ECLI:NL:TADRSHE:2012:YA3258 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch R 107-2012

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2012:YA3258
Datum uitspraak: 03-09-2012
Datum publicatie: 18-09-2012
Zaaknummer(s): R 107-2012
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Vast staat dat alle tussen klager en zijn ex echtgenote gerezen geschillen hun oorsprong vinden in het echtscheidingsconvenant dat zonder tussenkomt van verweerster of een andere advocaat tot stand is gekomen. Voor de gevolgen daarvan is verweerster dan ook niet aansprakelijk. Klacht ongegrond.

Beslissing van 3 september 2012

in de zaak R 107 - 2012

naar aanleiding van de klacht van:

A

klager

tegen:

B

verweerster

1                Verloop van de procedure

1.1          Bij brief aan de raad van 29 maart 2012, met kenmerk 2012-008-K, door de raad ontvangen op 30 maart 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Roermond de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2          De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 2 juli 2012 in aanwezigheid van klager en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3          De raad heeft kennis genomen van:

-          de onder 1.1 genoemde brief van de deken van 29 maart 2012 met bijlagen,

-          de brief van verweerster van 22 mei 2012.

-          De brief van klager aan de raad van 12 juni 2012 met bijlage.

2                FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1          Verweerster heeft klager bijgestaan in een echtscheidingsprocedure vanaf maart 2005. Voordien hadden klager en zijn echtgenote de gevolgen van een echtscheiding en met name de verdeling van de goederen vastgelegd in een door partijen op 14 september 2004 getekend echtscheidingsconvenant.

2.2          Ter nakoming van het in het echtscheidingsconvenant overeengekomene heeft de vrouw klager op 31 januari 2006 gedagvaard, in welke procedure verweerster namens klager verweer heeft gevoerd, waarna de rechtbank Roermond op 2 augustus 2006 vonnis heeft gewezen.

2.3          Ten vervolge hierop heeft de vrouw klager in kort geding gedagvaard tegen de zitting van 19 februari 2008. Verweerster is hiervan door klager niet op de hoogte gesteld en hij heeft op deze zitting zelf verweer gevoerd.

2.4          De voorzieningenrechter heeft op 26 februari 2008 in dit kort geding vonnis gewezen, welk vonnis op 28 februari 2008 aan klager is betekend.

2.5          Hierna heeft klager verweerster bij brief van 29 maart 2008 verzocht namens hem een kort geding te starten, aan welk verzoek verweerster gevolg heeft gegeven. Zij heeft de wederpartij op 29 mei 2008 gedagvaard tegen de zitting van 5 juni 2008, aldaar vorderend dat de bij vonnis van 26 februari 2008 aan klager opgelegde dwangsommen zouden worden opgeheven, althans verminderd. Deze vordering is bij vonnis van de voorzieningenrechter van 15 juli 2008 afgewezen.

2.6          Hierna heeft verweerster klager bij brief van 16 juli 2008 gewezen op de mogelijkheid van hoger beroep, waarvan klager echter geen gebruik heeft willen maken.

3                KLACHT

3.1         De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet, immers:

3.2         Verweerster heeft als advocate van klager onvoldoende verweer geboden tegen de eis van diens ex-vrouw om alle kredieten, inclusief de hypothecaire geldlening, op zijn naam over te schrijven, waardoor klager in financiële problemen is gekomen; sinds 2008 moet hij leven van de beslagvrije voet.

4                VERWEER

4.1          Verweerster bestrijdt dat zij klager in de diverse voor hem gevoerde procedures onvoldoende zou hebben verdedigd of bijgestaan. Al met al zou het gaan om een tiental dossiers, waarin zij naar haar mening adequaat is opgetreden.

4.2          De kern van de zaak is volgens verweerster gelegen in het door klager, voorafgaande aan haar tussenkomst, met zijn echtgenote gesloten echtscheidingsconvenant.

4.3          Verweerster wijst er wat dit betreft op dat ook in het vonnis van de rechtbank Roermond van 2 augustus 2006 wordt overwogen dat klager ter zitting zelf heeft erkend dat hij zich bij het opstellen van het convenant tegenover zijn vrouw welwillend heeft willen betonen en dat het convenant daarom naar zijn vrouw is toegeschreven.

5                BEOORDELING

5.1          De raad stelt vast dat het huwelijk van klager op 19 november 2004 is ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand. Daaraan voorafgaande hadden klager en zijn echtgenote zonder tussenkomst van verweerster of een andere advocaat op 14 september 2004 een echtscheidingsconvenant ondertekend, waarin onder andere de verdeling van de gemeenschappelijke zaken was vastgelegd. Zoals klager later ook heeft erkend heeft hij zich tijdens het opstellen van het convenant welwillend willen betonen tegenover zijn vrouw en is het convenant dientengevolge in haar voordeel uitgevallen.

5.2          Aangezien door klager geen volledige uitvoering is gegeven aan het bepaalde in het echtscheidingsconvenant heeft de ex-echtgenote klager op 31 januari 2006 gedagvaard voor de rechtbank Roermond, in welke zaak op 2 augustus 2006 vonnis is gewezen. In dit vonnis is aan klager ondermeer de verplichting opgelegd er voor te zorgen dat zijn ex-echtgenote zou worden ontslagen uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire verplichtingen en, mocht dat niet mogelijk zijn, over te gaan tot verkoop van deze woning.

5.3          Aangezien klager in gebreke bleef met de nakoming van de hem in het vonnis van 2 augustus 2006 opgelegde verplichtingen, heeft zijn ex-echtgenote hem in kort geding gedagvaard. Bij de mondelinge behandeling daarvan op 19 februari 2008 heeft klager zich niet laten bijstaan door verweerster, maar heeft hij zelf verweer gevoerd. De voorzieningenrechter heeft vervolgens op 26 februari 2008 vonnis gewezen, waarbij aan klager dwangsommen zijn opgelegd.

5.4          Op verzoek van klager heeft verweerster hierna opnieuw in kort geding de opheffing, subsidiair matiging, van de opgelegde dwangsommen gevorderd, welke vordering bij vonnis van 15 juli 2008 is afgewezen.

5.5          Naar het oordeel van de raad kan aan het bovenstaande niet de conclusie worden verbonden dat verweerster zou zijn tekort geschoten in haar bijstand aan klager. Immers staat vast dat alle tussen klager en zijn ex-echtgenote gerezen geschillen hun oorsprong vinden in het echtscheidingsconvenant, waarbij verweerster niet betrokken is geweest. Hetzelfde geldt voor het kort geding dat op 19 februari 2008 heeft plaatsgevonden. Voor de gevolgen hiervan kan verweerster dan ook niet aansprakelijk gesteld worden.

5.6          Ook het feit dat het door verweerster namens klager geëntameerde kort geding is behandeld door dezelfde rechter, die in het voorgaande kort geding de dwangsommen aan klager had opgelegd, kan verweerster niet als een omissie aangerekend worden, nu zulks in het vonnis van 15 juli 2008 uitdrukkelijk wordt gemotiveerd met een verwijzing naar artikel 611d lid 1 Rechtsvordering.

5.7          Dit leidt er toe dat de raad de klacht als ongegrond zal afwijzen.

BESLISSING

De raad van discipline:

Verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gewezen door : mr. P.M. Knaapen, voorzitter, mw. mr. J.C. van den Dries, mw. Mr. E.J.P.J.M. Kneepkens, mr. J.J.M. Goumans en mr. J.F.E. Kikken, leden, bijgestaan door mr. C.M. van Lanschot als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 3 september 2012.

griffier                                                                         voorzitter                                     

Deze beslissing is in afschrift op 4 september 2012 per aangetekende brief  verzonden aan:

-            klager

-            verweerster

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Roermond

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-            klager

-            verweerster

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Roermond

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.    Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.    Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.    Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl