ECLI:NL:TADRSHE:2012:YA3276 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch M 65-2012

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2012:YA3276
Datum uitspraak: 27-08-2012
Datum publicatie: 24-09-2012
Zaaknummer(s): M 65-2012
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie:   In geval van tijdelijke overdracht aan een andere advocaat kan verweerder niet worden verweten dat hij de zaak in de periode voordat de zaak werd overgedragen onvoldoende voortvarend heeft behandeld en dat klaagster daardoor in haar belangen is getroffen. Niet kan worden vastgesteld dat verweerder de dagvaarding op een onjuist adres heeft laten betekenen zodat hem geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Het staat een advocaat vrij zich terug te trekken indien zijn cliënt hem aansprakelijk stelt voor de door hem gevoerde procedure. Het ligt op de weg van een advocaat om voorafgaand aan het uitbrengen van de dagvaarding, schriftelijk en gemotiveerd aan te geven waarom hij van mening is dat het door zijn cliënt beoogde resultaat niet haalbaar is en om zijn cliënt specifiek te wijzen op een door hem doorgevoerde verlaging van de vordering. De enkele constatering dat klaagster de conceptdagvaarding heeft gezien en op details wijzigingen heeft aangebracht volstaat, gelet op de ingrijpendheid van de aangebrachte wijzigingen niet. Klacht (gedeeltelijk)gegrond. Maatregel : enkele waarschuwing.  

Beslissing van 27 augustus 2012

in de zaak M 65-2012

naar aanleiding van de klacht van:

A.

klaagster

tegen:

B.

verweerder

1                Verloop van de procedure

1.1         Bij brief aan de raad van 16 februari 2012 met kenmerk DOK 6969, door de raad ontvangen op 20 februari 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Maastricht de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2         De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 4 juni 2012 in aanwezigheid van klaagster, gemachtigde van klaagster en verweerder . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3          De raad heeft kennis genomen van:

-          het klachtdossier;

-          een brief van verweerder d.d. 10 mei 2002 met bijlagen;

-          een brief van gemachtigde van klaagster d.d. 10 mei 2012 met bijlagen.

2        FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

Verweerder heeft klaagster vanaf augustus 2007 bijgestaan in een zaak tegen haar voormalig bewindvoerder. Bij brief van 30 januari 2008 heeft verweerder klaagster laten weten dat zij in de loop van februari 2008 een conceptdagvaarding tegemoet kon zien. Nadat deze brief uitbleef heeft klaagster, in mei 2008, de zaak bij verweerder weggehaald en een andere advocaat benaderd. In december 2008 heeft verweerder de zaak op verzoek van klaagster weer in behandeling genomen. Verweerder heeft vervolgens op 27 oktober 2009 een dagvaarding laten uitbrengen waarbij namens klaagster een bedrag van € 2.548,- werd gevorderd, te vermeerderen met wettelijke rente. Hij heeft de deurwaarder opdracht gegeven om deze laten betekenen op het kantooradres van de bewindvoerder. Bij vonnis van de rechtbank Arnhem van 16 december 2009, is de zaak verwezen naar de kantonrechter. Verweerder heeft vervolgens de deurwaarder opdracht gegeven om dit verstekvonnis te betekenen aan de wederpartij. Bij vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Arnhem d.d. 12 februari 2010 is de voormalig bewindvoerder van klaagster bij verstek veroordeeld om aan klaagster een bedrag van € 2191,= te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente. Klaagster heeft verweerder verzocht voor executie van het vonnis zorg te dragen. Verweerder heeft het vonnis wederom laten betekenen op kantooradres van de wederpartij. Bij brief van 14 september 2011 heeft verweerder klaagster laten weten dat de verhaalsmogelijkheden dusdanig miniem zijn dat dergelijke executie alleen maar kosten met zich meebrengt en niets oplevert. Tevens heeft hij aangeboden een verhaalsonderzoek ten bedrage van € 250,= te laten doen teneinde helemaal zeker te zijn van de verhaalsmogelijkheden. Nadat hij door klaagster aansprakelijk was gesteld heeft verweerder, bij brief van 18 november 2011, aan klaagster medegedeeld zijn werkzaamheden voor haar te stoppen. Klaagster heeft verweerder verzocht om alle dossiers die bij het kantoor in behandeling zijn te retourneren. Verweerder heeft hierop het retentierecht ingeroepen en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Maastricht verzocht te bewerkstelligen dat de openstaande posten in depot zouden worden gestort waarna tot overdracht van de dossiers zou worden overgegaan. 

Bij brief 30 november 2011 heeft gemachtigde van klaagster zich namens klaagster bij de deken beklaagd over verweerder.

3               KLACHT

De klacht houdt - zakelijk weergegeven -  het volgende in:

Verweerder is te kort geschoten in de kwaliteit van dienstverlening, want hij heeft:

a.        meer dan twee jaar getalmd alvorens de voormalig bewindvoerder van klaagster aan te spreken voor een vordering ten bedrage van

€ 7.500,=;

b.        vervolgens de dagvaarding op een adres laten betekenen dat niet meer in gebruik was bij de voormalig bewindvoerder;

c.        eigenmachtig de hoofdvordering verlaagd;

d.        een verstek vonnis ad € 2.190,= niet geëxecuteerd ;

e.        ten onrechte gesteld dat er een vertrouwensbreuk is met klaagster ;

f.          een sousafoon in de winkel van kennissen van klaagster gekocht, maar

       nog niet betaald.

4      VERWEER

     Het verweer houdt – zakelijk weergegeven – het volgende in:                             

     Ad a

       Verweerder is in augustus 2007 benaderd door klaagster met de vraag of de bewindvoerder aansprakelijk kon worden gesteld. Hij heeft veel moeite gedaan om de klachten te substantiëren. Het benodigd feitenmateriaal ontbrak of lag bij bewindvoerder. In februari 2008 wilde verweerder dagvaarden, maar had klaagster nog steeds onvoldoende informatie gegeven. In mei 2008 eindigde de opdracht en wendde klaagster zich tot een andere advocaat. In december 2008 kwam klaagster weer terug bij verweerder. Het dossier bleek onveranderd. In de periode tot einde 2009 heeft verweerder getracht voldoende informatie te verkrijgen teneinde de gestelde vordering te onderbouwen. Klaagster heeft te lang gewacht met het verstrekken van informatie daartoe. Verweerder heeft uiteindelijk op 27 oktober 2009 een dagvaarding laten uitbrengen.

       Ad b

       Verweerder heeft de deurwaarder opdracht gegeven tot betekening van de dagvaarding op het op dat moment bekende bedrijfsadres van de bewindvoerder en heeft van de deurwaarder vernomen dat dit adres juist was. Verweerder betwist dat hij ermee bekend was dat dit adres niet klopte. Er volgde een verstekvonnis van april 2010.

     Ad c                                                                                                                       

     Klaagster kon de gestelde vordering van € 7.300,- niet onderbouwen. Verweerder is dominus litis en stelt geen kansloze vorderingen in. Dat is klaagster in december 2008, toen ze weer terug kwam helder medegedeeld.  Verweerder heeft gedagvaard met weglating van een zijns inziens kansloze claim ter zake van immateriële schade. Hierover is met klaagster wel degelijk overleg geweest. Een concept van de dagvaarding waarin een bedrag van € 2.548,= werd gevorderd, is op voorhand aan klaagster verzonden en deze is door haar op details aangepast.

     Ad d

     Verweerder heeft het verstekvonnis ter betekening en executie naar de deurwaarder gestuurd. Betekend werd op het op het door hem geverifieerde adres. Verweerder is op zoek gegaan naar verhaalsmogelijkheden maar uit de toegankelijke openbare registers bleek dat de wederpartij geen verhaal bood. Klaagster wilde de kosten van een verhaalsonderzoek  niet betalen. Klaagster is op de gevolgen daarvan gewezen en verdere executiepogingen werden gestopt. Niet is gebleken dat sprake is van een verkeerd adres. Dit is door deurwaarder gecheckt.

     Ad e

     Verweerder heeft op 18 november 2011 geschreven te stoppen met zijn werkzaamheden voor klaagster vanwege een vertrouwensbreuk. Dit geschiedde nadat klaagster hem aansprakelijk had gesteld.

     Ad f

     Klaagster laat na deze klacht te motiveren en verweerder kan klaagster niet volgen in haar klacht. Klaagster is bij de betreffende overeenkomst geen partij geweest en dient in dit onderdeel van de klacht niet ontvankelijk te worden verklaard.

5     BEOORDELING

5.1  De klacht heeft betrekking op het handelen van de eigen advocaat. De raad stelt in dit kader voorop dat de advocaat bij de behandeling van de zaak de leiding heeft en vanuit zijn of haar eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak van zaken de belangen van zijn cliënt het best zijn gediend. Aan de advocaat komt daarbij een grote mate van vrijheid toe met betrekking tot de wijze waarop hij een hem opgedragen zaak behandelt. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is in het algemeen pas sprake als de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. Het handelen van verweerder zal aan de hand van deze maatstaf worden getoetst.

5.2  klachtonderdeel a

Verweerder heeft de zaak van klaagster in augustus 2007 op zich genomen. Bij brief van 30 januari 2008 liet hij klaagster weten dat zij in de loop van februari 2008 een concept dagvaarding tegemoet kon zien. Klaagster heeft voorts een andere advocaat in de zaak benaderd. Klaagster heeft vervolgens het dossier in december 2008 weer aan verweerder in behandeling gegeven. Door in te stemmen met de voorzetting van de zaak door verweerder kan hem naar het oordeel van de raad niet worden verweten dat hij in de periode daarvoor de zaak onvoldoende voortvarend heeft behandeld en dat klaagster daardoor in haar belangen is getroffen. Verweerder heeft in dit verband gesteld dat hij de periode tussen mei 2008 en 27 oktober 2009 nodig heeft gehad om de vordering te onderbouwen echter dat hij daarvoor van klaagster niet de benodigde stukken kreeg. Uit het dossier blijkt dat verweerder, nadat hij in december 2008 zijn werkzaamheden voor klaagster had hervat, nog een aantal brieven in brieven naar klaagster en de wederpartij heeft verzonden. De raad wijst in dit verband naar de brief van verweerder aan klaagster d.d. 6 april 2009 en de brief van van 22 juli 2009 aan de wederpartij. Op 27 oktober 2009 heeft verweerder een dagvaarding heeft uitgebracht in de zaak. Uit de brief van verweerder van d.d. 3 november 2009 kan voorts worden afgeleid dat tussen klaagster en verweerder een discussie bestond over de hoogte van de vordering en dat verweerder van mening was dat er onvoldoende bewijzen waren voor een vordering ad € 7.000,- en er dienaangaande nog bewijs zijdens klaagster diende te volgen. Gelet op deze omstandigheden, acht de raad verweerders standpunt op voorhand niet onaannemelijk. In ieder geval kan niet worden vastgesteld dat verweerder de zaak van klaagster onvoldoende voortvarend heeft behandeld. De raad zal de klacht op dit onderdeel ongegrond verklaren.

     5.3  klachtonderdeel b

       De raad stelt ten aanzien van dit klachtonderdeel vast dat de dagvaarding op 27 oktober 2009 is uitgebracht op het adres X te Y, gemeente Z. Verweerder heeft gesteld dat dit het enige hem bekende adres van de wederpartij was en dat hij dit aan de hand van een uittreksel van de Kamer van Koophandel heeft geverifieerd. Uit de stukken blijkt niet dat de wederpartij ten tijde van de betekening van de dagvaarding officieel niet op genoemd adres stond ingeschreven. Dat zou zijn afgesproken dat de dagvaarding op het privéadres van verweerder zou worden betekend is niet komen vast te staan. Voor zover van een dergelijke afspraak al sprake was, blijkt uit de brief van verweerder d.d. 3 november 2009 dat het door klaagster opgegeven privéadres waarschijnlijk niet juist was. Derhalve kan niet worden vastgesteld dat verweerder de dagvaarding op een onjuist adres heeft laten betekenen en kan hem geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. De  klacht zal op dit onderdeel ongegrond worden verklaard. 

5.4  klachtonderdeel c

       De advocaat dient zijn cliënt op de hoogte te brengen van belangrijke informatie, feiten en afspraken. Waar nodig ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil dient hij belangrijke informatie en afspraken schriftelijk aan zijn cliënt te bevestigen. Uit het dossier blijkt niet dat verweerder voorafgaand aan het uitbrengen van de dagvaarding overleg met klaagster heeft gehad over de wijziging van de hoogte van de vordering. Verweerder heeft in dit verband enkel gesteld dat hij klaagster een concept van de dagvaarding heeft gestuurd en dat deze door haar op details is aangepast. Uit de brief van gemachtigde van klaagster aan verweerder d.d. 29 oktober 2012 en diens schriftelijke reactie d.d. 3 november 2009 aan klaagster, kan worden afgeleid dat kort na het uitbrengen van de dagvaarding discussie is ontstaan over de hoogte van de vordering. De raad is van oordeel dat het op de weg van verweerder lag om klaagster voorafgaand aan het uitbrengen van de dagvaarding, schriftelijk en gemotiveerd aan te geven waarom hij van mening was dat het door klaagster beoogde resultaat niet haalbaar was en om wijzigingen omtrent de hoogte van de vordering schriftelijk te bevestigen. De enkele constatering dat klaagster de conceptdagvaarding heeft gezien en op details wijzigingen heeft aangebracht volstaat gelet op de ingrijpendheid van de aangebrachte wijziging niet. De klacht zal op dit onderdeel dan ook gegrond worden verklaard.

5.5  klachtonderdeel d

       Uit de brief van verweerder aan klaagster d.d. 18 juni 2010, volgt dat deze het verstekvonnis ter betekening en executie heeft doorgestuurd aan de deurwaarder en in afwachting was van diens nadere berichten over de verhaalsmogelijkheden. Klaagster heeft de ontvangst van die opdracht in haar repliek ook bevestigd. Verweerder heeft voorts gesteld dat wel degelijk onderzoek is gedaan naar de verhaalsmogelijkheden bij de wederpartij maar dat uit de openbare registers bleek dat deze geen verhaal bood. Voorts heeft hij verklaard dat klaagster is gewezen op de mogelijkheid van een verhaalsonderzoek maar dat zij de kosten daarvan niet wilde dragen en dat om die reden de executiemaatregelen zijn gestaakt. Een en ander vindt bevestiging in de brief van verweerder d.d. 14 september 2011 aan klaagster waarin hij de noodzaak van een verhaalsonderzoek ad € 250,- naar voren brengt. Ter zitting heeft gemachtigde van klaagster bevestigd dat klaagster geen extra kosten ter zake van een verhaalsonderzoek wilde maken. De raad acht op grond van het voorgaande aannemelijk dat verweerder wel heeft getracht het vonnis te executeren. Dat hij ten onrechte en verwijtbaar zou hebben geconcludeerd dat op de wederpartij geen verhaal mogelijk was, is niet gebleken. Gelet hierop kan verweerder niet tuchtrechtelijk worden verweten dat hij de executiemaatregelen niet heeft doorgezet. De klacht zal op dit onderdeel ongegrond worden verklaard.

5.6  klachtonderdeel e

       Indien tussen de advocaat en zijn cliënt verschil van mening bestaat over de wijze waarop een zaak moet worden behandeld en dit geschil niet in onderling overleg kan worden opgelost, dient de advocaat zich terug te trekken. Ter zitting heeft gemachtigde van klaagster bevestigd dat klaagster verweerder aansprakelijk heeft gesteld. Onder die omstandigheden kan verweerder niet tuchtrechtelijk worden verweten dat hij de zaak van klaagster heeft neergelegd. Voor beantwoording van de vraag of tussen de advocaat en zijn cliënt voldoende vertrouwen bestaat is het standpunt van de advocaat eveneens bepalend en niet alleen dat van de cliënt. De klacht zal op dit onderdeel eveneens ongegrond worden verklaard.

5.7  klachtonderdeel f

       Uit de brief van klaagster d.d. 14 december 2011, leidt de raad af dat niet zij maar een kennis partij was bij de overeenkomst omtrent een sousafoon. Nu niet blijkt dat klaagster daarbij zelfstandig rechtstreeks in haar belangen is getroffen, zal de klaagster ten aanzien van dit onderdeel van de klacht niet ontvankelijk worden verklaard.

6          MAATREGEL

          De raad acht ten aanzien van klachtonderdeel c, gelet op de ernst van de klacht en de omstandigheden van het geval, de maatregel van een enkele waarschuwing passend en geboden.

7     BESLISSING

       De raad verklaart:

-          klaagster niet ontvankelijk ter zake van klachtonderdeel f;

-          de klachtonderdelen a, b, d en e ongegrond;

-          klachtonderdeel c gegrond;

       De raad legt op de maatregel van enkele waarschuwing.

Aldus gewezen door mr. G.J.E. Poerink, voorzitter, mrs. H.C.M. Schaeken, Th. Kremers, A.A. Freriks, en R.G.A.M. Theunissen leden, bijgestaan door mr. A.M.T.A. Verhagen als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 27 augustus 2012 .

griffier                                                                         voorzitter                                     

Deze beslissing is in afschrift op 28 augustus 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

-            klaagster

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Maastricht

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-            klaagster

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Maastricht

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.    Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.    Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.    Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl