ECLI:NL:TADRSHE:2012:YA2507 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch M86-2011

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2012:YA2507
Datum uitspraak: 30-01-2012
Datum publicatie: 25-02-2012
Zaaknummer(s): M86-2011
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Belangenconflict
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie: Indien een cliënt er voorafgaand mee heeft ingestemd dat zijn advocaat voor zijn ex-partner blijft optreden en niet is gebleken dat die cliënt voorafgaand aan het geven van die toestemming geen behoorlijke informatie heeft gehad, staat het de advocaat vrij om de belangen van de ex-partner te blijven behartigen. Een brief aan de rechtbank met een verzoek om voor extra beveiliging tijdens de zitting zorg te dragen, behoeft niet op voorhand aan de wederpartij te worden overgelegd. Dit heeft immers geen betrekking op het geschil tussen partijen. Een verzoek om uitstel onder opgave van een onwaarschijnlijk hoog aantal verhinderdata over 3 maanden, terwijl reeds zittingen waren bepaald, heeft de behandeling van de onderhavige rechtszaken gefrustreerd. Een dergelijk handelen past ook een advocaat van de wederpartij niet. Het onjuist informeren van de rechtbank over het handelen van de advocaat van de wederpartij en het weigeren deze onjuistheid te herstellen, betaamt een behoorlijk advocaat niet. Klacht (gedeeltelijk) gegrond; berisping

M86-2011

Raad van Discipline

in het ressort ’s-Hertogenbosch

Beslissing

inzake

de klacht van

A

verder te noemen: klager,

tegen

B

verder te noemen: verweerder.

_______________________________________________________________________

1. Verloop van de procedure

1.1              Bij brief van 12 april 2011 heeft de deken van de orde van advocaten in het

Arrondissement Maastricht de door klager bij brieven van 7 en 8 september 2010 ingediende klacht toegezonden aan de raad, samen met de in de inventarislijst genoemde stukken.

1.2       De klacht is behandeld ter openbare zitting van de raad van 28 november 2011.

Klager is ter zitting verschenen. Verweerder is met bericht van verhindering niet

 verschenen.

2. De feiten

            Het volgende is komen vast te staan.

Verweerder heeft aanvankelijk rechtsbijstand verleend aan zowel klager als diens partner. Daarna is hij voor de partner van klager blijven optreden in zaken tegen klager met betrekking tot een omgangsregeling, hoofdverblijf en ondertoezichtstelling. Klager heeft aan verweerder medegedeeld dat hij daar geen moeite mee had. Verweerder heeft daags voor een zitting van het Hof op 4 november 2010, het Hof schriftelijk verzocht om zorg te dragen voor extra beveiliging tijdens die zitting. Ditzelfde heeft hij gedaan bij brief van 23 november 2010 ten behoeve van een zitting van de rechtbank op 24 november 2010 en nogmaals bij brief van 28 december voor de zitting van de dag daarna. Bij een verweerschrift van 29 april 2010 en brief van 24 augustus 2010, gericht aan de Rechtbank Maastricht, heeft verweerder gesteld dat klager misbruik maakt van het procesrecht. Bij beschikking van 28 juli 2010 heeft de Rechtbank Maastricht een omgangsregeling vastgesteld. Tijdens de afwezigheid van verweerder wegens vakantie, heeft een kantoorgenoot van verweerder deze beschikking doorgezonden aan de cliënte van verweerder. Bij brief van 25 augustus 2010 aan de Rechtbank Maastricht heeft verweerder verzocht om uitstel van een op

1 september 2010 geplande zitting en daarbij over de maand september 2010 een totaal van 18 verhinderdata opgegeven en over de maand oktober 2010 een totaal van 13. Bij brief van 11 oktober 2010 heeft verweerder uitstel gevraagd van een op 4 november 2010 geplande behandeling bij het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch. In laatstgenoemde brief heeft hij eveneens over de maanden oktober en november 2010 een groot aantal verhinderdata opgegeven.

3. De klacht

3.1       De klacht luidt als volgt:

Verweerder heeft als advocaat van de wederpartij:

1.                  een tegenstrijdig belang gediend nu hij eerder ook voor klager als advocaat is opgetreden;

2.                  vertrouwelijke informatie, hem destijds door klager verstrekt, naar buiten gebracht ten behoeve van de wederpartij;

3.                  stukken naar de rechtbank en het hof gezonden daags voor de zitting, zodat klager daar niet [tijdig] van kon kennisnemen;

4.                  klager stelselmatig verweten dat deze zich schuldig maakt aan misbruik van het rechtssysteem, terwijl dit verwijt juist verweerder treft;

5.                  de beschikking van de voorzieningenrechter d.d. 28 juli 2010 niet tijdig naar zijn cliënte gezonden, zodat de daarin bepaalde omgangsregeling niet terstond heeft kunnen plaatsvinden;

6.                  ervoor zorg gedragen dat een tweede kort geding heeft moeten plaatsvinden omdat er gedurende zes weken al geen omgang meer plaatsvond;

7.                  zodanig veel verhinderdata opgegeven gedurende de maanden september [18] en oktober [13] dat hij daarmee opzettelijk heeft bewerkstelligd dat een behandeling oplegging dwangsom aan de wederpartij op korte termijn niet kon plaatsvinden;

8.                  willens en wetens in strijd met de waarheid aan de rechtbank laten weten van de advocaat van klager geen verhinderdata te hebben doorgekregen in het kader van het kort geding en geweigerd daarvan aan de rechtbank een rectificatie te sturen.

4. Het verweer

            Uit een brief van klager blijkt dat deze met verweerders optreden heeft ingestemd en hij heeft dit nogmaals bevestigd bij gelegenheid van de mondelinge behandeling in de Dekenkamer. De beschikking van de Rechtbank Maastricht d.d. 28 juli 2010 is op

            2 augustus 2010 naar cliënte verzonden en derhalve niet te laat. Ook voor het overige betwist verweerder de klacht.

5. Beoordeling van de klacht

5.1       De klacht betreft het optreden van de advocaat van een wederpartij. Bij de beoordeling van een dergelijke klacht behoort ervan te worden uitgegaan dat aan die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van de tegenpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. De raad zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.

Klachtonderdeel 1

5.2       Vaststaat dat verweerder aanvankelijk de belangen van zowel klager als diens ex-partner heeft behartigd. Daarna is hij voor de ex-partner van klager gaan optreden. In het algemeen is de advocaat niet toegestaan tegen zijn voormalig cliënt op te treden tenzij – kort gezegd –:

1.         de aan hem toevertrouwde belangen niet dezelfde kwestie betreffen ten aanzien waarvan de voormalig cliënt werd bijgestaan, deze ook geen verband houden met die kwestie en een daarop uiteenlopende ontwikkeling evenmin aannemelijk is;

2.         de advocaat niet beschikt over vertrouwelijke informatie met betrekking tot de voormalige cliënt die van belang kan zijn in de zaak tegen die voormalig cliënt;

3.         ook overigens niet is gebleken van redelijke bezwaren aan de zijde van de voormalige cliënt.

Indien niet aan deze voorwaarden is voldaan, kan de advocaat desalniettemin optreden tegen zijn voormalige cliënt indien beide partijen daarna, op grond van hun verstrekte behoorlijke informatie, vooraf instemmen met dit optreden van de advocaat.

5.3       Klager heeft erkend dat hij ermee heeft ingestemd dat verweerder voor zijn ex-partner zou blijven optreden. Gesteld noch gebleken is dat aan klager voorafgaand aan het geven van die toestemming geen behoorlijke informatie is verstrekt. Gelet op klagers  toestemming stond het verweerder naar het oordeel van de raad vrij om de belangen van de ex-partner van klager te blijven behartigen. Op grond van het dossier kan niet worden vastgesteld dat verweerder bij dit optreden tegenstrijdige belangen heeft gediend. Aan de door klager gestelde beperking van zijn instemming, te weten “alleen op een eerlijke manier” hecht de raad geen waarde, nu een dergelijke beperking niet objectief bepaalbaar is. De raad zal de klacht op dit punt derhalve ongegrond verklaren.

Klachtonderdeel 2

5.4  Verweerder heeft dit onderdeel van de klacht betwist. Uit het dossier blijkt niet dat verweerder beschikte over vertrouwelijke, dan wel zaaksgebonden informatie betreffende klager die van belang kon zijn in de zaken die hij tegen klager heeft gevoerd. Evenmin kan derhalve worden vastgesteld dat verweerder dergelijke informatie naar buiten heeft gebracht zoals klager stelt. Klager zelf heeft in dit verband ter zitting meegedeeld dat hij zijn standpunt niet kan bewijzen. In het geval waarin de lezing van partijen omtrent de inhoud van de klacht uiteenloopt en niet kan worden vastgesteld welke van beide aannemelijk is, kan die klacht in beginsel niet gegrond worden verklaard. Voor het oordeel dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld moet immers eerst voldoende vaststaan dat de verweten handeling feitelijk heeft plaatsgevonden. Dat is ter zake dit klachtonderdeel niet het geval. De raad zal de klacht op dit onderdeel dan ook ongegrond verklaren.

Klachtonderdeel 3

5.5.      Klager heeft in dit onderdeel van de klacht gesteld dat verweerder in een zodanig laat stadium stukken naar de rechtbank heeft gezonden, dat klager daarvan niet tijdig kennis kon nemen. In dit verband heeft hij gewezen op de brieven van respectievelijk 3 en 23 november 2010 en 28 december 2010 aan de Rechtbank Maastricht, waarbij verweerder daags tevoren heeft verzocht om extra beveiliging tijdens de betreffende zittingen. De raad stelt vast dat deze brieven geen betrekking hebben op het geschil tussen partijen. Het is evenmin aan partijen om daarover een standpunt in te nemen maar aan de voorzitter van de rechtbank om te bepalen of aan die verzoeken gevolg moeten worden gegeven. Derhalve is naar het oordeel van de raad geen sprake van correspondentie die op voorhand tijdig aan de wederpartij dient te worden overgelegd.    Naar het oordeel van de raad kan dan ook niet worden geoordeeld dat verweerder  onbehoorlijk heeft gehandeld en hem ter zake tuchtrechtelijk een verwijt kan worden gemaakt. De raad verklaart dit onderdeel van de klacht ongegrond.

Klachtonderdeel 4

5.6       De raad overweegt allereerst dat in zijn algemeenheid uitlatingen van de advocaat van de wederpartij vaak als onaangenaam worden ervaren. Dat betekent echter niet dat die advocaat de grens heeft overschreden van hetgeen hem als advocaat tegenover de wederpartij vrijstond. De raad stelt op grond van de stukken in het dossier vast dat verweerder in een verweerschrift van 29 april 2010 en bij brief van 24 augustus 2010, beide gericht aan de Rechtbank Maastricht, heeft gesteld dat klager misbruik maakt van het procesrecht. Verweerder heeft hier een juridisch standpunt ingenomen en klager is in de procedure in de gelegenheid geweest daarop te reageren en dit te weerleggen. Naar het oordeel van de raad kan derhalve niet worden vastgesteld dat verweerder met deze stelling de belangen van klager nodeloos of ontoelaatbare wijze heeft geschaad. De raad zal de klacht op dit onderdeel als ongegrond afwijzen.

Klachtonderdeel 5

5.7       Uit het dossier blijkt dat een kantoorgenoot van verweerder, tijdens diens afwezigheid wegens vakantie, de beschikking van de Rechtbank Maastricht van 28 juli 2010 waarbij een omgangsregeling is vastgesteld, op 2 augustus 2010 heeft doorgezonden naar de wederpartij van klager. Naar het oordeel van de raad kan niet gerechtvaardigd worden gesteld dat de termijn waarbinnen deze beschikking is doorgestuurd zodanig laat was dat verweerder ter zake een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Uit de betreffende brief blijkt bovendien dat de kantoorgenoot van verweerder de inhoud van de beschikking reeds op 30 juli 2010 met de wederpartij had besproken en deze derhalve zeer kort na ontvangst van de beschikking door de kantoorgenoot van verweerder van de inhoud daarvan op de hoogte is gebracht. Dat verweerder aldus handelend heeft geprobeerd om de omgangsregeling te frustreren is naar het oordeel van de raad geenszins gebleken. De raad acht de klacht op dit onderdeel ongegrond.

Klachtonderdeel 6

5.8       De raad stelt vast dat dit klachtonderdeel ziet op het handelen van een kantoorgenoot van verweerder die hem heeft vervangen bij de behandeling ter terechtzitting van het gerechtshof op 4 november 2010. Deze kantoorgenoot heeft voorafgaand aan de behandeling van de zaak het hof verzocht beide advocaten te woord te staan buiten tegenwoordigheid van partijen, welk verzoek door het hof is afgewezen. Een advocaat kan tuchtrechtelijk alleen worden aangesproken op zijn eigen handelen en niet op dat van zijn kantoorgenoten. Nu de klacht is gericht tegen verweerder zal de raad dit klachtonderdeel niet-ontvankelijk verklaren.

Klachtonderdeel 7

5.9       Uit het dossier blijkt dat in een geding ter zake oplegging van een dwangsom aan de ex-partner van klager verweerder bij brief van 25 augustus 2010 bij de Rechtbank Maastricht heeft verzocht om uitstel van de reeds vastgelegde zittingsdatum van

            1 september 2010. Daarbij heeft hij over de maand september 18 verhinderdata opgegeven en voor de maand oktober 13. Bij brief van 11 oktober 2010 heeft verweerder vervolgens verzocht om uitstel van een reeds vastgestelde datum voor een  mondelinge behandeling van 4 november 2010 in een zaak bij het Gerechtshof

‘s-Hertogenbosch. Daarbij heeft hij opgegeven voor de nog resterende maand oktober 7 verhinderdata te hebben en in november 12. Verweerder heeft voor de opgave van zoveel verhinderdata geen verklaring gegeven. De raad is van oordeel dat door het opgeven van een dergelijk onwaarschijnlijk hoog aantal verhinderdata, terwijl reeds zittingen waren bepaald, de behandeling van de onderhavige rechtszaken werd gefrustreerd. Een dergelijke handelen past ook een advocaat van de wederpartij niet en kan verweerder tuchtrechtelijk worden verweten. De raad zal dit onderdeel van de klacht gegrond verklaren.

Klachtonderdeel 8

5.10     De raad stelt vast dat verweerder bij brief aan de Rechtbank Maastricht van

            25 augustus 2010 om uitstel van de zitting van 1 september 2010 heeft verzocht, om reden dat de advocaat van klager hem niet in de gelegenheid had gesteld zijn verhinderdata door te geven. Uit het dossier blijkt echter dat laatstgenoemde advocaat reeds op 2 augustus 2010 schriftelijk aan verweerder heeft verzocht op voorhand zijn verhinderdata door te geven. Voorts heeft deze aan verweerder verzocht de rechtbank te laten weten dat diens mededeling over het niet in de gelegenheid stellen de verhinderdata op te geven op een vergissing berustte. De raad is van oordeel dat het onjuist informeren van de rechtbank en het weigeren deze onjuistheid te herstellen een behoorlijk advocaat niet betaamt. De klacht zal op dit onderdeel eveneens gegrond worden verklaard.

5.11     Gelet op hetgeen ten aanzien van de klachtenonderdelen 7 en 8 is overwogen acht de raad de maatregel van berisping passend. De raad neemt daarbij mede in aanmerking dat verweerder ter zake de klacht niet adequaat heeft gereageerd op verzoeken van de Deken en dat hij veelvuldig volstaat met een blote betwisting bij gebrek aan wetenschap, alsmede het feit dat aan hem al eerder maatregelen zijn opgelegd.

6. Beslissing

De raad verklaart:

--klager niet ontvankelijk in klachtonderdeel 6;

--de klachtonderdelen 1 tot en met 5 ongegrond;

--de klachtonderdelen 7 en 8 gegrond.

7. Maatregel

De raad legt op de maatregel van berisping.

Aldus gegeven door   mr. M.I.J. Hegeman, voorzitter, mrs. P.J.W.M. Theunissen, L.W.M. Caudri, E.J.P.J.M. Kneepkens, L.R.G.M. Spronken, leden, in tegenwoordigheid van

mr. A.M.T.A. Verhagen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 30 januari 2012.

Griffier                                                  voorzitter

Verzonden op: 31 januari 2012

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

  1. Per post.

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

  1. Bezorging.

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

  1. Per fax.

Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607.