ECLI:NL:TADRSHE:2012:YA2928 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch B215-2011

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2012:YA2928
Datum uitspraak: 04-06-2012
Datum publicatie: 30-06-2012
Zaaknummer(s): B215-2011
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Niet gebleken van prijsafspraak, noch van excessief declareren. Niet gebleken dat verweerder klager niet (direct) heeft geïnformeerd over de onttrekkingen onder het beslag, dat de procedure onnodig lang heeft geduurd. Klacht ongegrond.

Beslissing van 4 juni 2012

in de zaak B 215-2011

naar aanleiding van de klacht van:

A

klager

tegen:

B

verweerder

1                Verloop van de procedure

1.1         Bij brief aan de raad van 9 november 2011 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement B de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2         De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 26 maart 2012 in aanwezigheid van klager en zijn zoon . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3         De raad heeft kennis genomen van:

-          de brief van de deken d.d. 9 november 2011 en de daarbij gevoegde stukken.

2        FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1     Verweerder heeft klager bijgestaan in een geschil aangaande een door klager aan de wederpartij verstrekte geldlening. Nadat de overeenkomst van geldlening was opgezegd en de wederpartij in gebreke was gesteld, heeft verweerder jegens de wederpartij rechtsmaatregelen genomen. Er is beslag gelegd ten laste van de wederpartij en op 15 juli 2009 is een bodemprocedure aanhangig gemaakt bij de rechtbank te Breda, waarin op 29 juni 2010 een comparitie van partijen heeft plaatsgevonden en vervolgens een tussenvonnis is gewezen met een bewijsopdracht. De wederpartij heeft op onrechtmatige wijze zaken aan het beslag onttrokken.

2.2     Op 12 oktober 2010 is het faillissement van de wederpartij van klager uitgesproken.

3        KLACHT

3.1     De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in:

1.         Er is een prijsafspraak gemaakt voor de werkzaamheden van verweerder voor een bedrag van € 4.000,-- à € 5.000,--.

2.         Verweerder heeft klager niet (direct) geïnformeerd over de onttrekkingen onder het beslag.

3.         Verweerder heeft klager niet tijdig ingelicht over het faillissement van klagers wederpartij.

4.         De procedure heeft onnodig lang geduurd als gevolg van verweerders trage werkwijze.

5.         De in rekening gebrachte kosten zijn veel te hoog.

4               VERWEER

4.1     Verweerder is van mening dat hem geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.

          Ad 1) Er is geen prijsafspraak gemaakt.

Ad 2) Klager heeft verweerder op de hoogte gesteld van de onttrekkingen. Verweerder was niet eerder van de onttrekkingen op de hoogte.

Ad 3) Verweerder betwist geen inlichtingen over het faillissement van de wederpartij aan klager te hebben gegeven.

Ad 4) Verweerder erkent de lange duur van de procedure, maar zulks heeft andere oorzaken dan verweerders “trage werkwijze”.

Ad 5) De aan klager in rekening gebrachte kosten zijn redelijk in verhouding tot de verrichte werkzaamheden.

5        BEOORDELING

5.1  De klacht heeft betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening van verweerder. De tuchtrechter dient in dit opzicht te beoordelen of sprake is van enig handelen of nalaten van de advocaat in strijd met de zorg die de advocaat behoort te betrachten ten opzichte van degenen wier belangen hij of zij behartigt of behoort te behartigen.

5.2              Uitgangspunt daarbij is dat een advocaat voor het – in overleg met zijn cliënt- te voeren beleid een ruime mate van vrijheid toekomt en dat in het algemeen een tuchtrechtelijke maatregel eerst geïndiceerd kan zijn indien de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt of adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad.

5.3              De tuchtrechter toetst in volle omvang, maar hij zal bij zijn beoordeling rekening houden met de vrijheid die de advocaat dient te hebben met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt, alsmede met de keuzes waarvoor de advocaat bij de behandeling van een zaak kan komen te staan. Dat kan, bij voorbeeld, met zich meebrengen dat niet iedere misslag of verzuim aanstonds leidt tot een tuchtrechtelijk verwijt. Ook is van belang hoe de advocaat, kort gezegd, met zijn cliënt heeft gecommuniceerd. Gedragsregel 8 bevat met betrekking tot die communicatie een belangrijke richtlijn. De advocaat dient zijn cliënt op de hoogte te brengen van belangrijke informatie, feiten en afspraken. Waar nodig ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil, dient hij belangrijke informatie en afspraken schriftelijk aan zijn cliënt te bevestigen. De raad zal de klacht met inachtneming van deze uitgangspunten beoordelen.

Klachtonderdeel 1

5.4              Verweerder heeft de stelling van klager, dat er een prijsafspraak is gemaakt, betwist. Voorts blijkt uit de aan de raad overgelegde stukken niet dat een prijsafspraak is gemaakt. Derhalve is de juistheid van de stelling van klager niet komen vast te staan. Dit onderdeel van de klacht dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

Klachtonderdeel 2 en 3

5.5  Verweerder heeft het verwijt van klager, dat hij verweerder niet (direct) heeft geïnformeerd over de onttrekkingen onder het beslag en over het faillissement van klagers wederpartij weersproken.

5.6  Verweerder heeft gesteld dat hij door klager op de hoogte is gebracht van de onttrekkingen en dat hij niet eerder van de onttrekkingen op de hoogte was. Verweerder heeft voorts gesteld dat hij op 25 en 26 oktober 2010 op de hoogte is gesteld van het faillissement en dat hij tijdens het gesprek met klager op 27 oktober 2010 klager hiervan op de hoogte heeft gebracht. Nu uit de aan de raad overgelegde stukken niet blijkt dat verweerder eerder dan klager op de hoogte was van de onttrekkingen door klagers wederpartij en evenmin blijkt dat verweerder eerder op de hoogte was dan 25 en 26 oktober 2010 van het faillissement van klagers wederpartij kunnen deze onderdelen van de klacht niet gegrond worden verklaard.

Klachtonderdeel 4

5.7  De raad is op basis van de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting aan de orde is gekomen van oordeel dat op geen enkele wijze is gebleken dat de procedure onnodig lang heeft geduurd als gevolg van een trage werkwijze zijdens verweerder. De raad is genoegzaam gebleken dat de door de procedure in beslag genomen tijd is veroorzaakt door klagers wederpartij verrichte proceshandelingen en de daarmee gemoeid zijnde termijnen zodat verweerder daarvan geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Ook dit onderdeel van de klacht dient derhalve ongegrond te worden verklaard.

Klachtonderdeel 5

5.8  Klachtonderdeel 5 ziet op de hoogte van de declaraties van verweerder. De raad stelt voorop dat hij geen bevoegdheid heeft declaratiegeschillen te beslechten doch slechts waakt tegen excessief declareren. De bevoegdheid declaraties te begroten is exclusief voorbehouden aan de Raad van Toezicht van het arrondissement van verweerder. Van excessief declareren is in casu niet gebleken zodat de raad dit onderdeel van de klacht eveneens ongegrond zal verklaren.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

Aldus uitgesproken ter nader bepaalde openbare zitting van 4 juni 2012 door mr. M.I.J. Hegeman, voorzitter, mrs. J.C. van den Dries, E.J.P.J.M. Kneepkens, E.P.C.M. Teeuwen, J.F.E. Kikken, leden, bijgestaan door mr. Th.H.G. van de Langenberg als griffier.

griffier                                                                         voorzitter                                     

Deze beslissing is in afschrift op    5 juni 2012   per aangetekende brief verzonden aan:

-         klaagster

-         verweerder

-         de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Breda

-         de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-         klager

-         verweerder

-         de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Breda

-         de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.       Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.       Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.       Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl