ECLI:NL:TADRSHE:2012:YA3379 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch MB 38 - 2012

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2012:YA3379
Datum uitspraak: 08-10-2012
Datum publicatie: 22-10-2012
Zaaknummer(s): MB 38 - 2012
Onderwerp:
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klachten waarop al eerder is beslist
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Overige gronden
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Als over een klacht reeds een beslissing is gegeven, kan deze klacht niet ten tweeden male aan de tuchtrechter worden voorgelegd. Klager heeft weliswaar reeds eerder een klacht ingediend over de dienstverlening van verweerder, welke klacht is afgedaan bij verzetbeslissing,  maar die klacht zag op andere feiten dan de onderhavige. Anders dan de voorzitter is de raad dan ook van oordeel dat over de onderhavige klacht niet reeds een tuchtrechtelijke beslissing is gegeven. Verzet toch ongegrond omdat niet valt in te zien waarom klager de onderhavige klacht niet tezamen met de andere klacht over verweerders dienstverlening had kunnen indienen in november 2009. Sindsdien hebben zich immers geen nieuwe feiten of omstandigheden voorgedaan. Verzet ongegrond.  

Beslissing van 8 oktober 2012

     in de zaak MB38-2012

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 7 maart 2012 op de klacht van:

A.

Klager,

tegen:

B.

Verweerder.

1               Verloop van de procedure

1.1         Bij beslissing van 28 februari 2012 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 1 maart 2012 is verzonden aan klager.

1.2         Bij brief d.d. 2 maart 2012 heeft klager verzet gedaan bij de raad tegen de beslissing van de voorzitter.

1.3         Het verzet is behandeld ter mondelinge behandeling op 27 augustus 2012. Bij de mondelinge behandeling zijn klager en verweerder verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4         De raad heeft kennisgenomen van:

          -      de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en de onderliggende stukken;

          -      het verzetschrift van klager d.d. 2 maart 2012.

2               FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1     Verweerder heeft bij brief van 24 juli 2009 een advies aan klager uitgebracht in een civielrechtelijk geschil. Klager was in deze zaak eerder bijgestaan door mr. X. Door deze was op 23 juli 2009 een einddeclaratie aan klager toegezonden. Na het door verweerder uitgebrachte advies ontstond een verschil van inzicht tussen klager en verweerder, waarna klager aan verweerder bij brief van 27 augustus 2009 heeft verzocht zijn werkzaamheden per direct neer te leggen.

2.2     Verweerder heeft eerder op 9 november 2009 een klacht tegen verweerder ingediend. De klacht luidde als volgt: “Verweerder heeft de belangen van klager onvoldoende behartigd en niet volgens de Nederlandse wet gehandeld. Meer in het bijzonder verweet klager verweerder dat hij een onjuist adres van klager had opgenomen in een concept brief aan zijn wederpartij. Voorts was klager ontevreden over het feit dat verweerder niet namens klager aangifte had gedaan bij de politie van een strafbaar feit dat klager in een notariële akte had ontdekt.”

2.3     De klacht is bij beslissing van 29 maart 2010 door de voorzitter van de raad van discipline in het ressort ’s-Gravenhage als kennelijk ongegrond afgewezen. Het door klager tegen deze beslissing ingestelde verzet is bij beslissing van 15 november 2010 van de raad van discipline in het ressort ’s-Gravenhage ongegrond verklaard.

2.4     Op 27 april 2011 heeft klager zich opnieuw met een klacht tegen verweerder tot de deken gewend.

3               KLACHT EN VERZET

3.1         De klacht houdt in:

Verweerder heeft nagelaten het dossier bij de voorgaande advocaat van klager op te halen. Hij was hiertoe volgens de Nederlandse wet verplicht. Het dossier is nog steeds in het bezit van de voorgaande advocaat.

3.2         De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in:

De onderhavige klacht is niet behandeld door de raad van discipline te ’s-Gravenhage.

4               BEOORDELING

Het verzet

4.1         De voorzitter heeft in de voorzittersbeslissing terecht overwogen dat als over een klacht reeds een beslissing is gegeven, deze klacht niet ten tweeden male aan de tuchtrechter kan worden voorgelegd. De advocaat over wie geklaagd is moet er na het einde van de klachtzaak op kunnen vertrouwen dat de klacht tegen hem daarmee definitief afgewikkeld is, behoudens nieuwe feiten.

4.2         Klager heeft weliswaar reeds eerder een klacht ingediend over de dienstverlening van verweerder, welke klacht is afgedaan bij verzetb eslissing van de raad van discipline te ’s-Gravenhage d.d. 15 november 2010 (kenmerk R 3411/10/41), maar die klacht zag op andere feiten dan de onderhavige. Anders dan de voorzitter is de raad dan ook van oordeel dat over de onderhavige klacht niet reeds een tuchtrechtelijke beslissing is gegeven.

4.3         Ten gevolge van het verzet is de beslissing van de voorzitter van 28 februari 2012 vervallen. De raad zal de klacht opnieuw beoordelen.

De klacht

4.4         In november 2009 heeft klager klachten ingediend over verweerders dienstverlening in juli en augustus 2009, welke klachten zijn afgedaan bij beslissing van raad van discipline te ’s-Gravenhage d.d. 15 november 2010 (kenmerk R 3411/10/41). Op 27 april 2011 heeft klager zich opnieuw tot de deken gewend met de onderhavige klacht, welke eveneens ziet op verweerders dienstverlening in juli en augustus 2009.

4.5         De raad is van oordeel dat niet valt in te zien waarom klager de onderhavige klacht niet tezamen met de andere klacht over verweerders dienstverlening had kunnen indienen in november 2009. Sindsdien hebben zich immers geen nieuwe feiten of omstandigheden voorgedaan. Op basis van het beginsel van rechtszekerheid, inhoudend dat een advocaat erop mag vertrouwen dat door hem verrichte werkzaamheden na het verstrijken van een redelijke termijn niet meer ter discussie zullen worden gesteld, is naar het oordeel van de raad de klacht kennelijk niet ontvankelijk en  het verzet ongegrond.

4.6         De raad is van oordeel dat gelet op het bepaalde in artikel 46h leden 3 en 4 Advocatenwet tegen de onderhavige beslissing geen rechtsmiddel open staat.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

Aldus uitgesproken ter openbare zitting van mr. G.J.E. Poerink, voorzitter, mrs. I.E.M. Sutorius, E.P.C.M. Teeuwen, A.A. Freriks, R.G.A.M. Theunissen, leden, bijgestaan door mr. Th.H.G. van de Langenberg als griffier

griffier                                                               voorzitter                                     

Deze beslissing is in afschrift op 9 oktober 2012

per aangetekende brief verzonden aan:

-       klager

-       verweerder

-       de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement ‘s-Hertogenbosch

-       de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.