ECLI:NL:TADRSHE:2013:165 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch L 262 -2013

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2013:165
Datum uitspraak: 02-12-2013
Datum publicatie: 10-01-2014
Zaaknummer(s): L 262 -2013
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Bezwaren van de deken
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Niet voldoen
Beslissingen: Schrapping
Inhoudsindicatie:   Handelen in strijd met de Verordening op de administratie en de financiële integriteit schaadt het vertrouwen dat de samenleving in de integriteit van de advocatuur behoort te kunnen stellen en valt een advocaat tuchtrechtelijk ernstig aan te rekenen. De ernst van het verweerder tuchtrechtelijk aan te rekenen handelen,  gevoegd bij de omvang van de voor de cliënten van klager hieraan verbonden nadelige financiële gevolgen en gevoegd bij het volstrekt ontbreken van inzicht bij verweerder over de ontoelaatbaarheid van zijn handelen, die bij de raad de vrees voor herhaling heeft doen postvatten, alsmede gevoegd bij het verweerder verweten frustreren van het dekenaal toezicht op de naleving van de Verordening  op de administratie en de financiële integriteit en een tegen hem ingediende klacht rechtvaardigt de zwaarste maatregel. Dat verweerder zich inmiddels op eigen verzoek van het tableau heeft laten schrappen maakt dit niet anders. Niet verantwoord is dat verweerder de praktijk als advocaat uitoefent. Cliënten dienen daartegen te worden beschermd. Schrapping

Beslissing van 2 december 2013

in de zaak L 262-2013

naar aanleiding van het bezwaar van:

de deken van de orde van advocaten

A.     

deken

tegen:

B.

                                        verweerder

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 16 september 2013 met kenmerk DOK 262, door de raad ontvangen op 19 september 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 7 oktober 2013 in aanwezigheid van de deken. Verweerder had de raad per telefax dd. 2 oktober 2013 verzocht de mondelinge behandeling voor voorshands onbepaalde tijd uit te stellen. De griffier van de raad heeft verweerder bij brief dd. 4 oktober 2013 bericht dat het verzoek om aanhouding door de raad is afgewezen . Verweerder is ter zitting dd. 7 oktober 2013 niet verschenen. Van de mondelinge behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3      De raad heeft kennis genomen van:

-     de brief van de deken van 16 september 2013, met bijlagen;

-     de fax van verweerder dd. 2 oktober 2013, met bijlage.

2          FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1      Verweerder heeft op zijn kantoorrekening de volgende bedragen ontvangen:

-    in de zaak  A 1130 een bedrag ad € 400,75

-       in de zaak A 103 bedragen ad € 3.400,- en € 1.470,-

-       in de zaak S/OM een bedrag ad € 11.630,-

-       in de zaak H een bedrag ad € 535,75

De in de zaken A 1130, A 103 en S/OM op de kantoorrekening ontvangen gelden, zijn door verweerder niet aan de rechthebbenden doorbetaald. De in de zaak van client H op 31 mei 2010,13 augustus 2010 en 19 juli 2011 ontvangen bedragen van in totaal € 535,75 zijn door verweerder, na daartoe te zijn aangemaand, in mei 2013 aan client H doorbetaald.

2.2      De deken heeft verweerder in dossier A 148 verzocht hem te beantwoorden   naar aanleiding van een brief van mr. X dd. 6 maart 2013 ten aanzien van vergeefse pogingen om te komen tot afrekening van een door mr. X van verweerder overgenomen zaak. De deken heeft verweerder uitstel verleend tot 17 juni 2013. Verweerder heeft niet gereageerd.

2.3      De deken heeft verweerder gewezen op zijn bewaarplicht ten aanzien van dossiers. Verweerder stelde de opslagkosten niet te kunnen betalen. Verweerder heeft de orde per e-mail dd. 4 april 2013 voorgesteld de kosten over te nemen dan wel het archief naar elders te verplaatsen. Verweerder stelde het archief te zullen vernietigen als de orde hem daarin niet tegemoet zou komen. De orde heeft verweerder bericht dat hij zelf verantwoordelijk is en blijft voor zijn archief. Verweerder antwoordde per e-mail dd. 23 mei 2013 dat hij zich vrij achtte met het archief te doen wat hem goed dunkte.

2.4      De deken heeft verweerder bij brief dd. 12 april 2013 verzocht om aan te geven of er nog andere dossiers waren waarin hij derdengelden op zijn bank- of privérekening had geïncasseerd. Verweerder heeft deze brief onbeantwoord gelaten.

2.5      Verweerder is op 25 maart 2013 op eigen verzoek geschrapt van het tableau voor advocaten.

3          klacht

3.1      Het bezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:  

1.    verweerder de omslag van de plaatselijke orde over de periode september tot en met december 2012 niet heeft betaald;

2.    verweerder derdengelden op zijn kantoorrekening heeft geïncasseerd en niet heeft doorbetaald;

3.    verweerder brieven van de deken, ondanks rappel, onbeantwoord heeft gelaten;

4.    verweerder de orde verantwoordelijk houdt voor (de kosten van) de opslag van zijn archief.

4          VERWEER

4.1      De hoofdelijke omslag, zoals door de deken bedoeld, is mij door het bureau van de orde kwijtgescholden;

4.2      Het is juist dat ik gelden op mijn bankrekening heb ontvangen. De kwestie in A 1130 en de zaak H betreft dezelfde kwestie. Na vaststelling hiervan is het verschuldigde terugbetaald. Verweerder heeft in de zaak A 103 excuses aangeboden en toegezegd te zullen terugbetalen en hieraan de hoogste prioriteit te zullen geven.

4.3      Uitbetaling blijkt nimmer uit de dossiers van een advocaat maar uit diens financiele administratie. Ten aanzien van de zaak S/OM is het onzinnig dat verweerder zou moeten aantonen dat is uitbetaald.

4.4      De cliënt van verweerder heeft desgevraagd bij herhaling te kennen gegeven mr. X niet te kennen. Hij heeft mr. X nimmer een opdracht gegeven werkzaamheden voor hem te verrichten. Uit het dossier blijkt hiervan ook niets.

4.5      Verweerder bevindt zich vanwege ziekte en uitval in een moeilijke financiële positie. Om deze reden heeft verweerder om bijstand verzocht ten aanzien van de opslag van zijn archief.

5          BEOORDELING

Ad bezwaar 1.

5.1      Het eerste onderdeel van het bezwaar is door de deken ter zitting van de raad ingetrokken, zodat dit onderdeel van het bezwaar geen behandeling meer behoeft.

Ad bezwaar 2.

5.2      Het tweede onderdeel van het bezwaar heeft betrekking op het incasseren door verweerder van derdengelden op zijn eigen kantoorrekening en het vervolgens niet doorbetalen van deze gelden. Ingevolge artikel 6 lid 2 van de Verordening op de administratie en de financiële integriteit dient een advocaat erop toe te zien dat derdengelden niet naar hem worden overgemaakt, maar hetzij rechtstreeks naar de rechthebbende, hetzij naar de hem ter beschikking staande Stichting Derdengelden. De vermelding van het eigen bankrekingnummer is slechts toegestaan bij betalingsverzoeken betrekking hebbende op verschotten en geldbedragen die de advocaat zelf toekomen. Ingevolge artikel 6 lid 3 van voormelde verordening is de advocaat verplicht zodra hij desondanks derdengelden onder zich heeft gekregen deze onverwijld over te maken hetzij naar de rechthebbende, hetzij naar zijn Stichting Derdengelden en een dergelijke handeling steeds afzonderlijk te administreren zodanig dat daaruit telkens blijkt: het ontvangen bedrag, de datum en wijze van ontvangst, de datum van overmaking, de begunstigde en de naam van de behandelende advocaat.

5.3      Als door verweerder erkend staat vast dat in de zaak A 103 door verweerder gelden op zijn kantoorrekening zijn geincasseerd, welke bedragen niet zijn doorbetaald. Verweerder heeft hiervoor geen verklaring kunnen geven. Dat de zaak A 1130 en de zaak van client H betrekking heeft op dezelfde zaak is uit de aan de raad overgelegde stukken niet gebleken. Als door verweerder erkend staat vast dat hij ook in deze zaken derdengelden op zijn kantoorrekening heeft geincasseerd, terwijl hij alleen het bedrag in de zaak van zijn client H -na daartoe te zijn aangemaand en pas drie jaar na de ontvangst van deze gelden op zijn kantoorrekening- heeft overgemaakt. In de zaak betreffende S/OM stelt verweerder ten onrechte dat hij niet gehouden zou zijn aan de deken aan te tonen dat de door hem op zijn kantoorrekening ontvangen derdengelden aan de betreffende client zijn doorbetaald. Een advocaat is te allen tijde gehouden een deken desgevraagd te informeren over op zijn kantoorrekening ontvangen derdengelden. Een advocaat is immers verplicht derdengelden hetzij rechtstreeks naar de rechthebbende te doen overmaken, hetzij naar de hem ter beschikking staande Stichting Derdengelden. Handelen in strijd met voormelde verplichting is als zodanig voor een deken voldoende aanleiding de betreffende advocaat hierover te bevragen en om bewijs van doorbetaling te verzoeken. Van een “fishing expedition”, zoals door verweerder ten onrechte is gesteld, is daarom geen sprake. Nu verweerder er, behoudens in de zaak van client H, niet in is geslaagd om de doorbetaling van de op de kantoorrekening ontvangen derdengelden van in totaal € 16.900,75 aannemelijk te maken, houdt de raad het ervoor dat de door verweerder op zijn kantoorrekening ontvangen derdengelden door hem zijn behouden.

5.4      Op grond van het bovenstaande stelt de raad vast dat verweerder heeft gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel 6 van de Verordening op de administratie en de financiele integriteit en dat door verweerder ten onrechte op zijn kantoorrekening ontvangen derdengelden niet aan de rechthebbenden zijn doorbetaald.

5.5      De raad stelt voorts vast dat verweerder niet heeft geregeerd op verzoeken van de deken om hem nader te informeren over de doorbetaling van de door verweerder op zijn kantoorrekening ontvangen derdengelden, waardoor verweerder de deken heeft gefrustreerd in diens toezichthoudende taak. Handelen in strijd met de Verordening op de administratie en de financiële integriteit en het frustreren van de deken in diens toezichthoudende taak op de naleving van deze verordening valt een advocaat tuchtrechtelijke ernstig aan te rekenen.

Ad bezwaar 3.

5.6      In de advocatenwet is aan de raden van toezicht en daarmede aan de deken onder meer opgedragen een behoorlijke uitoefening van de praktijk te bevorderen en toe te zien op de naleving van de plichten van de advocaat als zodanig terwijl zij de taken vervullen die hun bij verordeningen zijn opgelegd. Bovendien heeft de wetgever in het tuchtrecht belangijke taken voor de deken weggelegd. Zo heeft de deken de taak om een onderzoek in te stellen naar elke bij hem ingediende klacht en te trachten in der minne een schikking te bereiken. Hierdoor is het voor de deken van belang om alle feiten en omstandigheden te kennen. De advocaat tegen wie een klacht is ingediend is daarom in het algemeen verplicht de nodige inlichtingen aan de deken te verstrekken. Door niet te reageren op verzoeken van de deken om informatie belemmert een advocaat de deken in diens hiervoor omschreven taakuitoefening en handelt deze niet zoals een behoorlijk advocaat betaamt zodat een door de deken daarover ingediend bezwaar gegrond zal worden verklaard.

5.7      Als door verweerder erkend staat vast dat hij de verzoeken van de deken om te reageren op de brieven van mr. X onbeantwoord heeft gelaten. Wat er ook moge zijn van het verweer dat de zaak niet door mr. X overgenomen zou zijn, dit laat onverlet dat verweerder de brieven van verweerder hierover had behoren te beantwoorden. Door deze brieven onbeantwoord te laten, heeft verweerder de deken belemmerd in diens toezichthoudende taak, wat een advocaat tuchtrechtelijk ernstig valt aan te rkenenen.

Ad bezwaar 4.

5.8      Een advocaat dient zelf te voldoen aan de verplichtingen die hem in zijn hoedanigheid van advocaat door de wet zijn opgelegd, waaronder de wettelijke bewaarplicht van zijn dossiers. Het betaamt een advocaat niet om de verantwoordelijkheid (voor de kosten) daarvan neer te leggen bij de Raad van Toezicht van de Orde van advocaten.

6          MAATREGEL

6.1     Handelen in strijd met de Verordening op de administratie en de financiële integriteit schaadt het vertrouwen dat de samenleving in de integriteit van de advocatuur behoort te kunnen stellen en valt een advocaat tuchtrechtelijk ernstig aan te rekenen. Het in strijd met voormelde verordening op een kantoorrekening incasseren en niet doorbetalen van derdengelden valt verweerder dusdanig ernstig aan te rekenen, dat alleen al op grond hiervan een zware tuchtrechtelijke maatregel geboden is. Dit geldt temeer wanneer er, zoals uit de aan de raad overgelegde stukken is gebleken, sprake is van systematisch handelen.

6.2     De raad rekent het verweerder voorts aan dat hij niet ter zitting is verschenen om zich te verantwoorden over de ernstige verwijten van de deken. Voor zover verweerder, zoals namens hem wordt gesteld, gelet op eerdere psychische klachten slechts beperkt beschikbaar is voor stressvolle activiteiten, had het op zijn weg gelegen om prioriteit te geven aan het afleggen van verantwoording over de hem door de deken verweten tuchtrechtelijke gedragingen, in plaats van het verrichten van werkzaamheden voor zijn juridisch adviesbureau Y, waartoe verweerder zich klaarblijkelijk wel in staat acht.

6.3     Voorts is de houding van verweerder ten opzichte van de deken in zijn brief dd. 11 augustus 2013, alsmede ten aanzien van zijn bewaarplicht, een behoorlijk handelend advocaat niet waardig.

        6.4     Verweerder heeft het vertrouwen dat de samenleving in de integriteit van de advocatuur behoort te kunnen stellen in ernstige mate geschaad. De ernst van het verweerder tuchtrechtelijk aan te rekenen handelen,  gevoegd bij de omvang van de voor de cliënten van klager hieraan verbonden nadelige financiële gevolgen en gevoegd bij het (zoals uit de brief van verweerder dd. 11 augustus 2013 aan de deken is gebleken) volstrekt ontbreken van inzicht bij verweerder over de ontoelaatbaarheid van zijn handelen, die bij de raad de vrees voor herhaling heeft doen postvatten, alsmede gevoegd bij het verweerder verweten frustreren van het dekenaal toezicht op de naleving van de Verordening op de administratie en de financiële integriteit en een tegen hem ingediende klacht rechtvaardigt de zwaarste maatregel. Dat verweerder zich inmiddels op eigen verzoek van het tableau heeft laten schrappen maakt dit niet anders.

   6.5   Op grond van de ernst van de aan verweerder verweten gedragingen, komt de raad tot de conclusie dat het niet verantwoord is dat verweerder de praktijk als advocaat uitoefent. Cliënten dienen daartegen te worden beschermd. De raad zal aan verweerder de maatregel van schrapping van het tableau opleggen. Naar het oordeel van de raad vordert het door art. 46 Advocatenwet beschermde maatschappelijk belang dat de deken het enkele feit van de schrapping van het tableau van verweerder openbaar maakt op de in het arrondissement Limburg gebruikelijke wijze zodra deze schrapping onherroepelijk is geworden.

BESLISSING

De raad van discipline:

-       stelt vast dat onderdeel 1 van het bezwaar ter zitting is ingetrokken en derhalve geen behandeling meer behoeft;

-       verklaart de onderdelen 2, 3 en 4 van het dekenbezwaar gegrond;

-       legt aan verweerder op de maatregel van schrapping van het tableau, ingaande op de tweede dag na het onherroepelijk worden van deze beslissing;

-       beveelt dat het enkele feit van deze schrapping van het tableau van verweerder nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden door de deken openbaar zal worden gemaakt op de in het arrondissement Limburg gebruikelijke wijze.

Aldus gegeven door mr. G.J.E. Poerink, voorzitter, mrs. A.A. Freriks, R.G.A.M.    Theunissen, Th. Kremers, W.H.N.C. van Beek, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 2 december 2013 .

griffier                                                                         voorzitter                                  

Deze beslissing is in afschrift op 3 december 2013

per aangetekende brief verzonden aan:

-        klager

-        verweerder

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-        verweerder

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.    Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.    Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.    Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl