij manipulerend en leugenachtig heeft gedragen. Niet gebleken dat belangen van klaagster nodeloos zijn geschaad. Geen omstandigheden aangevoerd waaruit blijkt dat misbruik zou zijn gemaakt van het procesrecht. Handelen of nalaten van de cliënt van een advocaat kan de advocaat tuchtrechtelijk niet worden aangerekend. Klacht ongegrond

Beslissing van 9 september 2013

in de zaak H285-2012

naar aanleiding van de klacht van:

A

klaagster

tegen:

B

Verweerder

1                Verloop van de procedure

1.1         Bij brief aan de raad van 18 oktober 2012 met kenmerk K, door de raad ontvangen op 19 oktober 2012 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement H thans arrondissement OB, de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2         De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 27 mei 2013 in aanwezigheid van klaagster en verweerder . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3          De raad heeft kennis genomen van:

-   Het klachtdossier;

-   Een brief van klaagster d.d. 22 november 2012;

-   Een brief van klaagster d.d. 10 mei 2013 met bijlagen.

2                FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.1  Verweerder staat de wederpartij van klaagster bij in de afwikkeling van alimentatiekwesties en een boedelscheiding. De echtscheiding tussen partijen is uitgesproken bij beschikking van de rechtbank U d.d. 7 juni 2006. Daarbij zijn alimentatieverplichtingen van verweerders cliënt ten behoeve van klaagster vastgesteld en werd bepaald, dat partijen met elkaar  dienen  over te gaan tot verdeling van de huwelijksgemeenschap. Op 22 november 2007 heeft verweerder namens zijn cliënt een verzoekschrift wijziging partneralimentatie ingediend, waarbij de behoefte van de vrouw is betwist. Bij beschikking van de rechtbank G d.d. 15 juli 2008 is dit verzoek afgewezen. Verweerder heeft hiertegen namens zijn cliënt op 3 oktober 2008 beroep ingesteld. Het gerechtshof G heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd voor zover aan zijn oordeel onderworpen. Op 15 december 2009 heeft verweerder cassatie ingesteld. Het cassatieberoep is bij beschikking van de Hoge Raad d.d. 3 december 2010 verworpen. Bij verzoekschrift d.d. 26 oktober 2011 heeft verweerder bij de rechtbank U verzocht om wijziging van de partneralimentatie. Daarbij heeft hij het volledige dossier van de eerdere zaak bij het gerechtshof G aan de rechtbank U overgelegd. Bij uitspraak van 25 april 2012 heeft de rechtbank U onder meer geoordeeld dat sprake is geweest van verwijtbaar gedrag van klaagster, alsmede dat er verdiencapaciteit aan haar zijde bestaat en is de partneralimentatie gematigd. Op 26 oktober 2011 heeft verweerder een verzoekschrift tot nihil stelling van levensonderhoud ten behoeve van klagers zoon ingediend bij de rechtbank U betrekking.

In de boedelkwestie is tussen partijen onder andere in geschil of hetgeen klaagster heeft verkregen uit het vermogen van haar ouders tot de ontbonden huwelijksgemeenschap behoort. Bij brief d.d. 18 april 2012 heeft verweerder zich daarbij, namens zijn cliënt, op het standpunt gesteld dat klaagster heeft geërfd op basis van een gerechtelijke procedure die tot een vaststellingsovereenkomst heeft geleid en dat dit met zich mee brengt dat de ontvangsten tussen partijen moet worden verdeeld omdat uit het testament niet blijkt dat de uitsluitingsclausule ook nog geldt in geval van vernietiging of terzijdestelling.

In het geschil over verschuldigde betalingen ter zake de financiering van een E heeft de wederpartij van klaagster zelfstandig procedures gevoerd tegen de financieringsmaatschappij (R). Klaagster is hierbij in vrijwaring opgeroepen. In het voorjaar van 2008 heeft tussen partijen, in aanwezigheid van verweerder en de advocaat van klaagster, een gesprek plaatsgevonden in U met de bedoeling om de kwesties die partijen verdeeld hielden te regelen. Ter comparitie in de vrijwaringsprocedure d.d. 16 september 2008 is een  vaststellingsovereenkomst gesloten. Verweerder was hierbij niet aanwezig. Bij brief van 26 september 2008 heeft verweerder een kopie van het proces-verbaal van die schikking tussen partijen d.d. 16 september 2008 aan de voormalige advocaat van klaagster gezonden en voorgesteld het aan de financieringsmaatschappij verschuldigde bedrag te voldoen uit het gezamenlijk depot van partijen bij de notaris. Bij brief d.d. 3 juni 2009 heeft hij een dossier met betrekking tot procedures betreffende de E naar de toenmalige advocaat van klaagster, mr. K, gezonden.

In een achttal hierna te noemen brieven met bijlagen, verzonden in de periode van 9 juli tot en met 13 augustus 2012,  heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder .

3                KLACHT

3.1         De klacht houdt - zakelijk weergegeven -  het volgende in:

a.      Klachtbrief d.d. 9 juli 2012 aangevuld bij brief d.d. 14 juli 2012:

Verweerder neemt in een geschil omtrent de verdeling van de erfenis van de ouders van klaagster onhoudbare juridische standpunten in en verdraait feiten (in opdracht van zijn cliënt) met het doel om de advocaat van klaagster te misleiden, door te vermelden dat de notariële akte van verdeling een vaststellingsovereenkomst betreft en dat de aard daarvan met zich meebrengt dat er geen sprake kan zijn van een uitsluitingsclausule als gevolg waarvan zijn cliënt terecht aanspraak maakt op een deel van de nalatenschappen. Verweerder manipuleert, maakt misbruik van collega’s en stuurt leugenachtige brieven;

b.      Klachtbrief d.d. 19 juli 2012:

Verweerder ( en / of zijn client )heeft geen moeite gedaan om de financieringsmaatschappij te verzoeken om de E over te zetten op naam van klaagster. Verweerder is door de wederpartij aangetrokken om de boedelverdeling af te wikkelen en   is verantwoordelijk voor een goede afwikkeling met betrekking tot de E. In plaats daarvan maakt hij zich schuldig aan bedreiging, dwaling  en bedrog, pogingen tot het dwangmatig opleggen van niet verplichte betalingen en werkt hij mee aan het opzettelijk voeren van procedures om klaagster op kosten te jagen.

c.      Klachtbrief d.d. 30 juli 2012 aangevuld bij e-mail d.d. 1 augustus 2012:

Verweerder maakt zich in de alimentatiekwesties tussen zijn cliënt en klaagster c.q. haar zoon, zowel jegens haar als de zoon en zijn eigen cliënt, schuldig aan chantage, oplichting, bedreiging, demonisering, het plegen van karaktermoord, pesten en treiteren, het minachten van ieder beginsel van behoorlijk procesrecht, het niet respecteren van het ne bis in idem beginsel en het schaden van de financiële belangen en de gezondheid van klaagster, haar zoon en zijn eigen cliënt. Zijn cliënt onderhoudt contacten met de pers en heeft haar ten overstaan van heel N voor een heks uitgemaakt en daarmee smaad en laster gepleegd.

d.      Klachtbrief d.d. 8 augustus 2012:

Verweerder traineert de afwikkeling van de boedelverdeling en misbruikt zijn ambt om klaagster door het voeren van vele  rechtszaken financieel te benadelen waarbij hij gebruik maakt van ongeoorloofde middelen zoals afpersing en oplichting

e.      Klachtbrief d.d. 13 augustus 2012:

Verweerder heeft klaagster, in het verzoekschrift dat door hem in november 2011 bij de rechtbank U werd ingediend, voor de tweede maal vals beschuldigd van het plegen van incest ten overstaan van een rechterlijke instantie.

f.        Klachtbrief d.d. 13 augustus 2012:

Verweerder maakt misbruik van macht doordat hij weigert om de polis uitvaartverzekering op klaagsters naam over te dragen aan klaagster. Aangezien deze per 7 juni 2006 had moeten worden overgedragen dienen alle achterstallige premies en de daardoor ontstane financiële schade door verweerder te worden vergoed.

4                  VERWEER

4.1         Ad klachtonderdeel a:

Verweerder heeft in zijn brief d.d. 18 april 2012 het standpunt van zijn cliënt juridisch onderbouwd. Verweerder betwist dat (..) sprake is geweest van het spelen van een spel, verdraaiing van feiten, misleiding, liegen, doorschieten in het behartigen van de belangen van een cliënt en dergelijke.

4.2         Ad klachtonderdeel b:

Verweerder is niet betrokken geweest bij de procedures over de E. Het viergesprek in het voorjaar van 2008 was bedoeld om de kwesties te regelen die partijen verdeeld houden. De aantijgingen zijn volledig onterecht.

4.3     Ad klachtonderdeel c:

Verweerder betwist dit klachtonderdeel. Hetgeen klaagster stelt is niet gebleken. Verweerder heeft met recht in procedures de behoeftigheid van klaagster te betwisten.

4.4     Ad klachtonderdeel d:

Niet duidelijk is wat verweerder wordt verweten.

4.5     Ad klachtonderdeel e:

Verweerder betwist dit onderdeel van de klacht. In de procedure bij de rechtbank U is het volledige dossier overgelegd van de eerder gevoerde procedure bij de rechtbank G.

4.6     Ad klachtonderdeel f:

Verweerder betwist dat hij doelbewust een verzekeringspolis heeft achtergehouden en acht zich niet verantwoordelijk voor het afgeven van een polis die hij zelf niet kent.

5                BEOORDELING

5.1      Ontvankelijkheid

Voor zover klaagsters klachten betrekking hebben op handelingen van verweerder in procedures tegen haar zoon dan wel zijn handelwijze jegens zijn eigen cliënt, acht de raad deze niet ontvankelijk. Daarbij wordt overwogen dat niet is gebleken dat klaagster tot het indienen van die klachten is gemachtigd.

De raad overweegt voorts het volgende.

5.2     De klachten  betreffen het optreden van de advocaat van de wederpartij. Bij de beoordeling van een dergelijke klacht behoort er van te worden uitgegaan dat aan die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van de wederpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad.

5.3     Ten aanzien van klachtonderdeel a

De raad stelt voorop dat de advocaat dient te handelen in het belang van zijn cliënt. Niet is gebleken dat het door verweerder bij brief d.d. 18 april 2012 ingenomen standpunt in rechte niet gerechtvaardigd te verdedigen is en dat hij de belangen van klaagster nodeloos heeft geschaad. Het is in zijn algemeenheid zo dat de standpunten die de advocaat van de wederpartij inneemt dan wel de wegen die hij volgt de andere partij vaak niet welgevallig zijn dan wel tot kosten van de andere partij kan leiden. Dit betekent echter niet dat die advocaat dan de grens heeft overschreden van hetgeen hem als advocaat tegenover de wederpartij van zijn cliënt vrijstond. Dat verweerder in casu manipulerend en leugenachtig zou hebben opgetreden en tevens misbruik maakt van zijn collega’s is door klaagster geenszins aannemelijk gemaakt en is ook overigens niet uit het dossier of uit het verhandelde ter zitting gebleken. De raad acht de klacht op dit onderdeel ongegrond.

5.4  Ten aanzien van klachtonderdeel b

Verweerder betwist dit onderdeel van de klacht en stelt geen verdere betrokkenheid te hebben bij de kwestie over de E dan zijn brieven van respectievelijk 16 september 2008 en 3 juni 2009 zoals hierboven genoemd. Deze brieven leiden naar het oordeel van de raad niet tot de conclusie dat verweerder verantwoordelijkheden niet is nagekomen dan wel een goede afwikkeling van de schulden met betrekking tot de E in de weg heeft gestaan. Evenmin is gebleken dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de overige hem verweten gedragingen. De raad zal ook dit klachtonderdeel ongegrond verklaren nu de feitelijke grondslag daarvan niet is komen vast te staan.

5.5  Ten aanzien van klachtonderdeel c.

Verweerder heeft dit onderdeel van de klacht betwist. Uit hetgeen uit het dossier en ter zitting is gebleken is evenmin aannemelijk geworden dat het door verweerder (.) bij verschillende gerechtelijke instanties ingenomen standpunt dat bij klaagster geen behoefte aan alimentatie bestond, in rechte niet in gemoede kon of mocht worden verdedigd. Dit verwijt vindt ook zijn weerlegging in de uitspraak van de rechtbank U waarbij de alimentatie voor klaagster is gematigd. Evenmin is komen vast te staan dat verweerder door de verweten gedragingen de belangen van klaagster in diverse procedures nodeloos heeft geschaad. Dat verweerder in die procedures het standpunt van zijn cliënt naar voren heeft gebracht kan hem tuchtrechtelijk niet worden verweten, nu klaagster niet aannemelijk heeft gemaakt en ook uit het dossier niet blijkt dat hij daarbij de grens heeft overschreden van hetgeen hem als advocaat tegenover de wederpartij van zijn cliënt vrijstond. Er zijn geen omstandigheden gesteld of gebleken die met zich meebrengen dat verweerder misbruik heeft gemaakt van het procesrecht. De wijze waarop zijn cliënt zich over de wederpartij uitlaat in de pers, kan verweerder evenmin worden verweten nu hij daarvoor geen verantwoordelijkheid draagt.

5.6  Klachtonderdelen d tot en met f

Verweerder heeft de klachtonderdelen d tot en met f betwist. Uit de stukken die klaagster ter zake heeft overgelegd, hetgeen hieromtrent ter zitting naar voren is gebracht en het overige dossier, blijkt naar het oordeel van de raad niet dat verweerder de boedelverdeling tussen partijen traineert, dan wel zich jegens klaagster heeft schuldig gemaakt aan afpersing of oplichting. Evenmin is gebleken dat verweerder namens zijn cliënt procedures heeft gevoerd die gekwalificeerd kunnen worden als misbruik van het procesrecht dan wel dat hij een verzekeringspolis op naam van klaagster onder zich heeft gehad en achtergehouden. Op grond van het enkele feit dat verweerder het Haagse procesdossier kennelijk heeft ingebracht in de wijzigingsprocedure bij de rechtbank U, kan naar het oordeel van de raad niet worden geconcludeerd dat hij een eventueel eerder geuite beschuldiging van incest in de procedure bij de rechtbank U heeft herhaald. Bovendien stond het klaagster vrij om zich daartegen in de betreffende procedure te verweren. Nu de lezing van partijen omtrent de inhoud van de klachtonderdelen d tot en met f uiteen loopt en ook overigens niet kan worden vastgesteld dat de beweerde feiten zich hebben voorgedaan, kan de klacht op deze onderdelen evenmin gegrond worden verklaard. Voor het oordeel dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld dient immers voldoende aannemelijk te zijn dat het verweten handelen feitelijk heeft plaatsgevonden. Dat is in casu niet het geval. Tenslotte wordt overwogen dat de verwijten die klaagster in haar klachtbrieven jegens haar ex-echtgenoot naar voren heeft gebracht, wat daar verder ook van zij, verweerder als diens advocaat niet regarderen en hem ter zake tuchtrechtelijk geen verwijt kan worden gemaakt.

          BESLISSING

De raad van discipline:

          verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. G.J.E. Poerink, voorzitter, mrs. I.E.M. Sutorius, Th. Kremers, J.J.M. Goumans, R.G.A.M. Theunissen, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M.T.A. Verhagen als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 9 september 2013.

griffier                                                                         voorzitter                                     

Deze beslissing is in afschrift op  10 september 2013

per aangetekende brief verzonden aan:

-            klaagster

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement OB

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-            klaagster

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement OB

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.    Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.    Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.    Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl