ECLI:NL:TADRSHE:2013:176 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch L 126 - 2013

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2013:176
Datum uitspraak: 02-12-2013
Datum publicatie: 10-01-2014
Zaaknummer(s): L 126 - 2013
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Van een advocaat kan niet worden verwacht dat hij zijn werkzaamheden aanvangt indien niet duidelijk is hoe de kosten daarvan zullen worden voldaan. Begrijpelijk, dat verweerder, waar klaagster had gesteld niet in staat te zijn de kosten van de werkzaamheden van verweerder te voldoen, eerst de beslissing op de toevoegingsaanvraag heeft willen afwachten. Klacht ongegrond.

Beslissing van 2 december 2013

in de zaak L 126-2013

naar aanleiding van de klacht van:

A.     

klaagster

tegen:

B.     

verweerder

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 11 april 2013, met kenmerk DOK 6953 , door de raad ontvangen op 12 april 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 7 oktober 2013. Klaagster en verweerder zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Uit het e-mailbericht van klaagster dd. 21 september 2013 blijkt dat de oproeping door klaagster is ontvangen en verweerder heeft de raad bij brief dd. 10 september 2013 bericht niet in de gelegenheid te zijn ter zitting te verschijnen.

1.3      De raad heeft kennisgenomen van:

-       de brief van de deken dd. 11 april 2013;

-       de brief van klaagster dd. 19 april 2013;

-       de brief van verweerder dd. 10 september 2013-10-27 e-mailbericht van klaagster dd. 21 september 2013

2          FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1      Op 27 oktober 2011 heeft een gesprek tussen klaagster en verweerder plaatsgevonden. Verweerder heeft op 28 oktober 2011 voor klaagster een toevoeging aangevraagd, welke aanvraag door de Raad voor de Rechtsbijstand dd. 22 november 2011 is afgewezen.

2.2      Klaagster heeft zich per e-mail dd. 14 november 2011 bij de deken beklaagd over het optreden van verweerder.

2.3      Verweerder heeft de deken bij brief dd. 24 januari 2012 bericht dat hij ter sauvering van de rechten van klaagster, bezwaar heeft gemaakt tegen de afwijzing door de Raad voor Rechtsbijstand. Verweerder wees voorts op de hoorzitting die op 8 februari 2012 zou plaatsvinden. Verweerder stelde in zijn brieff aan de deken dat hij klaagster, gelet op de door klaagster tegen hem ingediende klacht, niet rechtstreeks had benaderd en dat hij haar tijdens de hoorzitting niet bij zou staan.

2.4      De deken heeft bij brief dd. 9 februari 2012 zijn standpunt aan partijen kenbaar gemaakt. Klaagster verzocht de deken bij brief dd. 7 maart 2013 om de klacht door te zenden aan de raad van discipline.

3          KLACHT

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.    verweerder de belangen van klaagster in het dossier schadefonds geweldsmisdrijven bij het Haagse gerechtshof onvoldoende heeft behartigd, terwijl hij al wel een toevoeging bij de Raad voor Rechtsbijstand had aangevraagd;

2.    verweerder de Raad voor Rechtsbijstand onjuist heeft geinformeerd, waardoor de toevoeging werd afgewezen.

4          VERWEER

4.1      Klaagster heeft pas 14 maanden nadat de deken zijn standpunt kenbaar heeft gemaakt, om doorzending van de klacht gevraagd. De klacht dient daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard.

4.2      Klaagster is nimmer client van verweerder geworden, aangezien de overeenkomst van opdracht nimmer tot stand is gekomen. Verweerder heeft tijdens het intakegesprek duidelijk gezegd dat hij geen werkzaamheden zou verrichten, zolang niet duidelijk was langs welke weg de vergoeding daarvan zou gaan plaatsvinden. Verweerder heeft aan klaagster duidelijk gemaakt dat hij in afwachting van de toevoeging nog geen werkzaamheden voor haar zou verrichten. Er was in de zaken van klaagster geen sprake van fatale termijnen, zodat het niet nodig was om in afwachting van de toevoeging rechten van klaagster te sauveren.

5          ONTVANKELIJKHEID

5.1      Klaagster heeft zich in oktober 2011 tot verweerder gewend en zich op 14 november 2011 bij de deken beklaagd over het optreden van klager. De deken heeft de klacht onderzocht en bij brief dd. 9 februari 2012 zijn standpunt aan partijen toegezonden. De deken verzocht aan klaagster om hem te berichten indien zij wenste dat de klacht zou worden doorgezonden aan de raad van discipline. Klaagster heeft bij brief 7 maart 2013 verzocht om tot doorzending over te gaan. Hoewel de raad van oordeel is dat klaagster onwenselijk lang heeft gewacht met haar verzoek om doorzending kan zij naar het oordeel van de raad wel worden ontvangen in haar klacht, nu niet is gebleken dat verweerder in zijn verdediging is belemmerd, en er geen sprake is van een zodanig lange termijn dat verweerder er geen rekening meer mee behoefde te houden dat zijn optreden nog tuchtrechtelijk zou kunnen worden getoetst.

5.2      De raad zal klaagster op grond van het bovenstaande ontvankelijk verklaren in naar klacht.

6          BEOORDELING

6.1      Verweerder stelt klaagster te hebben voorgehouden dat hij in afwachting van de toevoegingsaanvraag geen werkzaamheden voor haar zou verrichten. Klaagster betwist dat verweerder dit tegen haar heeft gezegd. Zij stelt dat door het aanvragen van een toevoeging een advocaat-client relatie tot stand is gekomen.

6.2      Hoewel verweerder er verstandig aan had gedaan om de afspraken ten aanzien van de bekostiging van zijn werkzaamheden schriftelijk vast te leggen, valt verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt te maken. Van een advocaat kan niet worden verwacht dat hij zijn werkzaamheden aanvangt indien niet duidelijk is hoe de kosten daarvan zullen worden voldaan. Het is begrijpelijk, dat verweerder, waar klaagster had gesteld niet in staat te zijn de kosten van de werkzaamheden van verweerder te voldoen, eerst de beslissing op de toevoegingsaanvraag heeft willen afwachten.

6.3      Niet gebleken is dat er sprake was van fatale termijnen, zodat het verweerder vrij stond de beslissing op de toevoegingsaanvraag af te wachten alvorens een aanvang te maken met zijn werkzaamheden. Nu klaagster zich reeds voordat de beslissing op de toevoegingsaanvraag is afgegeven, heeft beklaagd over het optreden van verweerder, valt niet in te zien welk verwijt verweerder valt te maken.

6.4      Vast staat dat verweerder een toevoeging heeft aangevraagd betreffende een vordering op het schadefonds geweldsmisdrijven. Ten aanzien van de sepotbeslissing is geen toevoeging aangevraagd. Een ter zake door klaagster op 4 oktober 2011 ingediend bezwaarschrift is door haar op 6 oktober 2011 ingetrokken. Uit de aan de raad overgelegde stukken is niet gebleken dat klaagster verweerder heeft verzocht een artikel 12 Sv procedure te voeren. De Raad voor Rechtsbijstand heeft op basis van de door klaagster verstrekte financiele gegevens besloten de toevoeging af te wijzen. Hiervan valt verweerder geen verwijt te maken.

              7        BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart klaagster ontvankelijk in haar klacht

verklaart de klacht in beide onderdelen ongegrond.

Aldus gegeven door mr. G.J..E. Poerink, voorzitter, mrs. A. Freriks, R.G.A. M. Theunissen, Th. Kremers, W. van Beek, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting dd. 2 december 2013.

                        griffier                                                    voorzitter                                 

Deze beslissing is in afschrift op 3 december 2013

per aangetekende brief verzonden aan:

-     klaagster

-     verweerder

-     de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

-     de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-              verweerder/verweerster

-              de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

en voor zover de klacht ongegrond is verklaard tevens door:

-             klaagster

-              de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Limburg

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.         Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.         Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.         Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl