ECLI:NL:TADRSHE:2012:YA2709 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch H 225 - 2011
ECLI: | ECLI:NL:TADRSHE:2012:YA2709 |
---|---|
Datum uitspraak: | 23-04-2012 |
Datum publicatie: | 14-05-2012 |
Zaaknummer(s): | H 225 - 2011 |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Waarschuwing |
Inhoudsindicatie: | Door een miscommunicatie op het kantoor van verweerder is de echtscheidingsbeschikking pas ruim één maand na de uitspraak aan klager toegezonden en pas na anderhalve maand met hem besproken. Verweerder is daarvoor verantwoordelijk. Het had op de weg van verweerder gelegen een helder en duidelijk standpunt in te nemen omtrent een eventueel hoger beroep en dit schriftelijk aan klager kenbaar te maken. Dit is niet gebeurd. Klachtonderdeel gegrond. Geen aanwijzingen voor excessief declareren terwijl klager alle door hem ontvangen declaraties zonder protest heeft behouden en betaald.. Verweerder heeft enkele van zijn declaraties verrekend met het tegoed van klager op zijn derdenrekening en zulks in een tweetal brieven aan klager bevestigd. In zijn reactie op deze brieven maakt klager daartegen geen bezwaar, waaruit verweerder mocht afleiden dat klager daarmee instemde.. Klacht gedeeltelijk gegrond; enkele waarschuwing. |
Beslissing van 23 april 2012
in de zaak H 225 - 2011
naar aanleiding van de klacht van:
de heer X.
gemachtigde: mr. Y
klager
tegen:
mr Z
advocaat
verweerder
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief aan de raad van 21 november 2011 met kenmerk 20110183K, door de raad ontvangen op 22 november 2011 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement ’s-Hertogenbosch de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 5 maart 2012 in aanwezigheid van klager, vergezeld van zijn gemachtigde, en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van:
- de onder 1.1 genoemde brief van de deken van 21 november 2011 met bijlagen,
- de brief van de gemachtigde van klager van 30 januari 2012 met bijlage.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:
2.1 Verweerder heeft klager bijgestaan in een echtscheidingsprocedure. Hij heeft een kantoorgenote die zijn kantoor verliet, opgevolgd. Het ging om een langdurige procedure, waarin drie mondelinge behandelingen, een wijziging van voorlopige voorzieningen en een kort geding hebben plaatsgevonden. De echtscheidingsbeschikking dateert van 22 december 2010.
2.2 Klager is lijdende aan kanker en heeft tijdens de procedure in verband daarmede diverse behandelingen moeten ondergaan.
2.3 Bij brief (met bijlagen) van 18 augustus 2011 van de gemachtigde van klager heeft deze zich bij de deken beklaagd.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder te kort geschoten is in de zorgverlening ten opzichte van klager, immers:
a) Verweerder heeft facturen verrekend met een aan klager toekomend tegoed op zijn derdenrekening; ook heeft hij het resterende niet in één bedrag maar in twee bedragen aan klager overgemaakt.
b) Verweerder heeft de zaak van klager overgenomen van een kantoorgenote zonder voorafgaande berichtgeving aan klager.
c) Bij de behandeling van de zaak op 19 juli 2010 is verweerder niet opgetreden tegen het gedrag van de advocate van zijn wederpartij, heeft hij stukken te laat ingediend, is hij laks opgetreden tegen de grievende bejegening van de wederpartij en heeft hij verzuimd een nieuw verzoek tot vermindering van alimentatie in te dienen toen de woonlasten van klager wijzigden.
d) Bij de behandeling van 24 november 2010 heeft verweerder verzuimd een uitstel te vragen in verband met de ziekte van klager. Nadien heeft hij klager in de waan gelaten dat nadien nog stukken konden worden overgelegd, hetgeen echter door de rechter nadien is geweigerd.
e) Na de echtscheidingsbeschikking van 22 december 2010 kon deze door toedoen van verweerder pas op 7 februari 2011 met hem besproken worden. Eerder heeft klager deze beschikking niet ontvangen.
f) De termijn voor hoger beroep verstreek op 21 maart 2011. Hoewel verweerder dringend adviseerde niet in appel te gaan had klager laten weten zulks toch te willen. Desondanks is de termijn ongebruikt verstreken.
g) Verweerder heeft excessief gedeclareerd voor in totaal circa € 31.000,--; weliswaar zijn tijdspecificaties bijgevoegd, maar studie-uren zijn in het dossier niet terug te vinden.
h) De wederpartij heeft eerder in de procedure een onjuist inkomen opgegeven; klager heeft verweerder daarop gewezen, maar deze heeft daar vervolgens niets mee gedaan.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft zich tegen de klacht als volgt verweerd:
a) Klager heeft ondubbelzinnig ingestemd met de verrekening met zijn tegoed op de derdenrekening van verweerder. Verweerder verwijst daartoe naar de door hem daarover met klager gevoerde correspondentie. Dat de overmaking in twee tranches geschiedde hangt samen met de geldende bankvoorschriften.
b) De desbetreffende kantoorgenote van verweerder is vrij plotseling in juni 2010 van kantoor vertrokken. Verweerder heeft toen de zaak van klager overgenomen en klager is daarvan op de hoogte gesteld.
c) Bij de behandeling van de zaak op 19 juli 2010 was klager zeer geëmotioneerd. Daarom is de zitting toen geschorst. Naar de mening van verweerder heeft de advocate van de wederpartij zich tijdens deze zitting niet grievend uitgelaten. Klager heeft een aantal stukken te laat aan verweerder overhandigd, waardoor tijdige indiening niet meer mogelijk was. Een nieuw verzoek tot vermindering van alimentatie is inderdaad niet ingediend, omdat klager dat zelf niet wilde. Ook kreeg verweerder te laat de beschikking over de gewijzigde woonlasten van klager.
d) In de aanloop naar de zitting van 24 november 2010 was er over en weer al diverse malen om uitstel gevraagd. Het had dan ook weinig zin opnieuw een uitstel te vragen op grond van de ziekte van klager en bovendien had klager zelf te kennen gegeven niet mee naar de zitting te willen. Ter zitting heeft verweerder nog wel een uitstel gekregen voor nadere uitlatingen, echter niet om nog stukken in het geding te brengen. Verweerder heeft tegen klager ook nimmer gezegd dat zulks nog mogelijk zou zijn.
e) Na de echtscheidingsbeschikking van 22 december 2010 was verweerder met vakantie en derhalve niet bereikbaar. Verweerder heeft klager de beschikking overhandigd bij de eerstvolgende bespreking op 7 februari 2011.
f) Over het al of niet in appel gaan hebben diverse besprekingen en mailwisselingen plaatsgevonden. Verweerder heeft steeds appel afgeraden. Vlak vóór de afloop van de appeltermijn is klager daarvan overtuigd geraakt en ging hij met dit advies akkoord.
g) Verweerder heeft al zijn declaraties en specificaties in het geding gebracht. Tijdens de behandeling van zijn zaak vergde klager veel aandacht. Hij heeft de hoogte van de declaraties nimmer betwist en deze steeds voldaan.
h) Tijdens de procedure heeft klager inderdaad tegen verweerder gezegd dat zijn echtgenote meer inkomsten genoot dan door haar waren opgegeven. Een onderbouwing van deze stelling heeft klager nimmer gegeven, zodat verweerder met deze mededeling weinig kon doen.
5 BEOORDELING
5.1 De raad stelt vast dat verweerder een aantal van zijn aan klager gestuurde declaraties heeft verrekend met het tegoed van klager op zijn derdenrekening. In een tweetal brieven van 9 augustus 2010 aan klager bevestigt verweerder de daarover met klager gemaakte afspraak en voegt hij daarbij een overzicht van de door hem verrichte werkzaamheden en van de bijbehorende kosten, alsmede een voorschotnota. In zijn e-mail van 10 augustus 2010 reageert klager hierop met de enkele vraag of het gebruikelijk is BTW te berekenen over een voorschot, welke vraag verweerder nog dezelfde dag heeft beantwoord. Naar de mening van de raad mocht verweerder daaruit afleiden dat klager instemde met de aangekondigde verrekening. Ook nadien heeft klager daartegen nimmer geprotesteerd.
5.2 Dat klager er niet van op de hoogte zou zijn gesteld dat verweerder zijn zaak overnam van een kantoorgenote die van kantoor ging vertrekken, wordt door verweerder uitdrukkelijk bestreden. Uit de stukken valt niet het gelijk van de ene partij of dat van de andere partij op te maken; bij die stand van zaken geldt dat klager zijn verwijt feitelijk niet hard heeft kunnen maken en dus als ongegrond moet worden afgewezen. De raad merkt op, dat klager voor zover de raad kan beoordelen niet eerder zijn onvrede c.q. ongenoegen hierover heeft geuit, hetgeen tot in de rede gelegen zou hebben, indien klager het niet eens was met deze overname.
5.3 Wat betreft het derde onderdeel van de klacht constateert de raad dat het gedrag van de advocate van de wederpartij, waarover klager zich beklaagt, niet is komen vast te staan, zodat niet gesteld kan worden dat verweerder daartegen had moeten optreden. Hetzelfde geldt voor de grievende bejegening van klager door deze advocate. Met betrekking tot de vraag of verweerder na afwijzing van een verzoek door de rechtbank opnieuw een verzoek had moeten indienen, gaat de raad uit van het beginsel dat een advocaat voor het – in overleg met zijn cliënt – te voeren beleid een ruime mate van vrijheid toekomt en dat in het algemeen een tuchtrechtelijke maatregel eerst geïndiceerd kan zijn, indien de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt of adviseert. Daarvan is naar het oordeel van de raad niet gebleken.
5.4 In het vierde onderdeel van de klacht verwijt klager verweerder dat deze op 24 november 2010 geen uitstel van de behandeling heeft gevraagd in verband met zijn ziekte. Zulks kan echter naar het oordeel van de raad verweerder niet verweten worden nu klager zelf had aangegeven niet bij de behandeling aanwezig te willen zijn op grond van zijn lichamelijke conditie tengevolge van een scanbehandeling. Evenmin kan het verweerder verweten worden dat de rechtbank nadien overgelegde stukken heeft geweigerd, nu niet is komen vast te staan dat verweerder daarover eerder de beschikking had en hij klager tevoren op de hoogte had gesteld van het feit dat de rechtbank op dat punt strenge regels hanteert.
5.5 Het vijfde en zesde onderdeel van de klacht hebben betrekking op de gebeurtenissen na de echtscheidingsbeschikking van 22 december 2010. Vast staat dat deze beschikking tengevolge van een kennelijke miscommunicatie op het kantoor van verweerder eerst op 2 februari 2011 aan klager is toegezonden en eerst op 7 februari 2011 door verweerder met klager is besproken. Zoals verweerder ook zelf aangeeft was dit geen correcte gang van zaken en is hij wat dat betreft tekort geschoten.
5.6 Hetzelfde geldt voor de gang van zaken rond de advisering van klager door verweerder omtrent een eventueel in te stellen hoger beroep. Hoewel verweerder naar hij stelt in zijn besprekingen met klager en zijn berichtgevingen aan klager heeft aangegeven weinig heil te zien in een hoger beroep, en klager daarop niet duidelijk heeft laten weten het daarmede niet eens te zijn, had het op de weg van verweerder gelegen daarover een helder en duidelijk standpunt in te nemen hetgeen in zijn laatste e-mails van 11 maart 2011 en 16 maart 2011 – derhalve vlak vóór het verstrijken van de beroepstermijn – niet is gebeurd. Ook dit onderdeel van de klacht is dan ook gegrond.
5.7 Wat betreft het zevende onderdeel van de klacht hanteert de raad het uitgangspunt dat de tuchtrechter niet de bevoegdheid heeft declaratiegeschillen te beslechten, maar slechts waakt tegen excessief declareren. Voor dit laatste zijn in het dossier geen aanwijzingen te vinden en de raad acht zulks ook niet aannemelijk, nu alle door verweerder verstuurde en door klager ontvangen declaraties door deze zonder protest zijn behouden en betaald. Het had op de weg van klager gelegen daarover dan eerder zijn bezwaren te uiten.
5.8 In het achtste onderdeel van de klacht stelt klager dat verweerder niets heeft gedaan met zijn mededeling dat door zijn wederpartij in de procedure een onjuist inkomen is opgegeven. Naar het oordeel van de raad levert dit enkele feit geen verwijtbaar handelen van verweerder op, zolang klager zijn desbetreffende stelling niet nader onderbouwt en met bewijzen staaft. Zonder deze onderbouwing c.q. zonder dit bewijs kon verweerder daar immers procesrechtelijk niets mee doen.
5.9 Samenvattend zal de raad de klachtonderdelen a,b,c,d,g en h ongegrond verklaren en de klachtonderdelen 5e en f gegrond verklaren.Wat betreft de gegrond verklaarde onderdelen oordeelt de raad de hierna op te leggen tuchtrechtelijk reactie passend.
BESLISSING
De raad van discipline:
Verklaart de klachtonderdelen a,b,c,d, h en g ongegrond en de klachtonderdelen e en f gegrond en legt terzake deze onderdelen e en f aan verweerder de maatregel op van enkele waarschuwing.
Aldus gewezen door : mr G.J.E. Poerink, voorzitter, mrs mw E.J.P.J.M. Kneepkens, mw Th. Kremers, mw A.A. Freriks en A.A.J. Maat, leden, bijgestaan door mr C.M. van Lanschot als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 23 april 2012.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 24 april 2012 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement ‘s-Hertogenbosch
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement ‘s-Hertogenbosch
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl