ECLI:NL:TADRSHE:2012:YA2609 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch M151-2011

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2012:YA2609
Datum uitspraak: 05-03-2012
Datum publicatie: 18-04-2012
Zaaknummer(s): M151-2011
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Verweerders hebben het misverstand dat zij, zonder te beschikken over het complete dossier, met het opstellen van de dagvaarding zouden beginnen. Onder deze omstandigheden mocht een email van klager hierover niet worden opgevat als een vertrouwensbreuk en stond het verweerders niet vrij de werkzaamheden drie dagen voor het verstrijken van een in de ogen van klager cruciale termijn neerleggen. Onvoldoende zorgvuldig te werk gegaan bij het neerleggen van de opdracht. Stelling dat klager slechts een selectie van het dossier heeft overgelegd om de zaak voor hem gunstig te doen lijken wellicht suggestief maar niet nodeloos grievend. Klacht (gedeeltelijk) gegrond; enkele waarschuwing.

Beslissing van 5 maart 2012

in de zaak M 151 - 2011

naar aanleiding van de klacht van:

A

klager

tegen:

1.                                 B

2.                                 C

verweerders

1                Verloop van de procedure

1.1         Bij brief aan de raad van 12 juli 2011 met kenmerk D door de raad ontvangen op 13 juli 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement E de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2         De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 16 januari 2011 in aanwezigheid van klager, de gemachtigde van klager en verweerders . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3          De raad heeft kennis genomen van:

-       de brief dd. 30 december 2011 van de gemachtigde van klager

2                FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1         Klager heeft zich tot verweerders gewend in verband met een geschil met de S. In die zaak waren eerder al door twee andere advocaten werkzaamheden verricht. De S  had zich bereid verklaard tot een regeling in der minne tegen betaling van een bedrag ad € 75.000, - aan klager. Klager wenste hiermee niet in te stemmen.

2.2         Op 12 augustus 2010 heeft een onderhoud tussen klager en verweerders en op 8 september 2010 een tweede onderhoud tussen klager en verweerster sub 1 plaatsgevonden. Verweerster sub 1 heeft klager bij brief dd. 16 september 2010 het volgende geschreven: “Naar aanleiding van ons onderhoud in mijn kantoor op 8 september jl. bericht ik u dat ………… Advocaten u graag van dienst zal zijn in uw geschil met de S.”

2.3         Op 9 november 2010 heeft verweerder sub 2 het volgende aan klager gemaild: “Wij hebben besloten om onze werkzaamheden in het dossier Q te starten, ook al is de voorschotnota nog niet betaald. U bent buiten uw schuld in een positie geraakt, dat de voorschotdeclaratie niet kan worden betaald. Ik stel voor dat wij gedrieën in E bijpraten om de start te kunnen effectueren.”

2.4         Op 25 november 2010 vond een bespreking tussen klager en verweerders plaats en is door verweerder sub 2 en klager een mantelovereenkomst gesloten. Diezelfde dag bevestigde verweerder de hoofdlijnen van het gesprek en de gemaakte afspraken. Hij schreef onder meer:   “Wij hebben in samenspraak met u gekozen voor een procedure tegen de S bij de rechtbank F.(…) Het zal dus wel zo zijn dat u vóór het uitbrengen van de dagvaarding op onze derdengeldrekening een bedrag van € 4.000,= zult betalen in verband met dit griffierecht en de deurwaarderskosten. Onmiddellijk na ontvangst van dit bedrag zullen wij overgaan tot het maken van een concept dagvaarding. “

2.5         Klager verzocht per brief dd. 5 december 2010 de (verjarings-)termijn zo spoedig mogelijk te stuiten en om een nieuw uitstel te bewerkstelligen om daarmee te voorkomen dat deuren dichtgeslagen zouden worden. Het leek klager ook in geval van een procedure wenselijk dat het gedane aanbod ad €75.000, - van kracht bleef. De kans op onderhandelen leek klager daardoor groter.

2.6         Verweerster sub 1 bevestigde bij brief dd. 9 december 2010 de ontvangst van de brief dd. 5 december 2010 van klager en schreef dat zij de volgende week daarop inhoudelijk zou terugkomen. Verweerster sub 1 verzocht vervolgens per e-mail dd. 22 december 2010 om toezending van het volledige dossier, omdat verweerders enkel op die manier de positie van klager konden bepalen ten opzichte van de S.

2.7         Klager antwoordde per email dd. 22 december 2010 onder meer het volgende:

“Ik betreur het dat uw antwoord zo lang op zich heeft laten wachten. (…)

Tijdens de bespreking op 25 november 2010 jl. is inderdaad afgesproken dat de beide dossiers van mr. …. en ….. opgevraagd moeten worden. Die actie ligt bij mij. Tenzij u het wenselijk acht beide advocaten hierom zelf te verzoeken. Dan kan het beter opgestuurd worden en kan er ook niets zoek raken. Misschien is dat wel beter en ik hoor graag van u.

Echter met betrekking met mijn vragen in mijn brief dd. 5 december 2010 lijkt mij hetgeen ik aan u heb verstrekt toereikend. Natuurlijk snap ik dat u inzage wilt hebben in het gehele dossier. Maar ik zie het verband niet met de brief en bijlagen van 5 december 2010. (…)

Tot slot betreur ik buitengewoon dat u in uw email een stelling inneemt waaruit blijkt dat u nog helemaal niet zeker bent van mijn zaak tegen Q.”

2.8         Verweerder sub 2 heeft, mede namens verweerster sub 1, klager bij brief dd. 29 december 2010 bericht dat zijn kantoor de belangen van klager niet verder zou behartigen. Verweerder schreef onder meer:

“In uw mailbericht van 22 december 2010 gebruikt u tot twee maal toe het woord betreur, over de dossierbehandeling van mijn kantoorgenote…..

Dat is geen goed begin van de samenwerking, waarin wij u hebben toegezegd werkzaamheden voor u te zullen gaan verrichten zonder de zekerheid dat onze werkzaamheden gehonoreerd zullen worden. Tegen zo’n houding onzerzijds verwacht ik een andere houding uwerzijds.(…)

....

Wij hebben maar een zeer summier dossier gekregen over een zaak, die naar mijn mening meerdere klappers zou moeten bevatten. Het kan zijn, dat u ons leeswerk heeft willen besparen, maar het kan ook zijn dat u selectief uit het hele dossier onderdelen ter beschikking hebt gesteld om de zaak voor u in een zo gunstig mogelijk daglicht te stellen. Op zichzelf is dat overigens wel begrijpelijk.

En als mijn kantoorgenote dan terecht -dat is haar plicht- vraagt naar het volledige dossier betreurt u haar vraag. En dat is voor ons niet te begrijpen.(…)

Mijn kantoorgenote ….. en ik zijn steeds bereid geweest om u in dit dossier te helpen, maar wij moeten absoluut het naadje van de kous weten en dus alles uit het dossier. Wij gaan niet een procedure tegen de S entameren tot betaling van 1 miljoen euro schadevergoeding op basis van de geringe gegevens die wij kennen.

Als u daar geen begrip voor heeft, kunnen wij niets voor u betekenen.(…)

Alle bovengenoemde omstandigheden leiden tot de beslissing van mijn kantoor om uw belangen niet verder te behartigen.”

2.9         Verweerder sub 2 heeft, na interventie van de deken, bij brief dd. 31 december 2010 om een uitstel van twee maanden verzocht van de door de S gestelde termijn. Bij brief dd. 11 januari 2010 heeft de landsadvocaat de termijn verlengd tot 1 maart 2011.

2.10     Bij brief [met bijlagen] van 1 april 2011 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerders.

3                KLACHT

3.1         De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)         verweerders op onjuiste gronden, op onjuiste wijze en op een voor klager zeer ongelukkig moment de opdracht tot behartiging van zijn belangen hebben neergelegd;

b)         verweerders zich in de brief waarin zij de opdracht neerlegden buitengewoon grievend en in strijd met de waarheid over klager hebben uitgelaten.

            3.2       Stellingen klager ter onderbouwing klacht, voor zover niet al onder de feiten    opgenomen:

-           Door verweerders wordt de indruk gewekt dat de opdracht is geëindigd wegens het ontbreken van aanvullende dossiers. Dit is een onjuiste weergave van de gang van zaken. De werkelijke oorzaak van de ‘breuk’ is de email dd. 5 december 2010 van klager aan verweerders. Klagers vroeg in deze e-mail echter slechts aandacht voor de bij hem bestaande onduidelijkheid over een met de S gesloten overeenkomst. Hij verzocht de verjaringstermijn te stuiten en de door de S ten aanzien van de vaststellingsovereenkomst gestelde termijn te doen verlengen. Daarop is nooit een inhoudelijke reactie gekomen. Na het tonen van zijn ongenoegen hierover in zijn email dd. 22 december 2010 hebben verweerders besloten de opdracht te beëindigen. Verweerders hebben pas om uitstel verzocht ná interventie door de deken. Het behoorde tot de taak van verweerders om de door de S gestelde termijn te stuiten.

-        Klager heeft de opmerking over het incomplete dossier als grievend ervaren. Deze opmerking kan niet anders worden gezien dan als een poging iemand als onbetrouwbaar neer te zetten.

-        Verweerders hebben in hun brief dd. 25 november 2010 bevestigd dat zij een aanvang zouden maken met het opstellen van een concept dagvaarding, zodra de griffierechten waren voldaan. Er werd geen voorbehoud ten aanzien van de aanlevering van stukken gemaakt. Het is juist dat de gegevens door klager nog aangeleverd zouden worden, maar dit is nooit als voorwaarde gesteld om de procedure te starten.

4                VERWEER

4.1         Tijdens het gesprek op 25 november 2010 is door verweerders uitdrukkelijk met klager besproken dat de volledige (door de eerder betrokken advocaten opgebouwde) dossiers moesten worden overhandigd. Verweerders konden de belangen van klager immers enkel goed behartigen wanneer zij volledige kennis van het dossier hadden. Verweerders betwisten dat uit het schrijven dd. 25 november 2010 volgt dat zij zich gebonden zouden hebben om voor klager een procedure tegen de S te beginnen. Tijdens de bespreking op 25 november 2010 is uitdrukkelijk aan de orde gekomen dat een oplossing in der minne naar verwachting weinig reëel was indien klager tegenover de S vast bleef houden aan een aanspraak van ongeveer 1 miljoen euro. Er bleef daarom maar één weg over en dat was procederen. Met klager is uitdrukkelijk besproken dat verweerders niet rauwelijks konden dagvaarden en over het hele dossier behoorden te beschikken. Ook ten aanzien van de betaling van de griffierechten en deurwaarderskosten is door verweerders een voorbehoud gemaakt.

4.2         Verweerders betwisten zich grievend jegens klager dan wel in strijd met de waarheid te hebben uitgelaten. Het is juist dat verweerders slechts over een beperkt aantal stukken beschikten. Verweerders hebben slechts aangegeven dat zij het opmerkelijk vonden dat zij slechts een beperkt aantal stukken uit het dossier hadden ontvangen, maar dat zij dit wel konden begrijpen omdat een cliënt zijn zaak soms zo goed mogelijk wil presenteren aan zijn advocaat. Verweerders hebben niet gesteld dat klager de stukken selectief ter beschikking had gesteld, ze hebben dit slechts als vraag opgeworpen.

4.3         Volgens klager waren twee termijnen van belang, te weten:

-          verjaringstermijn van een claim tegen de S;

-          een termijn voor het aanvaarden van een schikkingsaanbod.

De verjaring van de vermeende claim tegen de S was reeds eerder

gestuit op 17 maart 2006. Dit betekent dat de verjaring pas vóór 17 maart

2011 opnieuw hoefde te worden gestuit. Verweerders hebben klager bij

herhaling op deze termijn gewezen. Klager was er op 29 december

2010 voldoende mee bekend dat er voor 16 maart 2011 een stuitinghandeling diende te worden verricht. Daarvoor was nog voldoende tijd aanwezig.

In de visie van klager was geen vaststellingsovereenkomst tussen hem en de S tot stand gekomen. Klager had meermaals aangegeven niet op het aanbod van de S in te willen gaan. Tijdens het gesprek op 25 november 2010 is met klager vastgesteld dat de datum van 1 januari 2010 geen cruciale datum was. Toen bleek dat klager toch uitstel wenste, hebben verweerders, na tussenkomst van de deken, nog uitstel met twee maanden bewerkstelligd. Er was dus geen sprake van beëindiging van de werkzaamheden op een ongelukkig moment.

4.4         Waar klager terugkwam op eerder gemaakte afspraken en aangaf de  handelwijze van verweerders te betreuren en niet te begrijpen, hebben verweerders moeten constateren dat er geen vertrouwensbasis meer was en waren zij gehouden zich terug te trekken.

5                BEOORDELING

5.1         Het staat een advocaat vrij een zaak die hij in behandeling heeft neer te leggen            wanneer hij van oordeel is dat de vertrouwensrelatie is verbroken. Het bestaan van wederzijds vertrouwen tussen een advocaat en een cliënt is essentieel voor een behoorlijke beroepsuitoefening. De advocaat mag evenwel niet op een ongelegen moment zijn opdracht neerleggen en zal bij de beëindiging van zijn werkzaamheden zorgvuldig te werk moeten gaan om de belangen van zijn cliënt niet te schaden.

Ad klachtonderdeel a)

5.2         Vast staat dat verweerders op 25 november 2010 met klager zijn overeengekomen een aanvang te maken met de concept dagvaarding tegen de S, zodra het door klager verschuldigde griffierecht door hen was ontvangen. Als door klager erkend, staat vast dat door hem is toegezegd voor het volledige dossier te zullen zorg dragen. De ontvangst hiervan werd door verweerders niet als voorwaarde verbonden om de werkzaamheden te zullen aanvangen.

5.3         Klager stelt bij brief dd. 5 december 2010 toch niet gerust te zijn op de door de S gestelde termijn dd. 1 januari 2011 en verzoekt verweerders deze te doen verlengen. Daarnaast vraagt hij om de verjaringstermijn zo snel mogelijk te stuiten. Wanneer verweerster sub 2 bij email dd. 22 december 2010 niet inhoudelijk reageert op de brief dd. 5 december 2010, doch slechts om afgifte van het volledige dossier vraagt, uit klager zijn ongenoegen hierover per e-mail dd. 22 december 2010.

5.4         Uit de aan de raad overgelegde stukken is niet gebleken dat klager zich niet bereid zou hebben getoond het volledige dossier aan verweerders beschikbaar te stellen. Hij doet in zijn e-mail dd. 22 december 2010 de suggestie dat verweerders het dossier zelf bij de voorgaande advocaat opvragen.

5.5.        De raad volgt verweerders niet in hun stelling dat klager in zijn e-mail dd. 22

            december 2010 terugkwam op eerder gemaakte afspraken en aldus zelf een vertrouwensbreuk tussen klager en verweerders teweegbracht. Klager gaf slechts te kennen te betreuren dat niet inhoudelijk werd ingegaan op zijn brief dd. 5 december 2010 en dat door verweerster sub 1 in haar email dd. 22 december 2010 een stelling werd ingenomen waaruit bleek dat verweerders nog helemaal niet zeker waren van de zaak tegen Q.

5.6.        Het had op de weg van verweerders gelegen om inhoudelijk te reageren op

            de bij klager na het gesprek van 25 november 2010 klaarblijkelijk ontstane onzekerheid over de termijn van 1 januari 2011. Daarnaast had van verweerders verwacht mogen worden duidelijkheid te scheppen, nu er klaarblijkelijk bij klager een misverstand bestond dat zij zonder het complete dossier met het opstellen van de dagvaarding  zouden beginnen. Verweerders hebben deze onduidelijkheid immers met hun brief dd. 25 november 2010 zelf in het leven geroepen. Onder deze omstandigheden mochten de e-mail van klager dd. 22 december 2011 niet opvatten als vertrouwensbreuk en hun werkzaamheden niet drie dagen vóór het verstrijken van een in de ogen van klager cruciale termijn neerleggen.

5.7       De raad is van oordeel dat verweerders aldus bij de beëindiging van hun werkzaamheden voor klager onvoldoende zorgvuldig te werk zijn gegaan, wat hentuchtrechtelijk valt aan te rekenen.  De raad zal het eerste onderdeel van de klacht gegrond verklaren.

Ad klachtonderdeel b)

5.8     De raad is van oordeel dat de passage in de brief dd. 29 december 2010 ten aanzien van de selectie van het dossier, wellicht suggestief genoemd kan worden, maar niet als nodeloos grievend valt aan te merken. De raad zal het tweede onderdeel van de klacht als ongegrond afwijzen.

6                MAATREGEL

6.1         De raad overweegt dat de brief dd. 29 december 2010, waarin de werkzaamheden voor klager werden beëindigd, weliswaar enkel is ondertekend door verweerder sub 2, maar dat deze is geschreven mede namens verweerster sub 1 en dat verweerders ook voor het overige steeds gezamenlijk in de zaak van klager hebben opgetreden. De raad zal daarom aan beide verweerders een maatregel opleggen.

6.2         De raad acht de maatregel enkele waarschuwing jegens beide verweerders passend en geboden.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart klachtonderdeel a gegrond en legt verweerders sub 1 en 2  ter zake op de maatregel van enkele waarschuwing;

verklaart klachtonderdeel b ongegrond.

Aldus gewezen door mr. mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter, mrs. A. Groenewoud, H.C.M. Schaeken, E.J.P.J.M. Kneepkens, M. B. Ph. Geeraedts, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 5 maart 2012 .

griffier                                                                         voorzitter                                     

Deze beslissing is in afschrift op 6 maart 2012.

per aangetekende brief verzonden aan:

-            klager

-            verweerders

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Maastricht

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-            klager

-            verweerders

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Maastricht

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.      Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.      Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl