ECLI:NL:TADRSHE:2013:1 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch L 36-2013

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2013:1
Datum uitspraak: 27-05-2013
Datum publicatie: 14-01-2014
Zaaknummer(s): L 36-2013
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Onvoldoende duidelijkheid aan cliënt verschaft over het feit dat hij geen “Rechtsanwalt” was en welke bevoegdheid hij als advocaat in Duitsland had. Verweerder had het Amtsgericht uitvoeriger moeten informeren over het feit dat klaagster onder bewind was gesteld. Cliënt onvoldoende duidelijk schriftelijk voorgelicht over de aard en strekking van de beslissing van het Amtsgericht. Verzuimd tijdig urenspecificatie te verstrekken. Tussenbeslissing: Klacht gedeeltelijk gegrond. Aard en zwaarte van op te leggen maatregel volgt in eindbeslissing.

Beslissing van 27 mei 2013

     in de zaak L36-2013

naar aanleiding van de klacht van:

A.

Klaagster

B.

gemachtigde:

tegen:

C.  

verweerder

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 4 februari 2013 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      Ter zitting van 25 maart 2013 zijn klaagster, vergezeld van haar gemachtigde, en verweerder verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3      De raad heeft kennis genomen van:

-       De brief van de deken d.d. 4 februari 2013 en de daarbij gevoegde stukken.

2       FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1     Verweerder heeft klaagster, die bij beschikking d.d. 13 april 2007 onder bewind was gesteld, als Rechtsanwalt bijgestaan in een pensioenverdelingskwestie (Versorgungsausgleich) bij het Ambtsgericht B.. Aan de pensioenkwestie ligt ten grondslag het tussen klaagster en haar ex-echtgenoot opgestelde echtscheidingsconvenant, waarin is bepaald:

“Voor zover de man in Duitsland pensioenrechten heeft opgebouwd zal het na de echtscheiding noodzakelijk zijn om in Duitsland een zogenaamde “Versorgungsausgleich” te laten verrichten, waartoe partijen na de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de daartoe bestemde registers, contact op zullen nemen met een Duitse advocaat teneinde op gezamenlijke kosten deze “Versorgungsausgleich” te laten verrichten.”

              2.2     Bij brief d.d. 2 augustus 2010 heeft verweerder het Amtsgericht geïnformeerd over klaagsters financiële situatie. In de brief is vermeld: “Sie wird betreut”.

              2.3     Op 8 mei 2012 heeft het Amtsgericht uitspraak gedaan. In de aanhef van de uitspraak is onder de partijnaam van klaagster vermeld:

                                   “Verfahrensbevollmächtigte:

                                   Rechtsanwälte A. Advocaten”.

2.3     Op 18 mei 2012 heeft verweerder de beslissing besproken met klaagster. Op 18 juni 2012 heeft verweerder “Beschwerde” (voorlopig bezwaar) tegen de beslissing ingediend.

3       KLACHT

3.1     De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.                hij klaagster in Duitsland onbevoegd als raadsman heeft bijgestaan;

2.                hij het Amtsgericht Schönenberg heeft verzuimd te berichten dat klaagster op 13 april 2007 onder bewind was gesteld;

3                 .hij klaagster onjuist heeft geïnformeerd over haar pensioenrechten;

4                 .hij klaagster nodeloos vaak op kantoor heeft uitgenodigd;

5.                hij klaagster nimmer een urenspecificatie heeft gegeven.

4       VERWEER

4.1     Klachtonderdeel 1

          Verweerder heeft tegen klaagster gezegd dat hij geen Duits advocaat is. Verweerder was bevoegd om klaagster in deze procedure bij te staan.

4.2     Klachtonderdeel 2

          Met verweerders brief d.d. 2 augustus 2010 heeft hij het Amtsbericht op de hoogte gesteld van het feit dat klaagster onder bewind was gesteld. De woorden: “Sie wird betreut” wijzen hierop.  

4.3     Klachtonderdeel 3

          Verweerder heeft klaagster niet onjuist geïnformeerd over haar pensioenrechten. Verweerder heeft geprobeerd de beslissing van het Amtsgericht aan klaagster uit te leggen, maar klaagster was te emotioneel en is opgestapt. Bij brief d.d. 29 februari 2008 had verweerder reeds aan klaagster laten weten dat hij op dat moment geen mogelijkheden zag om tot openbreking van het convenant over te gaan en dat hij de zaak zou heropenen in de pensioenkwestie als zou blijken dat klaagsters ex-echtgenoot relevante informatie had achtergehouden.

4.4     Klachtonderdeel 4

          Verweerder heeft klaagster niet nodeloos vaak op kantoor uitgenodigd. Het doel van iedere uitnodiging is geweest: formulieren invullen, vertalen en tekst en uitleg geven.

4.5     Klachtonderdeel 5

          Klaagsters bewindvoerder heeft contact opgenomen met verweerder in verband met de urenstaat. Verweerder heeft toen tegen de bewindvoerder gezegd dat de zaak nog afgewikkeld diende te worden, hetgeen op 5 september 2012 is gebeurd met de Raad voor Rechtsbijstand.

5        BEOORDELING

5.1     De klacht heeft betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening van verweerder. De raad overweegt dat de advocaat voor de wijze waarop hij de belangen van zijn cliënt heeft behartigd ten volle verantwoordelijk is. De tuchtrechter dient in dit opzicht te beoordelen of sprake is van enig handelen of nalaten van de advocaat in strijd met de zorg die de advocaat behoort te betrachten ten opzichte van degenen wier belangen hij of zij behartigt of behoort te behartigen.

5.2     Uitgangspunt daarbij is dat een advocaat voor het –in overleg met zijn cliënt- te voeren beleid een ruime mate van vrijheid toekomt en dat in het algemeen een tuchtrechtelijke maatregel eerst geïndiceerd kan zijn indien de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt of adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad.

5.3     De tuchtrechter toetst in volle omvang, maar hij zal bij zijn beoordeling rekening houden met de vrijheid die de advocaat dient te hebben met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt, alsmede met de keuzes waarvoor de advocaat bij de behandeling van een zaak kan komen te staan. Dat kan, bij voorbeeld, met zich meebrengen dat niet iedere misslag of verzuim aanstonds leidt tot een tuchtrechtelijk verwijt. De raad zal de klachten met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.

          Klachtonderdeel 1

5.4     De raad kan op basis van de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht niet vaststellen of verweerder in de onderhavige procedure bij het Amtsgericht al dan niet bevoegd was om namens klaagster op te treden. Wel staat vast dat klaagster zich tot verweerder heeft gewend in verband met een kwestie waarop het Duitse recht van toepassing was en waarin de Duitse rechter bevoegd was. Omdat verweerder zich middels zijn website en briefpapier naar buiten toe presenteerde als advocaat met een Nederlandse en Duitse rechtspraktijk en met kantoren in Nederland en Duitsland, mocht klaagster er, zonder andersluidende mededeling van verweerder, op vertrouwen dat verweerder niet alleen specifieke kennis had van het Duitse recht, maar ook dat verweerder bevoegd was om in Duitsland de belangen van klaagster, ook in de onderhavige procedure, als advocaat te behartigen. Dit geldt eens temeer nu aan de pensioenkwestie ten grondslag lag het tussen klaagster en haar ex-echtgenoot gesloten echtscheidingsconvenant, waarin uitdrukkelijk is bepaald dat een Duitse advocaat de “Versorgungsausgleich” moest verrichten.

5.5     Het had op de weg van verweerder gelegen om bij aanvaarding van de opdracht van klaagster en ook daarna, niet alleen mondeling maar ook schriftelijk, aan klaagster duidelijk te maken dat hij geen Rechtsanwalt was en welke bevoegdheid hij als Nederlands advocaat in Duitsland had. Niet gebleken is dat verweerder klaagster hierover duidelijkheid heeft verschaft en vaststaat dat verweerder daarover niets schriftelijk aan klaagster heeft medegedeeld. De raad is derhalve in zoverre van oordeel dat het eerste onderdeel van de klacht gegrond is.

          Klachtonderdeel 2

5.6     Uit de aan de raad overgelegde stukken blijkt dat verweerder sinds december 2006 de belangen behartigde voor klaagster, die op 13 april 2007 onder bewind werd gesteld. Verweerder stelt dat hij in zijn brief d.d. 2 augustus 2010 aan het Amtsgericht dit Amtsgericht op de hoogte heeft gesteld van het feit dat klaagster onder bewind was gesteld. De woorden: “Sie wird betreut” zouden daarop wijzen. De raad is van oordeel dat verweerder het Amtsgericht uitvoeriger en expliciet had moeten informeren over het feit dat klaagster onder bewind was gesteld, met toezending van de beschikking van de rechtbank d.d. 13 april 2007. Ook dit onderdeel van de klacht is dan ook gegrond.

          Klachtonderdeel 3

5.7     De raad is van oordeel dat op basis van de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht niet is komen vast te staan dat verweerder klaagster onjuist heeft voorgelicht. Verweerder heeft gesteld dat klaagster de aard en strekking van de beslissing van het Amtsgericht niet begreep. Naar het oordeel van de raad had het op de weg gelegen van verweerder om klaagster, temeer nu zij in de ogen van verweerder te emotioneel was om de aard en strekking van de beslissing van het Amtsgericht te begrijpen, daarover duidelijk schriftelijk uitleg moeten geven. Door dit na te laten heeft verweerder niet gehandeld zoals het een behoorlijk advocaat betaamt. Dit klachtonderdeel is derhalve gegrond.

          Klachtonderdeel 4

5.8     Naar het oordeel van de raad heeft klaagster haar klacht, dat hij klaagster nodeloos vaak op kantoor heeft uitgenodigd, onvoldoende feitelijk onderbouwd. Dit klachtonderdeel kan dan ook niet tot gegrondverklaring leiden.

          Klachtonderdeel 5

5.9     Als niet weersproken staat vast dat klaagsters bewindvoerder verweerder heeft verzocht om een urenspecificatie te overleggen. Dit verzoek heeft verweerder onbeantwoord gelaten. De raad is van oordeel dat verweerder de gevraagde specificatie had dienen te verstrekken, ook al stond verweerder klaagster bij op basis van een toevoeging en moest de zaak nog worden gedeclareerd bij de Raad voor Rechtsbijstand. Door de specificatie eerst tijdens de instructiefase bij de deken te overleggen, heeft verweerder niet gehandeld zoals het een behoorlijk advocaat betaamt, zodat dit klachtonderdeel gegrond is. 

5.10   De raad komt tot de slotsom dat de klachtonderdelen 1, 2, 3 en 5 gegrond zijn en dat klachtonderdeel 4 ongegrond is.

6        MAATREGEL

6.1     Ter zake het eerste klachtonderdeel heeft de raad niet kunnen vaststellen of verweerder in de onderhavige procedure bij het Amtsgericht al dan niet bevoegd was om als advocaat voor klaagster op te treden. Vaststelling is relevant in verband met de bepaling door de raad van een tuchtrechtelijke reactie. Derhalve dient het onderzoek te worden heropend. De raad stelt klaagster in de gelegenheid om binnen 4 weken na verzending van deze beslissing schriftelijk bewijs te leveren van haar stelling dat verweerder in de procedure bij het Amtsgericht niet bevoegd was om als advocaat namens haar op te treden, waarna verweerder in de gelegenheid zal worden gesteld om –eveneens binnen 4 weken- hierop schriftelijk te reageren en tegenbewijs bij te brengen. In afwachting hiervan zal de raad de beslissing omtrent de op te leggen maatregel aanhouden.

BESLISSING

De raad van discipline:

1.    verklaart de klachtonderdelen 1, 2 3 en 5 gegrond;

2.    verklaart klachtonderdeel 4 ongegrond;

3.    heropent het onderzoek van de klacht en bepaalt dat klaagster binnen 4 weken na het verzenden van deze beslissing het onder overweging 6.1 genoemde bewijs ter kennis van de raad dient te brengen, waarna verweerder –binnen 4 weken- in de gelegenheid wordt gesteld daarop schriftelijk te reageren.

Aldus gegeven door mr. G.J.E. Poerink, voorzitter, mrs. I.E.M. Sutorius, Th. Kremers, A.A. Freriks, R.G.A.M. Theunissen, leden, bijgestaan door mr. Th.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 27 mei 2013.

griffier                                                                         voorzitter                                  

Deze beslissing is in afschrift op 29 mei 2013   

per aangetekende brief verzonden aan:

-        klaagster

-        verweerder

-         de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.