ECLI:NL:TADRSHE:2012:YA2918 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch H224-2011

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2012:YA2918
Datum uitspraak: 21-05-2012
Datum publicatie: 30-06-2012
Zaaknummer(s): H224-2011
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Berichten aan derden
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De mededeling van verweerder dat hij zich het recht voorbehoudt om de door derden ontstane schade in rechte op hen te verhalen is, hoewel deze op zichzelf strikt genomen nog geen direct rechtsgevolg met zich meebrengt, zodanig verweven met een aanzegging met rechtsgevolg, dat niet kan worden geoordeeld dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door deze rechtstreeks aan de wederpartij te zenden. Geen gedrags- noch rechtsregel verzet zich tegen het openbaar maken van een in de procedure ingebrachte rapportage van een (partij)deskundige aan derden. Uit de gewraakte passages in de brief van verweerder volgt expliciet dat deze het standpunt van zijn cliënte verwoordt. Gezien in dat licht, mede in aanmerking nemend dat verweerder handelt in het belang van zijn cliënte, is geen sprake van onnodig grievende opmerkingen. Klacht gedeeltelijk niet-ontvankelijk, gedeeltelijk ongegrond.

Beslissing van 21 mei 2012

in de zaak H224-2011

naar aanleiding van de klacht van:

1.                                 A

2.                                 B

3.                                 C

                                        Gemachtigde: D

klagers

tegen:

E

verweerder

1                Verloop van de procedure

1.1         Bij brief aan de raad van 21 november 2011 met kenmerk 20110194k, door de raad ontvangen op22 november 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement H de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2         De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 2 april 2012 in aanwezigheid van verweerder . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3          De raad heeft kennis genomen van:

-          Het klachtdossier.

2                FEITEN

2.1     Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

Verweerder heeft de wederpartij van klager 1 bijgestaan in een procedure bij het gerechtshof te H. In de procedure is bij memorie van grieven  door klager 1 een deskundigenrapport overgelegd. Bij brief van 23 augustus 2011, gericht aan klager 2, heeft verweerder onder andere geschreven:

“[….]Mijn cliënte sluit niet uit dat ook haar leveranciers zich wensen te verweren tegen – in de beleving van mijn cliënte - smadelijke aantijgingen die zijn verpakt in een zogenaamd “deskundigenrapport”.

en

“[….] Mocht ik of mijn cliënte niet uiterlijk 25 augustus aanstaande van u de bevestiging hebben ontvangen dat u met mijn cliënte in overleg wenst te treden, dan ga ik er van uit dat u hier geen prijs op stelt en behoud ik mij, namens cliënte, het recht voor om de door uw rapportage ontstane schade in rechte op u te verhalen.”

In een e-mail van 23 augustus 2011 aan gemachtigde van klagers, heeft verweerder onder andere geschreven:

“[….]Mijn cliënte is voornemens de rapporten toe te zenden aan haar toeleveranciers om hen te informeren over de in haar beleving smadelijke uitlatingen die de deskundigen hebben gedaan over de componenten [zonder zelfs maar de moeite te nemen om de specificaties van de componenten te bestuderen].[….]”

2.2     Bij brief van 13 september 2011, met bijlagen, heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3                KLACHT

3.1         De klacht houdt - zakelijk weergegeven -  het volgende in:

a.      Verweerder heeft de deskundigen [klagers 2 en 3] rechtstreeks schriftelijk benaderd hoewel hij wist dat een advocaat [de huidige gemachtigde van klagers] voor hen optrad;

b.      Verweerder heeft de rapportages van de deskundigen [klagers 2 en 3], die in opdracht van klaagster 1 waren opgesteld en door haar in een procedure overgelegd, in een brief aan klager 2 betiteld als “smadelijke aantijgingen die zijn verpakt in een zogenaamd deskundigenrapport” en zich aldus ongepast en beledigend uitgelaten;

c.      Verweerder heeft zich ongepast uitgelaten door [te dreigen] het deskundigenrapport openbaar te maken en door de deskundigen [klagers 2 en 3] ervan te betichten dat zij met hun rapportage schade veroorzaken, terwijl de rechter nog niet heeft geoordeeld over het deskundigenrapport en [de cliënte van] verweerder dit niet inhoudelijk heeft weersproken. Hiermee tracht hij ongeoorloofd de deskundigen onder druk te zetten.

4                VERWEER

4.1          

Ad a. De aanzegging dat iemand aansprakelijk wordt gehouden voor schade [of het recht daartoe wordt voorbehouden] is bij uitstek een aanzegging met rechtsgevolg en deze aanzegging zal mogelijk later in een procedure worden overgelegd ten bewijze van het feit dat de deskundigen in de gelegenheid zijn gesteld te reageren. Deze is gelijktijdig toegezonden aan de gemachtigde van klaagster 1. Derhalve is niet gehandeld in strijd met de gedragsregels;

Ad b. Er is geen rechtsregel noch gedragsregel die zich verzet tegen het verwoorden van de beleving van cliënte.

Adc.  Ten aanzien van het deskundigenrapport bestaat geen geheimhoudingsplicht. Cliënte dient dit te kunnen weerleggen.

5                BEOORDELING

5.1         De ontvankelijkheid van klaagster 1

De Advocatenwet heeft slechts een klachtrecht in het leven geroepen voor degenen die door het handelen of nalaten van een advocaat rechtstreeks in hun belangen zijn geschaad. Nu de onderdelen a en b van de klacht slechts zien op de bejegening van klagers 2 en 3 zal klaagster 1 in die onderdelen van haar klacht niet ontvankelijk worden verklaard. Zij heeft daarbij naar het oordeel van de raad immers geen rechtstreeks belang. De raad acht klaagster 1 wel ontvankelijk in haar klacht voor zover deze ziet op onderdeel c aangezien het verweten handelen van verweerder rechtstreeks haar belangen raakt.

De raad overweegt voorts het volgende.

5.2     Klachtonderdeel a]

Indien een advocaat weet dat een partij betreffende een aangelegenheid wordt bijgestaan door een advocaat, stelt hij zich niet anders in verbinding met die partij dan door tussenkomst van die advocaat, tenzij deze hem toestemming geeft met die partij in verbinding te treden. Dit lijdt uitzondering wanneer een advocaat een aanzegging met rechtsgevolg doet, mits deze daarvan gelijktijdig een afschrift aan diens advocaat verzendt. Bij brief van 23 augustus 2011 heeft verweerder aan klagers 2 en 3 medegedeeld dat hij zich het recht voorbehoudt om de door hen veroorzaakte schade in rechte op hen te verhalen. Naar het oordeel van de raad is met die mededeling –hoewel deze op zichzelf strikt genomen nog geen direct rechtsgevolg meebrengt- beoogd om klagers op de hoogte te stellen dat zij in voorkomend geval aansprakelijk zullen worden gesteld. Deze mededeling is daarmee zodanig verweven met een aanzegging met rechtsgevolg dat, nu verweerder daarvan tevens gelijktijdig een afschrift aan de advocaat van klagers 2 en 3 heeft gezonden, niet kan worden geoordeeld dat verweerder door die rechtstreekse toezending tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De klacht zal op dit onderdeel dan ook ongegrond worden verklaard.

5.3     Klachtonderdeel b]

Een advocaat geniet een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met die cliënt goed dunkt. Het tuchtrecht dient niet ter beknotting van die vrijheid. Bedoelde vrijheid is echter niet absoluut, doch vindt haar beperking onder meer hierin, dat [a] de advocaat zich ten processe [of elders] niet, zij het mondeling of schriftelijk, onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij van zijn cliënt, en [b] dat de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen. Met betrekking tot de onder [b] genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De klachtonderdelen b en c zullen in het licht van dit uitgangspunt worden beoordeeld.

          Uit de onder 2.1 omschreven, gewraakte passages in de brief van verweerder d.d. 23 augustus 2011 aan klagers 2 en 3 volgt expliciet dat verweerder niet zijn eigen standpunt maar dat van zijn cliënte verwoordt. Gezien in dat licht, mede in aanmerking nemend de weliswaar scherpe maar op zich niet beledigende woordkeuze alsmede de aannemelijkheid dat het in het belang van de cliënte van verweerder kon zijn dat de juistheid van de deskundigenrapporten werd bestreden en de deskundigen aansprakelijk werden gesteld voor eventuele schade als gevolg van die rapporten, oordeelt  de raad dat geen sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbare, onnodig grievende opmerkingen waarvan verweerder zich had dienen te onthouden. De raad acht dit onderdeel van de klacht dan ook ongegrond.

5.4     Klachtonderdeel c ]

          De raad is van oordeel dat geen gedrags- of rechtsregel zich verzet tegen het openbaar maken van een in de procedure ingebrachte rapportage van een (partij)deskundige. Een dergelijke rapportage dient naar haar aard voor contra-expertise aan derden te kunnen worden voorgelegd. Van intimidatie van klagers is naar het oordeel van de raad geen sprake, noch kan worden geoordeeld dat verweerder de grenzen van de hem toekomende vrijheid heeft overschreden. De klacht zal op dit onderdeel eveneens ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart:

-                          klaagster 1 niet ontvankelijk in de onderdeling a en b van haar klacht;

-                          klaagster 1 ontvankelijk met betrekking tot klachtonderdeel c;

-                          de klacht op alle onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. E.P. van Unen, voorzitter, en mrs.J.J.M. Goumans, A.L.W.G. Houtakkers, P.A.M. van Hoef en J.D.E. van den Heuvel, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M.T.A. Verhagen als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van21 mei 2012.

griffier                                                                         voorzitter                                     

Deze beslissing is in afschrift op               22 mei 2012                                      per aangetekende brief verzonden aan:

-            klager

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement ‘s-Hertogenbosch

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-            klager

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement ‘s-Hertogenbosch

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.    Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.    Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.    Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over [de griffie van] het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl