ECLI:NL:TADRSHE:2013:147 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch ZWB 264 - 2013

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2013:147
Datum uitspraak: 25-11-2013
Datum publicatie: 30-12-2013
Zaaknummer(s): ZWB 264 - 2013
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Bezwaren van de deken
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Bezwaren van de deken
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Niet voldoen
Beslissingen: Schrapping
Inhoudsindicatie: Deken belemmerd in haar toezichthoudende taak door niet op verzoeken om informatie te reageren en door na te laten de gevraagde (financiële) bescheiden over te leggen, evenmin meegewerkt aan de begeleiding door een door de deken daartoe aangezochte collega-advocaat. Geen stappen ondernomen om zijn praktijk zodanig in te richten dat door hem wordt voldaan aan de voor hem als advocaat geldende verordeningen en de deken zodanig te informeren dat het mogelijk is toezicht te houden op de omstandigheid of de praktijk van verweerder naar behoren wordt uitgeoefend. Verweerder heeft het vertrouwen dat de samenleving in de kwaliteit en integriteit van de advocatuur moet kunnen stellen, in ernstige mate geschaad, en heeft in het bijzonder ook het vertrouwen in zijn eigen beroepsuitoefening - naar het oordeel van de raad onherstelbaar - beschadigd. Geen inzicht in de tekortkomingen in de wijze waarop hij zijn praktijk uitoefent en evenmin in het tuchtrechtelijk verwijtbare karakter van zijn gedragingen dan wel nalaten.De raad acht het niet langer verantwoord dat verweerder de praktijk uitoefent zonder te voldoen aan de voor hem geldende verplichtingen en zonder dat toezicht op zijn praktijkuitoefening mogelijk is. Bezwaren gegrond; schrapping van het tableau  

Beslissing van 25 november 2013

in de zaak ZWB 264-2013

naar aanleiding van het bezwaar van:

deken

tegen:

Mr Z.          

                                        verweerder

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 28 augustus 2013 met kenmerk K12-123, door de raad ontvangen op 29 augustus 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland West-Brabant haar bezwaar tegen verweerder bij de raad ingebracht.

1.2      Het bezwaar is behandeld ter zitting van de raad van 30 september 2013 in aanwezigheid van de deken en verweerder . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3      De raad heeft kennis genomen van:

-     de brief van de deken dd. 28 augustus 2013, met bijlagen;

-     de telefax van de deken dd. 23 september 2013, met bijlagen

2          FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1     Verweerder is op 15 februari 2006 beëdigd als advocaat en heeft zijn stageverklaring ontvangen op 29 april 2009. Kort nadien is verweerder zijn eigen advocatenkantoor gestart. Sinds de beëdiging van verweerder zijn er 10 collega’s en confrères geweest die de deken hebben verzocht om te bemiddelen tussen hen en verweerder en daarnaast zijn 11 klachten tegen mr. Z.  ingediend.

 2.2   In het begin van het jaar 2012 bereikten de deken berichten over het niet nakomen door verweerder van zijn financiële verplichtingen. In BN/De Stem d.d. 23 maart 2012 kondigde de deurwaarder aan dat – na beslaglegging - op 26 maart 2012 de complete kantoorinventaris van verweerder executoriaal zou worden verkocht. Op 31 maart 2012 werd een verzoek tot het leggen van conservatoir beslag op het kantoorpand voor een vordering van € 94.250, - gedaan. De deken ontving van de sector “Planning en Verantwoordelijkheid en Financiën” van de Rechtbank Breda berichten dat verweerder achterstallig was met het betalen van griffierechten.

2.3     De deken heeft verweerder uitgenodigd voor een gesprek op 2 mei 2012. Met verweerder werd gesproken over de financiële geschillen en over de slechte bereikbaarheid van (het kantoor van) verweerder. Ook de wijze waarop verweerder reageerde op verzoeken van de stafjurist in tuchtrechtelijke aangelegenheden werd besproken. De deken gaf aan een dekenbezwaar te overwegen. Na voormeld gesprek vond geen verbetering plaats. Betalingen bleven achterwege en de rechtbank heeft dwangbevelen laten betekenen. De rekening-courant verhouding met de rechtbank was toen al enige tijd beëindigd als gevolg van de wanbetaling. De deken nodigde verweerder uit voor een gesprek op 6 juni 2012. Hierop werd door verweerder niet gereageerd. De deken nodigde verweerder opnieuw uit voor een gesprek. Dit gesprek vond plaats op 11 juni 2012. Tijdens dit gesprek kwamen de niet betaalde griffierechten opnieuw aan de orde, alsmede een tegen verweerder ingediende klacht, de nog immer slechte bereikbaarheid van (het kantoor van) verweerder en het vermoeden dat verweerder goederen had onttrokken aan het hiervoor genoemde beslag. De deken zegde verweerder aan zijn kantoorhandboek voor 22 juni 2012 aan te vullen met een communicatieplan, dat door verweerder daadwerkelijk zou worden uitgevoerd. Verweerder heeft dit nagelaten.

2.4     De deurwaarder heeft op 2 juli 2012 tevergeefs geprobeerd om dwangbevelen te betekenen aan het kantooradres van verweerder. De deurwaarder heeft uit hetgeen hij aantrof bij het bezoek aan het kantoorpand van verweerder de conclusie getrokken dat verweerder geen kantoor meer hield aan het als zodanig geregistreerde kantooradres van verweerder. Ook de griffie van de rechtbank beklaagde zich opnieuw bij de deken over aanhoudende niet betaling van griffierechten.

2.5       De deken heeft in de week van 2 juli 2012 diverse keren tevergeefs geprobeerd verweerder te bereiken. Verweerder was noch op zijn kantoortelefoon noch op zijn mobiele nummer bereikbaar. Op 4 juli 2012 heeft de deken tevergeefs gepoogd een kantoorbezoek te brengen. Er bleek niemand aanwezig en op het pand was de naam van verweerder niet, althans niet leesbaar, vermeld. Het was niet duidelijk of verweerder inderdaad nog kantoor hield in het betreffende pand.

2.6       Op 5 juli 2012 reageerde verweerder op het verzoek van de deken dd. 2 juli 2012 om contact op te nemen. De deken drong er bij verweerder op aan om op 9 juli 2012 te bellen met de adjunct-secretaris om een afspraak te maken voor een bespreking op het Bureau van de Orde op zo kort mogelijke termijn. Aan dit verzoek heeft verweerder niet voldaan.

2.7       Op 10 juli 2012 hebben de adjunct-secretaris en de deken in totaal zes maal tevergeefs getracht verweerder te bereiken. Verweerder heeft niet gereageerd op verzoeken telefonisch contact op te nemen. Op 10 juli 2012 is opnieuw getracht een kantoorbezoek bij verweerder te brengen. Wederom werd niemand op het adres aangetroffen. Door de ramen van de benedenetage van het pand waren vanaf de straatzijde enkele stapels cliëntendossiers duidelijk zichtbaar. De namen op de dossiers waren, met enige moeite, leesbaar. De deken heeft verweerder op 10 juli 2012 aangeschreven over haar bevindingen. De deken kondigde aan een dekenbezwaar te zullen indienen, nu verweerder zich stelselmatig aan toezicht en controle onttrok, zijn bereikbaarheid, ondanks een aantal indringende gesprekken daarover, nog steeds niet verbeterd was, hij niet had voldaan aan de eis om voldoende opleidingspunten te halen en hij niet alleen griffierechten, maar ook de ordebijdragen onbetaald had gelaten.

2.8       Op 16 juli 2012 is aan verweerder een concept dekenbezwaar toegezonden. Verweerder is in de gelegenheid gesteld om op het dekenbezwaar te reageren en deed dat in een brief van 23 juli 2012, die hij per e-mail toezond. Verweerder is daarop uitgenodigd voor een gesprek op 15 augustus 2012. Tijdens dat gesprek zijn afspraken gemaakt. Onder andere werd afgesproken dat verweerder zou meewerken aan een kantoorbezoek waarbij financiële stukken zouden worden ingezien. Dit bezoek zou binnen enkele dagen na het gesprek plaatsvinden. In afwachting van de resultaten van het kantoorbezoek zou het indienen van het dekenbezwaar worden aangehouden. Aangaande de bereikbaarheid werd afgesproken dat verweerder een telefoondienst ging inschakelen die zowel de mobiele telefoon als de vaste telefoonlijn opnam en doorschakelde. Op 1 september 2012 zou tevens een secretaresse/juridisch ondersteunend medewerkster in dienst treden. Daarmee zouden de problemen wat betreft de bereikbaarheid opgelost moeten zijn.

2.9       Op 16 augustus 2012 werd de telefoon door verweerder opnieuw niet beantwoord. De deken heeft verweerder daarop aangekondigd dat zij, samen met mr. X (lid RvT) en de adjunct-secretaris zijn kantoor zou bezoeken op maandag 20 augustus 2012, met de aanzegging dat de eerder aangekondigde inzage in financiële stukken zou moeten kunnen plaatsvinden. Op 20 augustus 2013 heeft het aangekondigde kantoorbezoek plaatsgevonden.

2.10     De deken heeft bij brief dd. 20 augustus 2012 de bevindingen en zorgen van de Raad van Toezicht bevestigd en gemaakte afspraken als volgt vastgelegd:

“Geachte confrère,

Hiermee bevestig ik u voor de goede orde en voor alle duidelijkheid hetgeen vanmorgen is besproken ter gelegenheid van het bezoek van mrs (……)  en mijzelf aan uw kantoor.

Op 16 juli jl. ontving u mijn schriftelijke bevestiging voor het op 15 juli jl. door mij aan u aangekondigde kantoorbezoek, waarbij mrs. (……..) en ik de financiële en bankstukken van uw praktijk (inclusief de derdengeldenrekening) zouden inzien. Aanleiding voor het bezoek is onze zorg over uw praktijkvoering, ingegeven door diverse berichten over problemen van financiële aard bij uw kantoor (dwangbevelen, beslagleggingen etc.). Al enkele malen in de afgelopen 2,5 jaar en dit jaar meer bijzonder en in toenemende mate hebben mr. R. en ik sinds maart met u gesproken over signalen van derden – de (griffie van) rechtbank en hof, de NOvA, deurwaarders en anderen – en onder meer de bereikbaarheid van uw kantoor.

Uw bereikbaarheid – zowel op kantoor als per mobiel nummer – laat, zoals u genoegzaam bekend, wat mij betreft op onaanvaardbare wijze te wensen over : ik kan u met zeer grote regelmaat niet bereiken, ik laat berichten achter waarop u niet reageert en u verschijnt niet op het Bureau op aan u doorgegeven data en tijden. U hebt in juli gemeld dat u een telefoon-beantwoordingsdienst hebt gevonden, maar het blijkt dat deze inmiddels – althans donderdag en vrijdag jl. - niet meer voor u beschikbaar is.

Ook blijft u sinds najaar 2011 steeds weer in gebreke bij het beantwoorden van klachten, die bij mij in instructie zijn. U komt voor zover ik kan nagaan bijna geen enkele beantwoordingstermijn na. Dat is in de behandeling van klachten van derden niet aanvaardbaar.

In diverse gesprekken tussen maart en vanmorgen hebben wij als Raad steeds weer geprobeerd te achterhalen wat de problemen zijn, maar het is door uw houding – u meent dat er niets aan de hand is – niet goed mogelijk u hierbij eventueel hulp te bieden.

De zorg over u als persoon, naast de zorg die de Raad van Toezicht heeft ten aanzien van uw praktijkvoering is niet oppervlakkig, maar zeer serieus te nemen. U meldde vanmorgen dat u vreest door alle druk overspannen te raken en dit is ook niet vreemd : het heeft er alles van weg dat de zaken – zowel inhoudelijk in uw praktijk als in de praktijkvoering in organisatorische en financiële zin – u boven het hoofd dreigen te groeien. Ik heb er nogmaals en indringend bij u op aangedrongen dat u hiervoor hulp zoekt. Zoals u bekend is kunt u hiervoor ook hulp vragen bij de Raad.

In het concept dekenbezwaar dat u onlangs werd toegezonden is een van mijn grote bezwaren dat u mij – door u onbereikbaar te houden en niet te reageren op terugbelverzoeken of verschijnings-aanzeggingen – het aan mij opgedragen wettelijk toezicht onmogelijk maakt. Dit geldt ook voor de Raad van Toezicht als geheel. Met name wil ik hierbij benadrukken dat uw bij herhaling niet geheel met de waarheid strokende verklaringen tegenover mij en mr. R. een weinig vertrouwen wekkende indruk over uw handelwijze als advocaat vestigen. Vorige week vertelde u mij vandaag en morgen vanwege zittingen geen kantoorbezoek van de Raad te kunnen ontvangen. Desgevraagd hebt u geen bewijs overgelegd van oproepingen voor de bedoelde zittingen buiten Breda, u hebt gewoonweg helemaal niet gereageerd. De zittingen bleken dus helemaal niet te bestaan.

Vanmorgen kwamen wij bij u op kantoor en u bleek - ondanks het feit dat u voldoende van te voren op de hoogte was van het doel van ons bezoek - niet te beschikken over enige financiële en bankstukken van uw praktijk. U gaf aan geen bankpassen aanwezig te hebben, waarmee alsnog de inzage via uw computerscherm (of print outs) kon worden gegeven. Ook de gang naar (een van) uw banken bleek geen optie. U had alleen de jaarstukken 2010 beschikbaar. Uw boekhouder, (……) te Tilburg, zo meldde u, was niet beschikbaar geweest voor u sinds vorige week woensdag en had vrijdag 17 augustus jl. voor drie weken het kantoor volledig gesloten.

De heer (…….) belde mij tot mijn verbazing vrijdagmiddag 17 augustus jl. om half 5 ’s middags mobiel op om mij eveneens deze mededeling te doen; ik liet hem weten dat mij dit in beginsel niet regardeert, omdat u het bent die de Raad van Toezicht de stukken dient te tonen.

Vanmorgen bleek overigens bij telefonische navraag aan het kantoor (…….) dat de heer(……), die op dat moment bij een klant was, vanmiddag om 16.00 uur wel op kantoor aanwezig zal zijn.

Ik liet u tijdens ons bezoek al weten dat ik niet meer wens te worden geconfronteerd met onwaarheden van uw kant en in dit geval betekent het evident dat ook uw boekhouder er niet voor schuwt mij opzettelijk onjuist te informeren, wanneer ik mijn wettelijke toezichttaak uitoefen. Dit is volstrekt onacceptabel en dient onmiddellijk te stoppen. U begrijpt ongetwijfeld dat hier gevolgen aan verbonden worden.

Dit betekent dat enkele van de vanmorgen met u gemaakte afspraken enigszins zijn gewijzigd en wel als volgt:

u belt nog vandaag naar de heer (……) - of gaat vanmiddag naar zijn kantoor - en u zorgt er voor dat de fiscale aangiften, die over het eerste half jaar 2012 t.b.v. uw praktijk zijn gedaan digitaal aan u worden toegezonden – vandaag - waarna deze vervolgens worden uitgeprint en op dinsdag 21 augustus a.s. op het Bureau worden afgegeven,

samen met afschriften van de bankoverzichten van de rekening van uw Stichting derdengelden vanaf 1 december 2011 tot en met 31 juli 2012;

afschriften van alle bankrekeningen die uw kantoorvoering betreffen, dus zoals u aangaf van de ABNAMR.O bank en de ING bank, over de periode 1 december 2011 – 1 augustus 2012.

Verder spraken wij af dat u zoals vorige week woensdag – en al maanden geleden – besproken met mr. (…….) afrekent datgene wat niet ter discussie staat, dit aan ons aantoont en dat u aantoont dat u voor het overige met hem een afspraak maakt, die ook daadwerkelijk wordt nagekomen.

In de klachtzaken van uw voormalige cliënt (……) en uw voormalige kantoorgenote mr. (……) zult u vandaag antwoorden. In de eerste zaak bent u inmiddels een week te laat met antwoorden, de tweede staat vandaag geagendeerd voor uw reactie.

Ik maak mij werkelijk ernstige zorgen over u persoonlijk en over uw praktijkvoering en ik raad u dringend aan u te beraden zodat u uzelf het voordeel gunt van orde op zaken stellen, waarna u verder kunt.

Uitoefening van het advocatenberoep vereist (behalve het voldoen aan alle wettelijke verplichtingen) inzicht in de praktijkvoering – organisatorisch en financieel – waarvan u te weinig blijk geeft, naast een inhoudelijk kwalitatieve deskundigheid.

Dit is geen sinecure en daarvoor is het essentieel dat u er voor zorgt dat u in staat bent – op alle manieren – om het beroep naar behoren te kunnen uitoefenen.

Met de leden van de Raad reken ik er op dat u nu op de kortst mogelijke termijn orde op zaken stelt en ons daarvan inzage verschaft.

Zoals u weet zal ik bij gebreke daaraan het opgeschorte dekenbezwaar alsnog moeten completeren en indienen.

In afwachting van uw vervulling van bovenstaande,

Hoogachtend,

(…………..)

2.11 Verweerder legde op 27 augustus 2012 stukken over. De deken heeft verweerder op 29 augustus 2012 bericht dat de financiële stukken niet compleet waren. Ook maakte zij er melding van dat de bereikbaarheid nog steeds te wensen overliet. Op 3 september 2012 vond een gesprek plaats met verweerder. Tijdens dit gesprek werden de wel beschikbare financiële stukken besproken. Verweerder is erop gewezen dat zijn administratie ontoereikend was en dat het vermoeden bestond dat de derdengelden niet volgens de regels werden geadministreerd. De inhoud van het gesprek en de bevindingen zijn vastgelegd bij brief dd. 4 september 2012. De deken heeft verweerder aangeraden om voor een periode van circa 2 jaar collegiale ondersteuning voor financieel/administratieve begeleiding te zoeken. Verweerder stond daarvoor open. Door verweerder werden enkele aanvullende financiële bescheiden overgelegd, waarna op 12 september 2012 een vervolggesprek plaatsvond. Met verweerder is besproken dat de door hem ingediende financiële stukken nog steeds niet compleet waren, dat de CCV opgave wat betreft de informatie omtrent de derdengelden onvolledig was en dat tevens niet werd voldaan aan het twee-handtekeningenvereiste en tevens dat gebleken was dat met enige regelmaat gelden van de derdengeldrekening op de lopende kantoorrekening werden gestort. Op grond hiervan werden nadere afspraken gemaakt. Verweerder diende een Rapport Feitelijke Bevindingen te laten opstellen over de periode 1 januari 2011 tot en met 31 juli 2012, welk rapport uiterlijk op 15 november 2012 moest zijn ingediend bij de Raad van Toezicht. De Raad van Toezicht zou – zoals door verweerder gewenst - een ter zake deskundig advocaat als begeleider voorstellen. De begeleiding zou 2,5 jaar duren, waarbij het kantoor van verweerder twee maal per maand zou worden bezocht en er ieder half jaar aan de Raad van Toezicht zou worden gerapporteerd. .

2.12    De deken heeft, met instemming van verweerder, bij brief dd. 12 oktober 2012 aan mr B verzocht als begeleider op te treden.. Mr. B. aanvaardde de opdracht in zijn brief van 15 oktober 2012. Op 30 oktober 2012 heeft mr. B. zijn eerste bezoek aan het kantoor van verweerder gebracht. Op 7 december 2012 bracht mr. B. zijn eerste verslag uit en stuurde hij het begeleidingsplan toe. Op 12 april 2013 ontving de deken van mr. B. het verzoek hem van zijn opdracht te ontheffen omdat verweerder onvoldoende medewerking verleende om de begeleiding te laten slagen. Verweerder belde afspraken af en leverde gevraagde stukken niet aan.

2.13     Verweerder werd bij brief dd. 7 mei 2013 door de adjunct-secretaris uitgenodigd voor een gesprek met de deken op het Bureau van de Orde op 15 mei 2013. Verweerder schreef bij brief dd. 14 mei 2013 dat hij pas aan het einde van de maand beschikbaar zou zijn. De deken heeft verweerder vervolgens opgeroepen om te verschijnen voor een bespreking op het Bureau van de Orde op 16 mei 2013 om 15.00 uur. De deken heeft verweerder daarbij verzocht om haar uiterlijk 16 mei 2013 om 11.45 uur te berichten dat hij op het aangegeven tijdstip op het Bureau van de Orde aanwezig zou zijn. Om omstreeks 13.30 uur op 16 mei 2013 bericht de secretaresse van verweerder dat zij zojuist het faxbericht van de deken onder ogen kreeg. De secretaresse deelde mee dat verweerder tot 15.00 uur een strafzitting in Zwolle zou hebben. Zij deelde ook mede dat zij hem een sms-bericht had gestuurd met de mededeling dat verweerder naar het Bureau van de Orde moest bellen. De deken heeft verweerder daarop opnieuw per faxbericht uitgenodigd voor een bespreking; dit maal op woensdag 22 mei 2013 om 9.00 uur op het Bureau van de Orde. Verweerder heeft hierop niet gereageerd. Het heeft het tot 29 mei 2013 geduurd voordat verweerder stelde zich te kunnen vrijmaken.

2.14     Verweerder verscheen op 29 mei 2013 op het Bureau van de Orde. De kantoororganisatie bleek nog steeds niet in orde te zijn, onder andere omdat de vacature van een tweede bestuurslid van de stichting beheer derdengelden nog steeds niet was ingevuld. Ook de twee-handtekeningenverplichting werd niet nagekomen. Daarnaast was de secretaresse op zoek naar ander werk. Ook de financiële administratie was nog steeds niet in orde. Er ontbraken nog steeds meerdere financiële stukken, die ter inzage voorgelegd moesten worden. In het gesprek is tevens aan de orde gekomen dat verweerder de hoofdelijke omslag over 2013 niet had betaald. Verweerder had, hoewel daartoe verplicht en al eerder daarop te zijn gewezen, de wijziging van zijn telefoonnummer niet doorgegeven aan BAR. De inhoud van het gesprek is bij brief d.d. 6 juni 2013 van de adjunct-secretaris bevestigd.

2.15     Op 17 juni 2013 heeft verweerder laten weten dat zijn accountant tot op dat moment niet in staat is gebleken het Rapport Feitelijke Bevindingen te verstrekken. Tevens legde hij een overeenkomst over waaruit bleek dat M.  B.V. voortaan de financiële administratie van het kantoor van verweerder zou gaan voeren. Verweerder verzocht in zijn brief van 17 juni 2013 om een overleg met de deken op 21 juni 2013. Omdat de deken op die datum verhinderd was werd aan verweerder gevraagd om op 26 juni 2013 te bellen om een andere afspraak te maken. Verweerder heeft dit niet gedaan. Op 19 augustus 2013 ontving de deken bericht van M. B.V. dat zij de overeenkomst met verweerder had opgezegd, omdat verweerder na het tekenen van de overeenkomst niets meer van zich had laten horen.

2.16     De deken heeft op 19 augustus 2013 een concept dekenbezwaar toegestuurd aan verweerder en verweerder in de gelegenheid gesteld hierop te reageren. Verweerder heeft tijdens een gesprek met de deken op 28 augustus 2013 medegedeeld dat de praktijk hem boven het hoofd groeit, dat hij privéproblemen heeft en dat hij niet langer adequaat kan reageren. Verweerder wil wel advocaat blijven en zegde toe voor 30 september 2013 een aantal eenvoudig aan te pakken nalatigheden te herstellen. De deken heeft op 28 augustus 2013 haar bezwaren bij de raad van discipline ingediend.

2.17     De deken heeft de raad bij brief van 23 september 2013 ter onderstreping en bevestiging van haar zorgen geïnformeerd over een viertal nieuwe kwesties, waaruit blijkt van niet nakomen van afspraken, onbereikbaarheid en niet reageren door verweerder.

3          bezwaar

3.1      De bezwaren van de deken luiden als volgt:

1.            De kantooradministratie van verweerder is onvoldoende georganiseerd.

2.            De administratie van de derdengelden is onvoldoende georganiseerd en geadministreerd. Er is geen tweede bestuurslid van de stichting beheer derdengelden en uit onderzoek is gebleken dat met regelmaat gelden van de derdengeldrekening op de lopende kantoorrekening worden ontvangen c.q. overgeboekt.

3.            De gevraagde financiële stukken worden, ondanks herhaald verzoek, niet overgelegd. Het gaat daarbij om een plan met betrekking tot een adequate kantoororganisatie, de jaarstukken over 2011, BTW aangiftes 2011, IB aangifte 2011, een Rapport Feitelijke Bevindingen met betrekking tot de derdengeldrekening, een Rapport Feitelijke Bevindingen ex. artikel 4 Verordening op de vakbekwaamheid jo. artikel 8 Regeling Vakbekwaamheid.

4.            Verweerder onttrekt zich aan toezicht op zijn handelen als advocaat. Enerzijds door stelselmatig afspraken met de deken niet na te komen, niet te reageren op oproepen voor gesprekken c.q. deze (laattijdig) eenzijdig te verzetten en anderzijds door zijn medewerking te onthouden aan constructief toezicht. Uit de rapportage van mr. B. blijkt ook dat verweerder zich niet heeft gehouden aan gemaakte afspraken waardoor de overeengekomen begeleiding door verweerder onmogelijk werd gemaakt.

5.            De bereikbaarheid van zowel verweerder als zijn kantoor laat ernstig te wensen over. Na een periode waarin het kantoor nauwelijks bereikbaar was is heel even verbetering gekomen na het aanstellen van een secretaresse. Het is echter niet voldoende wanneer alleen de secretaresse de telefoon beantwoordt, verweerder dient ook zelf bereikbaar te zijn en is dat niet. Bij het Bureau van de Orde komen regelmatig klachten binnen over de onbereikbaarheid van verweerder. Een veel voorkomende problematiek daarbij is ook dat een advocaat een dossier wil overnemen, maar geen enkele reactie krijgt op het verzoek om het dossier over te dragen. Ook de stafjurist van het Bureau krijgt veelal geen gehoor en pas nadat na diverse aanmaningen een dekenbezwaar wordt aangezegd, komt verweerder in actie. Deze handelwijze is niet behoorlijk tegenover cliënten, collega’s en confrères. Bovendien belet verweerder de deken op deze wijze om haar toezichthoudende taak uit te oefenen;

6.            Verweerder heeft nagelaten zijn CCV-opgave 2012 te doen. Het gaat daarbij zowel om de individuele opgave als om de kantooropgave. Verweerder is op 20 juni 2013 11 juli 2013 en op 31 juli 2013 gerappelleerd. Ook heeft de stafjurist getracht om verweerder hierover te bellen, maar hij bleek niet bereikbaar. Het niet voldoen aan de Centrale Controle Verordening is tuchtrechtelijk verwijtbaar;

7.            Verweerder heeft zijn nota voor de hoofdelijke omslag van de plaatselijke orde voor het ordejaar 2013 ad € 630,85 niet voldaan. De factuur is op 7 februari 2013 verzonden met een betalingstermijn van 30 dagen. Verweerder is op 4 juni 2013 en op 1 juli 2013 gerappelleerd. Inmiddels is verweerder ook een boete verschuldigd, maar betaling is uitgebleven;

8.            Verweerder heeft 3 nota’s van de Nederlandse Orde van Advocaten, ondanks diverse aanmaningen onbetaald gelaten (financiële bijdrage 2012 ad € 791,24 ; financiële bijdrage van 2013 ad € 840,16, en kosten advocatenpas ad € 85,-)

9.            Verweerder heeft meerdere nota’s voor griffierechten onbetaald gelaten.

 Bovenvermelde bezwaren hebben tot de volgende conclusie van de deken geleid:

3.2      Al het vorenstaande samen is voor de deken aanleiding de raad te verzoeken om haar bezwaren gegrond te verklaren en een passende maatregel op te leggen aan verweerder. De deken heeft zich, samen met de leden van de Raad van Toezicht en de adjunct-secretaris meer dan voldoende ingespannen om met verweerder naar constructieve oplossingen te zoeken. Het is volledig aan verweerder zelf te wijten dat er geen passende oplossing is bereikt. De deken verzoekt de raad bij de hoogte van de maatregel niet alleen rekening te houden met de ernst van de feiten en de onderlinge samenhang, maar eveneens met de hoeveelheid verzoeken tot bemiddeling en klachten die haar de voorbije periode hebben bereikt. Hoewel deze klachten en bemiddeling niet alle hebben geleid, of zullen leiden, tot een tuchtrechtelijke maatregel geven de aard en oorzaken van deze klachten en bemiddelingsverzoeken wel inzage in de problematiek, die als een de rode draad door de praktijkvoering door verweerder loopt. Verweerder is slecht bereikbaar, voorziet de cliënten van onvoldoende informatie, frustreert stelselmatig een gedegen tuchtrechtelijk onderzoek en antwoordt niet of nauwelijks als hem om een reactie wordt gevraagd. Daarbij maakt verweerder geen onderscheid of de vraagsteller een cliënt, een collega of confrère, of zelfs de deken is. Het lijkt onmogelijk verweerder ertoe te bewegen in te zien dat zijn praktijkvoering onvoldoende is en dat hij hiervoor dringend adequate professionele ondersteuning nodig heeft.

4          VERWEER

4.1    Verweerder heeft ter zitting van de raad gesteld niet te betwisten wat door de deken naar voren is gebracht. Verweerder heeft ter zitting van de raad naar voren gebracht nog geen tweede bestuurslid voor de stichting derdengelden te hebben kunnen vinden. Verweerder betreurt dat de bereikbaarheid te wensen heeft overgelaten. Deze is veroorzaakt door een groot verloop van medewerkers. Het is niet zo gemakkelijk om goede ondersteuning te vinden. Verweerder stelt dat er voor hem niets anders op zit dan zich bij een andere organisatie aan te sluiten. Verweerder vraagt zich af of hij advocaat/ondernemer wenst te blijven. Hij vraagt zich af of hij niet bij een ander kantoor moet gaan solliciteren.

5          BEOORDELING

5.1      De raad is op grond van alle door de deken aangedragen feiten en omstandigheden bij elkaar en in onderling verband gezien van oordeel dat geen andere conclusie kan worden getrokken dan dat verweerder niet geschikt is om de functie van advocaat uit te oefenen. Verweerder voldoet niet aan de, op grond van de voor advocaten geldende verordeningen, op hem rustende verplichtingen, verweerder reageert in het geheel niet op verzoeken om informatie door de deken, andere leden van de Raad van toezicht en confrères en verweerder laat na financiële verplichtingen, onder meer aan gerechtelijke instanties, na te komen. Verweerder is niet of nauwelijks bereikbaar gebleken, en deswege niet in staat om de belangen van zijn cliënten naar behoren te behartigen.

5.2      Verweerder heeft door zijn handelwijze de deken belemmert in haar toezichthoudende taak door niet op verzoeken om informatie te reageren en door na te laten de gevraagde (financiële) bescheiden over te leggen. Verweerder heeft niet meegewerkt aan de begeleiding door een door de deken daartoe aangezochte collega-advocaat. Verweerder is gedurende vele jaren door de deken in de gelegenheid gesteld zijn praktijkvoering in te richten conform de eisen die daartoe aan een advocaat gesteld worden. Desalniettemin zijn door verweerder geen stappen ondernomen om zijn praktijk zodanig in te richten dat door hem wordt voldaan aan de voor hem als advocaat geldende verordeningen en de deken zodanig te informeren dat het mogelijk is toezicht te houden of de praktijk van verweerder naar behoren wordt uitgeoefend. Verweerder heeft ter zitting er blijk van gegeven geen inzicht te hebben in de wijze waarop een behoorlijke advocatenpraktijk dient te worden uitgeoefend.

5.3      De raad zal op grond van het bovenstaande de bezwaren van de deken gegrond verklaren.

6          MAATREGEL

6.1      Verweerder heeft het vertrouwen dat de samenleving in de kwaliteit en integriteit van de advocatuur moet kunnen stellen, in ernstige mate geschaad, en heeft in het bijzonder ook het vertrouwen in zijn eigen beroepsuitoefening - naar het oordeel van de raad onherstelbaar - beschadigd.

6.2      Verweerder heeft, zoals ter zitting nader is gebleken, geen inzicht in de tekortkomingen in de wijze waarop hij zijn praktijk uitoefent en evenmin in het tuchtrechtelijk verwijtbare karakter van zijn gedragingen dan wel nalaten, nu verweerder in het geheel niet voldoet aan de vereisten die in de voor advocaten geldende verordeningen aan hem als advocaat worden gesteld. . Verweerder heeft gedurende lange tijd de gelegenheid gekregen zijn praktijkvoering zodanig in te richten dat deze voldoet aan de eisen die aan een behoorlijke praktijkuitoefening door een advocaat gesteld mogen worden. De raad acht het niet langer verantwoord dat verweerder de praktijk uitoefent zonder te voldoen aan de voor hem geldende verplichtingen en zonder dat toezicht op zijn praktijkuitoefening mogelijk is.

6.3      Op grond van de ernst van de in deze zaak aan verweerder verweten gedragingen, komt de raad tot de conclusie dat het niet verantwoord is dat verweerder zijn praktijk als advocaat nog langer uitoefent. De raad zal aan verweerder de maatregel van schrapping van het tableau opleggen, waarbij naar het oordeel van de raad het door art. 46 Advocatenwet beschermde maatschappelijk belang vordert dat de deken het enkele feit van de schrapping van verweerder van het tableau openbaar maakt op de aldaar gebruikelijke wijze zodra deze schrapping onherroepelijk is geworden.

BESLISSING

De raad van discipline:

             verklaart alle bezwaren van de deken gegrond;

legt aan verweerder op de maatregel van schrapping van het tableau, ingaande op de tweede dag na het onherroepelijk worden van deze beslissing;

beveelt dat het enkele feit van deze schrapping van het tableau van verweerder nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden door de deken openbaar zal worden gemaakt op de aldaar gebruikelijke wijze.

Aldus gegeven door mr. M.I.J. Hegeman, voorzitter, mrs. P.J.W.M. Theunissen, L.W.M. Caudri, E.J.P.J.M. Kneepkens en J.C. van den Dries, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 25 november 2013.

griffier                                                                  voorzitter                                                                                                                                                                                         

Deze beslissing is in afschrift op 26 november 2013

per aangetekende brief verzonden aan:

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland West-

       Brabant

-        verweerder

-        de deken van de Nederlandse Orde

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-        verweerder

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.    Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.    Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.    Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl