ECLI:NL:TADRSHE:2012:YA3706 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch H229-2012

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2012:YA3706
Datum uitspraak: 17-12-2012
Datum publicatie: 19-01-2013
Zaaknummer(s): H229-2012
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Maatregelen, subonderwerp: Schorsing
Beslissingen: Onvoorwaardelijke schorsing
Inhoudsindicatie: Ten onrechte de indruk gewekt dat cliënte niet alleen akkoord ging met de voorschotbetaling maar ook met de inhoudelijke voorstellen ten aanzien van het convenant. Voor zover in overleg met de cliënt wordt besloten af te zien van het instellen van hoger beroep dient de advocaat dit, ter voorkoming van misverstand onzekerheid of geschil, schriftelijk aan zijn cliënt te bevestigen. Klacht gegrond; schorsing 4 weken, openbaarmaking ex artikel 48 lid 3 advocatenwet

Beslissing van 17 december 2012

in de zaak H 229-2012

naar aanleiding van de klacht van:

A

klaagster

gemachtigde:

B

tegen:

C

                                        verweerder

1                Verloop van de procedure

1.1         Bij brief aan de raad van 17 augustus 2012 met kenmerk K, door de raad ontvangen op 20 augustus 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement H de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2         De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 5 november 2012 in aanwezigheid van klaagster, de gemachtigde van klaagster en verweerder . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3          De raad heeft kennis genomen van:

-       de brief van de deken van 17 augustus 2012, met bijlagen.

2                FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1         Verweerder heeft klaagster bijgestaan  in een echtscheidingsprocedure.

2.2         De advocaat van de wederpartij heeft bij brief voorstellen gedaan met het oog op een tussen partijen te sluiten convenant en tevens om een voorschotbetaling van € 10.000, - verzocht. Verweerder heeft hierop bij brief als volgt geantwoord: “Cliënte is akkoord”

2.3         Verweerder heeft klaagster bijgestaan in een kort geding procedure. Verweerder heeft geen hoger beroep namens klaagster ingesteld tegen het vonnis in kort geding.

3                KLACHT        

3.1         De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.                          verweerder op een brief van de wederpartij met voorstellen ten aanzien van een convenant, alsmede een verzoek om een voorschotbetaling van € 10.000,00 te doen, een brief heeft gestuurd met de mededeling: “cliënte is akkoord”, waardoor hij de indruk heeft gewekt dat klaagster met het gehele voorgestelde convenant akkoord was;

2.                          verweerder geen beroep heeft aangetekend tegen een voor klaagster nadelig vonnis;

3.                          verweerder tekort is geschoten in zijn communicatieve verplichtingen jegens klaagster daar zij ten tijde van het indienen van de klacht al twee maanden niets van hem had gehoord.

4                VERWEER

4.1         Het is juist dat verweerder op een schrijven van de wederpartij heeft geantwoord: “cliënte is akkoord”. Dit akkoord was bedoeld op de betaling van een (voorschot)bedrag en geenszins op het gehele convenant. Dit betrof een onjuiste inschatting van verweerder, met een juridisch geschil tot gevolg.

4.2         Verweerder heeft geen hoger beroep ingesteld, omdat er sprake was van een kort gedingvonnis. De inschatting van verweerder was dat een bodemprocedure meer zinvol zou zijn, omdat, ook al zou er in hoger beroep een gunstig (kort geding)vonnis zijn verkregen, wat niet vast staat, dit enkel een voorlopige beslissing zou zijn.

4.3         Verweerder heeft een concept dagvaarding opgesteld, teneinde een bodemprocedure aanhangig te maken. Dit heeft uiteindelijk niet meer tot een procedure geleid, omdat klaagster liet blijken geen vertrouwen meer te hebben in verweerder als haar advocaat. Klaagster heeft uiteindelijk haar opdracht aan verweerder ingetrokken en zich tot een andere advocaat gewend.

5                BEOORDELING

5.1         Als door verweerder erkend staat vast dat verweerder in antwoord op een schrijven van de wederpartij met daarin voorstellen ten aanzien van een tussen partijen te sluiten convenant en een verzoek om een voorschotbetaling heeft geantwoord “cliënte is akkoord”, waardoor verweerder de indruk heeft gewekt dat klaagster niet alleen akkoord ging met de voorschotbetaling maar ook met de inhoudelijke voorstellen ten aanzien van het convenant, terwijl klaagster zich alleen akkoord had verklaard met het doen van een voorschotbetaling. Niet gebleken is dat verweerder nadien enige actie heeft ondernomen om zijn fout aan de wederpartij kenbaar te maken  dan wel deze te herstellen. Onderdeel 1 van de klacht is derhalve gegrond.

5.2         Ter zitting is gebleken dat klaagster met klachtonderdeel 2 heeft bedoeld dat zij verweerder verwijt dat hij geen hoger beroep heeft ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank van 9 december 2010. Een advocaat behoort zijn cliënt te wijzen op en te adviseren omtrent de mogelijkheid van hoger beroep en de termijn waarbinnen dit dient te worden ingesteld. Voor zover in overleg met de cliënt wordt besloten af te zien van het instellen van hoger beroep dient de advocaat dit, ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil, schriftelijk aan zijn cliënt te bevestigen.

5.3         Noch uit de aan de raad overgelegde stukken, noch uit hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, is gebleken dat verweerder met klaagster overleg heeft gevoerd over het al dan niet instellen van hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank van 9 december 2010. Verweerder heeft aldus de appeltermijn laten verstrijken, zonder daarover overleg met zijn cliënte te hebben gevoerd. Hiervan valt verweerder een tuchtrechtelijk verwijt te maken. Het tweede onderdeel van de klacht zal eveneens gegrond worden verklaard.

5.4         Als niet weersproken is komen vast te staan dat verweerder gedurende een termijn van twee maanden voor het indienen van de klacht niets van zich heeft laten horen. Klachtonderdeel 3 is daarmee eveneens gegrond.

6.             MAATREGEL

              6.1     Vast staat dat verweerder tegenover de wederpartij ten onrechte de indruk heeft gewekt dat klaagster akkoord ging met de voorstellen van de wederpartij over de inhoud van een convenant, alsmede dat hij, zonder overleg met klaagster, heeft nagelaten tijdig hoger beroep in te stellen tegen een voor klaagster negatieve beschikking van de rechtbank.  Verweerder heeft aldus tegenover klaagster niet die zorgvuldigheid in acht genomen die van een behoorlijk handelend advocaat mag worden verwacht. Verweerder heeft bovendien geen stappen gezet om de door klaagster ten gevolge van zijn beroepsfout mogelijk geleden schade te voorkomen c.q. te beperken. Van een behoorlijk handelend advocaat mag worden verwacht dat hij er alles aan doet om eventuele schade zoveel mogelijk te beperken. Tevens mag van een behoorlijk handelend advocaat worden verwacht dat hij beroepsfouten direct meldt bij zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar en dat hij hiermee niet wacht totdat hij door zijn cliënte aansprakelijk wordt gesteld. Verweerder heeft in het geheel niets gedaan en zijn cliënte bovendien maandenlang in het ongewisse gelaten over de verdere voortgang van de zaak, hetgeen verweerder in ernstige mate tuchtrechtelijk valt aan te rekenen.

              6.2     Verweerder heeft door zijn handelwijze het vertrouwen in de advocatuur ernstig geschaad. Aan verweerder zijn al eerder tuchtrechtelijke maatregelen opgelegd voor vergelijkbare tuchtrechtelijk verwijtbare gedragingen, waaruit verweerder klaarblijkelijk geen lering heeft getrokken.

              6.3     Op grond van het bovenstaande is de raad van oordeel dat thans niet meer kan worden volstaan met een lichtere dan de hierna op te leggen maatregel.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klacht in alle onderdelen gegrond en legt verweerder ter zake op de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van 4 weken;

bepaalt dat de opgelegde schorsing ingaat op de veertiende dag nadat deze beslissing in kracht van gewijsde is gegaan, of, indien verweerder uit andere hoofde is geschorst in de praktijkuitoefening of niet op het tableau staat ingeschreven, onmiddellijk aansluitend hieraan;

draagt de deken van de orde van advocaten in het arrondissement H op om de aan verweerder opgelegde maatregel binnen het arrondissement openbaar te maken op de aldaar gebruikelijke wijze.

Aldus gegeven door mr. J.K.B. van Daalen, voorzitter, mrs. J.C. van den Dries , M.B.Ph. Geeraedts , J.J.M. Goumans en J.F.E. Kikken, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal als griffier en -bij vervoeging- uitgesproken ter openbare zitting van 17 december 2012.

griffier                                                                         voorzitter                                     

Deze beslissing is in afschrift op 18 december 2012

per aangetekende brief verzonden aan:

-            klaagster

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement H

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-            verweerder

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.        Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.    Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.    Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl