ECLI:NL:TADRSHE:2012:YA3282 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch B 19-2012

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2012:YA3282
Datum uitspraak: 03-09-2012
Datum publicatie: 25-09-2012
Zaaknummer(s): B 19-2012
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Instellen hoger beroep zonder overleg met cliënt ter sauvering van termijnen niet tuchtrechtelijk verwijtbaar nu communicatie met cliënt bemoeilijkt werd door het ontbreken van een vaste woon- en verblijfplaats van de cliënt. Door niet te voldoen aan herhaalde verzoeken om over te gaan tot betaling van griffierechten en eigen bijdrage heeft de cliënt zelf het risico in het leven geroepen dat door de advocaat geen nadere gronden zouden worden aangevoerd. Klacht ongegrond

Beslissing van 3 september 2012

in de zaak B 19-2012

naar aanleiding van de klacht van:

                                        A

                                        klager

    tegen:

    B

    verweerder

1                Verloop van de procedure

1.1         Bij brief aan de raad van 19 januari 2012 met kenmerk K11-121, door de raad ontvangen op 20 januari 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Breda de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2         De klacht is behandeld ter zittingen van de raad van 14 mei en 2 juli 2012, telkens in aanwezigheid van klager en verweerder . Van beide mondelinge behandelingen is proces-verbaal opgemaakt.

1.3          De raad heeft kennis genomen van:

-       de brief van de deken van 19 januari 2012, met bijlagen;

-       de brief van de deken van 26 januari 2012, met bijlage;

-       de brief van de deken van   6 februari 2012, met bijlagen;

-       de brief van de deken van 29 februari 2012, met bijlagen;

-       de brief van klager dd. 12 april 2012;

-       de brief van verweerder dd. 26 april 2012

-       van klager op 23 mei 2012 ontvangen verzendbewijzen;

-       brief van de deken van 30 mei 2012, met bijlagen

2                FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1         De gemeente X vorderde bij beschikking van 8 september 2010 van klager een bedrag terug van € 313,12. Verweerder heeft op 9 september 2010 namens klager tegen voormelde beschikking bezwaar ingediend. Verweerder heeft op 27 september 2010 de gronden van bezwaar ingediend. Op 28 september 2010 heeft een gesprek plaats gevonden tussen klager en verweerder. Verweerder heeft de door klager aangevoerde wijzigingen per fax op 11 oktober 2010 aan de gemeente X doorgegeven.

2.2         De gemeente X heeft het bewaar ongegrond verklaard. Verweerder heeft hiertegen namens klager beroep ingediend bij de Y. Verweerder heeft op 26 januari 2011 de gronden van beroep ingediend, onder verwijzing naar zijn brief van 27 september 2010 aan de gemeente X.

2.3         Klager heeft verweerder bij brief dd. 2 februari 2011 verzocht de brieven van 27 september 2010 en 26 januari 2011 in te trekken en alsnog de in zijn ogen juiste gronden in te dienen. Verweerder heeft het beroep niet ingetrokken; hij heeft op 9 februari 2011 aan Y  geschreven dat ook de fax van 11 oktober 2010 in de beroepsprocedure moest worden betrokken. De behandeling van de zaak werd vastgesteld op 17 augustus 2011.

2.4         Verweerder heeft op 19 januari 2011 beroep ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep in een bijzondere bijstandszaak. Verweerder ontving op 16 juni 2011 een uitnodiging voor de zitting van 19 juli 2011

2.5         Verweerder heeft klager bij brief van 17 februari 2011 bericht dat er een bedrag van ruim € 2.000, - openstond aan griffierechten en eigen bijdragen. Hij stelde niet langer bereid te zijn risico te nemen voor betaling van griffierechten en eigen bijdragen. Hij schreef voorts dat hij geen zaken meer voor klager zou beginnen, indien klager niet, iedere keer dat verweerder daarom vroeg, zou verklaren dat hij bijzondere bijstand zou aanvragen voor  de door hem verschuldigde eigen bijdragen en griffierechten.

2.6         Verweerder heeft bij brief van 10 maart 2011 bericht dat de gronden van het hoger beroep op 7 april 2011 dienden te zijn ingediend en dat tevens het griffierecht ad € 227, - moest zijn betaald. Verweerder wees klager voorts op de mogelijkheid van het aanvragen van bijzondere bijstand. Hij schreef voorts dat hij van klager had begrepen dat hij dat niet wenste te doen. Verweerder berichtte klager niet langer bereid te zijn de kosten van procedures voor zijn rekening te nemen en daarom het griffierecht niet te zullen betalen.

2.7         Verweerder heeft klager bij brief van 30 maart 2011 verwezen naar zijn brieven van 20 december 2010 en 17 februari 2011 ter zake van openstaande declaraties en naar zijn brieven van 8 en 10 maart 2011 in de beroepsprocedure. Verweerder herhaalde dat de gronden van hoger beroep op 7 april 2011 moesten zijn ingediend en het griffierecht ad € 227, - diende te zijn betaald. Verweerder stuurde klager een declaratie ten behoeve van de eigen bijdrage en het griffierecht. Hij verzocht klager voor 4 april 2011 te betalen, zodat verweerder voor tijdige betaling aan Y kon zorgen.

2.8         Verweerder heeft bij brief van 16 juni 2011 in het antwoord op de brief van klager van 12 juni 2011 aan klager geschreven dat hij niet meer in staat en niet meer bereid was om voor klager te werken.

2.9         De afdeling bestuursrechtspraak van de Y heeft het hoger beroep bij beslissing van 11 juli 2011 niet-ontvankelijk verklaard, aangezien de gronden van het hoger beroep niet tijdig waren ingediend, althans dat het verzuim niet tijdig was hersteld. Het door klager hiertegen ingestelde verzet is bij beslissing van 12 oktober 2011 door de afdeling bestuursrechtspraak van de Y niet ontvankelijk verklaard.

3                klacht

3.1         De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.      verweerder geen overleg met klager heeft gevoerd alvorens de gronden  in de bezwaar- en beroepsprocedure in te dienen; verweerder weigerde ter zake met klager in gesprek te gaan;

2.      verweerder heeft in de bezwaar- en beroepsprocedure tegen de gemeente X niet de juiste gronden aangevoerd;

3.      verweerder heeft geen gehoor gegeven aan het verzoek van klager om de gronden in te trekken en alsnog de juiste gronden in te dienen;

4.      verweerder gaat ook in andere zaken die hij voor klager behandelt zijn eigen gang en wenst niet met klager in gesprek te komen;

5.      verweerder heeft de gronden in een procedure bij de Y over de uitschrijving uit de basisadministratie niet tijdig ingediend;

6.      verweerder heeft niet gereageerd op een klacht tegen een medewerker, terwijl klager hierom in zijn brief van 12 juni 2011 wel had verzocht;

7.      verweerder heeft geen uitsluitsel gegeven over de door klager verstrekte opdracht om bijzondere bijstand aan te vragen bij d gemeente X, terwijl klager daarom in zijn brief dd. 12 juni 2011 wel had verzocht;

8.      verweerder heeft klager geen uitsluitsel gegeven over de lange duur van de procedure bij de Centrale Raad van Beroep betreffende bijzondere bijstand, terwijl klager daarom in zijn brief dd. 12 juni 2011 wel had verzocht;

9.      verweerder heeft klager geen uitsluitsel gegeven over de door klager verstrekte opdracht om rechter X te wraken, terwijl klager daarom in zijn brief dd. 12 juni 2011 wel had verzocht;

10.  verweerder heeft klager geen uitsluitsel gegeven over de twee procedures bij het Europese Hof voor de Rechten van de Mens, terwijl klager daarom in zijn brief dd. 12 juni 2011 wel had verzocht;

11.  verweerder zijn werkzaamheden bij klager in rekening brengt, terwijl hij niet heeft gedaan wat klager van hem heeft gevraagd.

4                VERWEER

4.1         Het is mogelijk dat er in eerste instantie geen overleg is gevoerd over de aan te voeren gronden, maar klager had hierom ook niet verzocht. Toen klager op 28 september 2010 aan verweerder wijzigingen in de gronden heeft doorgegeven, heeft verweerder deze per fax dd. 11 oktober 2010 aan de gemeente doorgegeven,

4.2         Verweerder heeft, ondanks een daartoe strekkend verzoek van klager,  het beroep van 26 januari 2011 niet ingetrokken. Dan zou immers de gehele procedure vervallen en dat was niet in het belang van klager.

4.3         Verweerder heeft op 20 juli 2011 - middels toezending door de rechtbank -kennis genomen van de inhoud van de brief van klager van 17 juli 2011aan de rechtbank. De inhoud van deze brief en het feit dat klager rekeningen onbetaald had gelaten, was voor verweerder reden de werkzaamheden voor klager te beëindigen. Verweerder heeft dit per e-mail dd. 30 juli 2010 aan klager medegedeeld.

4.4         Het is niet juist dat verweerder geen gesprekken wilde aangaan met klager. Klager was bij het kantoor van verweerder “kind aan huis”.

4.5         Verweerder heeft enkel beroep ingesteld om de beroepstermijn veilig te stellen. Verweerder heeft klager bij brief dd. 8 maart 2011 erop gewezen dat hij geen gronden namens klager zou indienen, zo lang hij de kosten van de procedure niet betaald had. Klager is vervolgens zelf naar Den Haag gereisd om het griffierecht te betalen, waarbij hij aangaf de zaak zelf te zullen behandelen. Verweerder heeft dit bij schrijven dd. 9 juni 2011 aan klager bevestigd. Verweerder sommeerde klager bij voormelde brief de openstaande declaraties te betalen. Op 12 juni 2011 heeft klager een klacht bij de deken tegen verweerder ingediend.

4.6         Klager had verweerder bij brief van 12 juni 2011 opdracht gegeven een van zijn medewerkers te ontslaan. Hierop hoefde verweerder niet te reageren.

4.7         Verweerder heeft in de brief van 12 juni 2011 geen opdracht tot het aanvragen van bijzondere bijstand gelezen. Het was klager die weigerde bijzondere bijstand aan te vragen voor de kosten van verweerder. Voor zover in de brief van 12 juni 2011 opdrachten waren vervat zou verweerder daaraan geen gevolg hebben gegeven, gelet op de inhoud van de brief van 12 juni 2011 en gelet op de openstaande declaraties. .

4.8         Verweerder heeft klager op de hoogte gesteld van de zitting van 19 juli 2011 en van het uitstel van deze zitting, in de beroepszaak bij de Centrale Raad van Beroep. Op 1 september 2011 werd de behandeling bepaald op 27 september 2011. Verweerder heeft klager bij brief dd. 6 september 2011 bericht dat hij niet bereid was de zaak verder voor klager te behandelen.  Verweerder kan zich niet herinneren dat klager hem uitsluitsel heeft gevraagd over de lange duur van de procedure bij de Centrale Raad van Beroep, maar als hij dat heeft gevraagd, zal verweerder klager hebben gezegd dat de duur van een dergelijke procedure niet te voorspellen is, maar dat snel op 1 a 1 ½ jaar gerekend moet worden.

4.9         Verweerder heeft niet voldaan aan het verzoek van klager om een rechter (opnieuw) te wraken. Verweerder zag hiertoe geen aanleiding. Een eerder wrakingsverzoek tegen dezelfde rechter was al afgewezen.

4.10     Klager heeft verweerder geen opdracht gegeven een procedure voor het Europese Hof voor de Rechten aan de Mens te starten. Verweerder heeft klager bij brief van 21 december 2010 bericht dat hij geen procedures voert voor het Europese Hof omdart hij daarmee geen ervaring heeft;

4.11     Klager heeft nagelaten bijzondere bijstand aan te vragen voor de kosten van verweerder. Klager heeft er bewust voor gekozen om verweerder niet te betalen. Onder andere om die reden heeft verweerder de werkzaamheden voor klager neergelegd.

4.12     Verweerder heeft de stukken in twee strafzaken aan de opvolgende advocaat overgedragen. Voor het overige heeft zich geen enkele opvolgende advocaat bij verweerder aangediend.

5                BEOORDELING

5.1         Klager heeft ter zitting van de raad op 14 mei 2012 gesteld dat de zaak niet gereed was voor beoordeling, aangezien het dossier door de deken niet compleet aan de raad was aangeleverd. Klager stelde dat de door hem bij de deken ingediende repliek niet aan de raad was toegezonden.

5.2         De raad heeft de mondelinge behandeling ter zitting van 14 mei 2012 aangehouden en klager in de gelegenheid gesteld om verzendbewijzen aan de raad te doen toekomen, waaruit zou blijken dat door hem stukken aan de deken waren toegezonden, die de deken niet aan de raad had doorgezonden. De raad ontving op 23 mei 2012 van klager  enkele verzendbewijzen. De deken heeft bij brief van 30 mei 2012 de bij de  verzendbewijzen behorende brieven aan de raad toegezonden.

5.3         Klager heeft ter zitting dd. 2 juli 2012 aangevoerd, dat de door hem ingediende repliek nog steeds ontbrak en dat hij inmiddels nog twee verzendbewijzen had gevonden. Klager stelde dat de klachtzaak bij gebreke van de repliek nog steeds niet gereed was voor beoordeling door de raad.

5.4         De raad overweegt ter zake het volgende. Klager is in de gelegenheid gesteld om aan te tonen dat door hem een repliek aan de deken was toegezonden. Klager is er niet in geslaagd om binnen de daartoe door de raad gestelde termijn een verzendbewijs van de door hem bedoelde repliek aan de raad te overleggen. Hij heeft die repliek ook niet zelf overgelegd. De raad wil de beoordeling ook niet langer meer aanhouden; gezien de uitdrukkelijke verklaring daarover van de deken is niet aannemelijk dat er nog meer stukken zijn dan die reeds zijn overgelegd; voor zover dat toch nog het geval zou zijn, is heeft klager gelegenheid genoeg gehad stukken in te brengen. De raad zal daarom overgaan tot beoordeling van de klacht op basis van de aan de raad overgelegde stukken.

Ad klachtonderdelen 1 en 2.

5.5         Verweerder heeft op 27 september 2011 nadere gronden van bezwaar bij de gemeente X ingediend, welke gronden op verzoek van klager per fax dd. 11 oktober 2010 zijn gewijzigd. Verweerder heeft gehandeld in het belang van klager door direct bezwaar te maken ter sauvering van de termijn waarbinnen bezwaar diende te zijn ingediend. Hoewel het wellicht beter ware geweest indien verweerder pas na overleg met klager de nadere gronden had ingediend, overweegt de raad dat verweerder zich voor de situatie zag gesteld, waarbij enerzijds de communicatie met klager werd bemoeilijkt door het feit dat klager niet beschikte over een vaste woon- en of verblijfplaats en dat anderzijds op verweerder de verplichting rustte termijnen te bewaken. Verweerder heeft op eerste verzoek van klager tijdens het gesprek op 28 september 2010 nog tijdig de door klager aangevoerde gronden aangevuld. Aldus zijn de gronden in tweede instantie in overleg met klager aangevuld. Nu klager geen enkel nadeel heeft ondervonden van de handelwijze van verweerder zal de raad de klachtonderdelen 1 en 2 als ongegrond afwijzen.

Ad klachtonderdeel 3.

5.6         Verweerder heeft juist gehandeld door het beroep van 26 januari 2011 niet in te trekken. Hierdoor zou het immers niet meer mogelijk zijn, zoals klager wenste, om nadere gronden van beroep in te dienen, maar zou de hele procedure zijn komen te vervallen. Verweerder zou daarmee niet in overeenstemming met hetgeen klager wenste hebben gehandeld. De raad zal klachtonderdeel 3 als ongegrond afwijzen.

Ad klachtonderdeel 4.

5.7     Klager heeft ter zake niet concreet naar voren gebracht op welke gedragingen van verweerder hij in dit klachtonderdeel doelt, zodat dit klachtonderdeel als feitelijk ongegrond dient te worden afgewezen.

Ad klachtonderdeel 5.

5.8     Verweerder heeft klager er bij brieven dd. 8, 10 en 30 maart 2011 op gewezen dat uiterlijk 7 april 2011 de nadere gronden moesten zijn ingediend en dat het griffierecht moest zijn betaald. Verweerder heeft klager erop gewezen dat niet langer bereid was kosten van procedures voor zijn rekening te nemen en dat hij het griffierecht niet zou betalen. Verweerder heeft bij brief van 30 mart 2011 aan klager bericht dat de eigen bijdrage en het griffierecht, in totaal € 328,00, voor 4 april 2011 aan zijn kantoor moest zijn voldaan.

5.9     Klager heeft hierna het griffierecht zelf bij de Y voldaan. De aan verweerder verschuldigde eigen bijdrage heeft klager niet voldaan. Hoewel het wenselijk was geweest, dat verweerderduidelijker had gewezen op de gevolgen van niet tijdige betaling van de kosten, heeft klager door niet te voldaan aan het herhaalde verzoek van verweerder om vooraf tot betaling over te gaan, daarmee zelf het risico in het leven geroepen dat door verweerder geen nadere gronden werden aangevoerd. Hiervan valt verweerder onder voormelde omstandigheden geen tuchtrechtelijk verwijt te maken.

Ad klachtonderdelen 6, 7, 8, 9 en 10.

5.10   Verweerder heeft bij brief van 12 juni 2011 gereageerd op de brief van klager van 12 juni 2011. Verweerder heeft in deze brief aan klager bericht niet langer bereid te zijn voor hem op te treden, aangezien hij een van zijn medewerkers omschrijft als een fascistische tiran die dacht klager nazicensuur te kunnen opleggen. Het staat een advocaat vrij zich als advocaat terug te trekken indien hij van mening is dat er sprake is van een vertrouwensbreuk. Niet gebleken is dat verweerder daarbij onzorgvuldig heeft gehandeld dan wel zich op een ongelegen moment heeft teruggetrokken. Voor het overige heeft verweerder de klachtonderdelen 6,7,8,9 en 10 gemotiveerd weersproken. De raad ziet in de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht geen aanleiding die tot gegrondverklaring van deze klachtonderdelen zou kunnen leiden.

Ad klachtonderdeel 11

5.11   De raad is niet bevoegd om declaratiegeschillen te beslechten. Dit is aan de civiele rechter voorbehouden. De raad waakt slechts tegen excessief declareren. Hiervan is in deze niet gebleken.

BESLISSING

De raad van discipline:

  verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. P.M. Knaapen , voorzitter, mrs. J.C van den Dries, E.J.P.J.M. Kneepkens, J.J.M. Goumans en J.F.E. Kikken, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 3 september 2012.

griffier                                                                                                voorzitter 

Deze beslissing is in afschrift op

per aangetekende brief verzonden aan:

-            klager

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Breda

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-      klager

-            verweerder

-            de deken van de orde van advocaten te Breda

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend samen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.    Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.    Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.    Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl