ECLI:NL:TADRSHE:2012:YA2610 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch M127-2011

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2012:YA2610
Datum uitspraak: 27-02-2012
Datum publicatie: 18-04-2012
Zaaknummer(s): M127-2011
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Niet voldoen
Beslissingen: Voorwaardelijke schorsing
Inhoudsindicatie: Na het intrekken van de civiele toevoeging had verweerder behoren te onderzoeken of klagers in aanmerking kwamen voor een straftoevoeging. Het declareren op basis van én een incassotarief én een uurtarief zonder dat daarover afspraken zijn gemaakt en op schrift gesteld is in strijd met gedragsregel 26. Het verrekenen van een eigen declaratie met het tegoed van klager op de derdenrekening van verweerder zonder diens schriftelijk vastgelegde toestemming is in strijd met artikel 6 lid 5 van de verordening op de administratie en financiële integriteit. Klacht gegrond; voorwaardelijke schorsing twee weken; proeftijd 2 jaren. openbaarmaking ex artikel 48 lid 3 Advocatenwet.

Beslissing van 27 februari 2012

in de zaak M 127-2011

naar aanleiding van de klacht van:

A en B

gemachtigde

C

klagers

tegen:

D

verweerder

1.       VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1     Bij brief van 30 mei 2011 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement E de door klagers op 7 december 2010 ingediende klacht toegezonden aan de raad tezamen met de in de inventarislijst genoemde stukken.

1.2     De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 9 januari 2012 in aanwezigheid van klagers, hun gemachtigde en verweerder. Van deze behandeling is proces verbaal opgemaakt.

1.3     De raad heeft kennis genomen van:

          -    de in 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad;

          -    de bij deze brief gevoegde stukken;

          -    de brief van de deken van 1 juni 2011 met bijlage;

          -    de brief van de gemachtigde van klagers van 22 december 2011.

2.       FEITEN

2.1     In de periode van 1 januari 1996 tot en met 14 september 1999 heeft een zekere X ten aanzien van klagers en anderen opzettelijk in enigerlei vorm bemiddeld ter zake van het bedrijfsmatig van het publiek aantrekken en/of ter beschikking krijgen van op termijn opvorderbare gelden, welke door X vervolgens zijn doorgesluisd naar Z. X is hiervoor strafrechtelijk vervolgd en veroordeeld.

2.2     Verweerder heeft klagers tezamen met een ander slachtoffer als civiele partij bijgestaan in de strafzaak bij het Gerechtshof te F. Dit Hof heeft het door X door dit handelen genoten wederrechtelijk voordeel begroot op € 819.248,50 en bepaald dat dit aan de S diende te worden betaald.

2.3     Vervolgens is geïncasseerd door het G; het G heeft € 667.327,90 uitbetaald op de derdenrekening van verweerder.

3.       DE KLACHT

3.1     Verweerder heeft aan klagers ruim € 38.000, - gedeclareerd, terwijl op een toevoeging was geprocedeerd.

3.2     Zonder toestemming van klagers heeft verweerder zijn declaratie verrekend met het tegoed van klagers op zijn derdenrekening.

3.3     De declaratie van verweerder is excessief hoog.

4.       HET VERWEER

4.1     Verweerder stelt dat hij aanvankelijk op basis van een civiele toevoeging heeft gewerkt. Toen van justitie ten behoeve van klagers een bedrag van € 667.327,90 was ontvangen, heeft verweerder aan de R gevraagd de toevoeging in te trekken.

4.2     Na ontvangst van bovengenoemd bedrag heeft verweerder klagers uitgenodigd op zijn kantoor en hun een door hem opgestelde renteberekening voorgehouden. Daarop heeft hij vervolgens het rekeningnummer van mr. K vermeld naar wiens rekening het aan klagers toekomende moest worden overgemaakt.

4.3     Verweerder heeft klagers er toen van op de hoogte gesteld dat zou worden afgerekend op basis van zowel het incassotarief als het uurtarief. De dag nadien heeft hij zijn declaratie verstuurd.

4.4     Met betrekking tot de hoogte van zijn declaratie stelt verweerder dat deze zijns inziens in overeenstemming is met het belang van de zaak en aldus alleszins redelijk.

5.       BEOORDELING VAN DE KLACHT

5.1     Met betrekking tot het eerste onderdeel van de klacht concludeert de raad dat niet gesteld kan worden dat verweerder de civiele toevoeging zonder medeweten en zonder instemming van klagers heeft doen intrekken. Immers, klagers geven zelf aan het normaal te hebben gevonden dat er gezien de hoogte van het geïncasseerde bedrag afgerekend zou moeten worden en niet op een toevoegingsbasis

5.2     Desondanks had het op de weg van verweerder gelegen om te onderzoeken of klagers in aanmerking hadden kunnen komen voor een straftoevoeging, temeer omdat de overstap van klagers van hun voorgaande advocaat naar verweerder was ingegeven door het feit dat laatstgenoemde bereid was op toevoegingsbasis te werken. In ieder geval had hierover op grond van gedragsregel 24 overleg moeten plaatsvinden met klagers. Op dit punt is verweerder dan ook jegens klagers tekort geschoten.

5.3     Met betrekking tot het tweede onderdeel van de klacht moet de raad vaststellen dat nergens uit blijkt dat klagers hebben ingestemd met een verrekening van de declaratie van verweerder met zijn op de derdenrekening van verweerder voorkomend tegoed. Zulks is evident in strijd met het bepaalde in artikel 6 lid 5 van de verordening op de administratie en financiële integriteit, waarin wordt voorgeschreven:

          “De advocaat mag slechts gelden die zich bevinden onder een Stichting Derdengelden aanwenden voor betaling van een eigen declaratie indien de rechthebbende daarmee ondubbelzinnig instemt en de advocaat dit onverwijld schriftelijk vastlegt met verwijzing naar een specifiek omschreven declaratie en het verschuldigde bedrag.”

          Ook dit onderdeel van de klacht zal derhalve gegrond worden verklaard.

5.4     Wat betreft het derde onderdeel van de klacht moet vastgesteld worden dat verweerder op geen enkele wijze noch bij het aanvaarden van de opdracht, noch na het intrekken van de civiele toevoeging, noch op enig later moment aan klagers enig inzicht heeft gegeven in de financiële consequenties van zijn optreden en in de wijze waarop en wanneer gedeclareerd zou worden. Verweerder heeft daarmede in strijd gehandeld met gedragsregel 26.

5.5     Voorts is de Raad van oordeel dat verweerder door het toepassen van zowel het incassotarief als het uurtarief zonder consensus daarover met klagers excessief heeft gedeclareerd. De door verweerder beweerdelijk aan de zaak bestede tijd van 27,6 uren en het door hem gedeclareerde bedrag van ruim € 38.000,- resulteren in een uurtarief van circa € 1.100,-, hetgeen de Raad in de gegeven omstandigheden niet redelijk acht en buiten iedere proportie Ook dit onderdeel van de klacht zal de Raad gegrond verklaren.

5.6     De ernst van de terecht geoordeelde klachten rechtvaardigt naar het oordeel van de Raad de hierna vermelde tuchtrechtelijke reactie.

6.       BESLISSING

          De Raad verklaart alle onderdelen van de klacht gegrond en legt terzake aan verweerder op de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de tijd van twee weken met bepaling dat deze maatregel niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de Raad later anders mocht bepalen op grond dat verweerder zich vóór het einde van de proeftijd, welke de Raad stelt op twee jaren, aan een in artikel 46 van de Advocatenwet bedoelde gedraging heeft schuldig gemaakt.

          Voorts draagt de Raad de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement E op deze aan verweerder opgelegde maatregel met de gronden, waarop zij berust, binnen het arrondissement openbaar te maken op de aldaar gebruikelijke manier.

Aldus gewezen door  mr. G.J.E. Poerink, voorzitter, mrs. I. E.M. Sutorius, mevr. Th. Kremers, mevr. A.A.Freriks, A.A.J. Maat, leden, met bijstand van mr. C.M. van Lanschot als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 27 februari 2012.

Voorzitter                                                                      Griffier

Verzonden op:28 februari 2012.

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient uw appelmemorie in het bezit t e zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appelmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het Hof van Discipline

a. Per post. Het postadres van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging. De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan

    uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax. Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076 – 5484608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de

    originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is: 076 - 5484607

.nl