ECLI:NL:TADRSHE:2013:118 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch L 326-2013

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2013:118
Datum uitspraak: 20-11-2013
Datum publicatie: 30-11-2013
Zaaknummer(s): L 326-2013
Onderwerp: Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Geen feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit blijkt dat klacht niet eerder dan pas na 3 jaar kon worden ingediend. Klacht: kennelijk niet-ontvankelijk  

Beslissing van 20 november 2013

in de zaak L 326-2013

naar aanleiding van de klacht van:

A

klaagster

tegen:

B

verweerder

De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement L van 21 oktober 2013 met kenmerk D , door de raad ontvangen op 22 oktober 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1.           FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:

1.1          Klaagster heeft zich in september 2009 gewend tot verweerder met het verzoek haar bij te staan inzake de verdeling van een huwelijksgoederengemeenschap. Verweerder heeft op 24 september 2009 een opdrachtbevestiging aan klaagster toegestuurd, waarin hij melding maakte van een door hem te hanteren uurtarief ad € 110,00.

1.2          Verweerder heeft op 11 maart 2010 een toevoeging aangevraagd. De toevoeging is afgegeven op 23 maart 2010, waarbij aan klaagster een eigen bijdrage ad € 100, - werd opgelegd. 

1.3          Verweerder heeft op 1 maart 2010 een bedrag ad € 392,70 in rekening gebracht ter zake van zijn werkzaamheden in de periode van september 2009 - 1 maart 2010. Klaagster heeft de declaratie op 17 maart 2010 voldaan. Op 26 maart 2010 heeft verweerder de aan klaagster opgelegde eigen bijdrage in rekening gebracht, welke door klaagster werd voldaan op 31 maart 2010.

1.4          Verweerder heeft het dossier op 28 oktober 2010 aan de opvolgende advocaat overgedragen. De afgegeven toevoeging is op 16 november 2010 gemuteerd.

2.           KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerder klaagster op 1 maart 2010 een nota heeft toegestuurd ter zake verrichte werkzaamheden, waarvoor hij in september 2009 een toevoeging had dienen aan te vragen.

Daarenboven heeft klaagster twijfels over de duur en de kwaliteit van de verrichte werkzaamheden.

3.               VERWEER    

3.1         Om voor een toevoeging in aanmerking te komen speelt zowel het inkomen als het vermogen een rol. Verweerder heeft op 24 september 2009 een opdrachtbevestiging, waarin de financiële afspraken zijn bevestigd, aan klaagster toegestuurd. Klaagster heeft de opdrachtbevestiging geretourneerd en zich derhalve met de inhoud daarvan akkoord verklaard.

3.2         Omdat de financiële situatie voor klaagster nijpend werd -het vermogen bestond uit onroerend goed- heeft verweerder desgevraagd in maart 2010 een toevoeging voor klaagster aangevraagd. De Raad voor Rechtsbijstand heeft in maart 2010 mogelijk ten onrechte een toevoeging afgegeven, daar door de Raad voor Rechtsbijstand niet op de vermogenscomponent is ingegaan.

3.2         Verweerder heeft het dossier in oktober 2010 aan de opvolgende advocaat overgedragen. Deze heeft nimmer gereageerd richting verweerder. Bijna vier jaar later komt een derde advocaat terug op de gang van zaken in september 2009.

4.           ONTVANKELIJKHEID VAN DE KLACHT

4.1         In het tuchtrecht voor advocaten bestaan geen algemene termijnen voor verjaring of verval betreffende het indienen van een klacht. Bij de beoordeling van een verweer tot niet-tijdige indiening van een klacht moeten twee belangen tegen elkaar worden afgewogen, enerzijds de rechtszekerheid voor de advocaat dat door hem verrichte werkzaamheden na het verstrijken van een redelijke termijn niet meer ter discussie zullen worden gesteld en anderzijds het maatschappelijk belang dat het optreden van een advocaat door de tuchtrechter getoetst kan worden. Daarbij is van belang wanneer de klager kennis heeft kunnen nemen van het verweten handelen en of de advocaat door het tijdsverloop in zijn verdediging is geschaad. De voorzitter zal de ontvankelijkheid van de klacht aan de hand van dit uitgangspunt beoordelen.

4.2         De klacht heeft betrekking op het handelen van verweerder van september 2009 tot oktober 2010. Klaagster verwijt verweerder dat hij al in september 2009 een toevoeging voor klaagster had behoren aan te vragen. Klaagster heeft zich hierover bij brief dd. 30 juli 2013, derhalve bijna vier jaar later beklaagd. En klaagsters twijfels over de duur en de kwaliteit van verweerders dienstverlening worden eerst bijna drie jaar na overdracht van het dossier geuit.  De voorzitter is van oordeel dat, nu door klaagster geen feiten of omstandigheden zijn aangevoerd, waaruit blijkt dat klaagster zich niet eerder met deze klacht tot de deken heeft kunnen wenden, geen sprake is van een redelijke termijn waarbinnen de klacht is ingediend.

4.4          De voorzitter zal de klacht op grond van het bovenstaande als kennelijk niet-ontvankelijk afwijzen.

BESLISSING

De voorzitter:

wijst de klacht als kennelijk niet-ontvankelijk af.

Aldus gegeven door mr. M.I.J. Hegeman, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier op 20 november 2013.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 25 november 2013

per gewone en per aangetekende post verzonden aan:

- klaagster

per gewone post verzonden aan:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement L

Ingevolge artikel 46h lid 1 van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch, Postbus 3115, 4800 DC Breda (fax: 076-5490569) . Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge­lijk.

Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:

a.         Per post

Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te    worden toegezonden aan de griffie van de raad.

Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:

Postbus 3115, 4800 DC Breda

b.        Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Lage Mosten 7, Breda.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u vooraf telefonisch contact op te nemen met de griffie van de raad. Het telefoonnummer van de raad van discipline is : 076-54 90 568.

c.         Per fax

Het faxnummer van de raad van discipline is 076 – 54 90 569. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.