ECLI:NL:TADRSHE:2012:YA2506 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch B113-2011

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2012:YA2506
Datum uitspraak: 30-01-2012
Datum publicatie: 25-02-2012
Zaaknummer(s): B113-2011
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Belangenconflict
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Vast staat dat klager ervan op de hoogte was dat verweerder niet als zijn advocaat optrad. Hoewel het, ter voorkoming van misstanden en geschil, in beginsel wenselijk is dat de advocaat schriftelijk bevestigt voor wie hij optreedt, bestond hiertoe in casu ingevolge artikel 8 van de gedragsregels geen verplichting aangezien deze bepaling enkel ziet op de verplichting van een advocaat ten opzichte van zijn eigen cliënten en verweerder niet voor klager optrad. Klacht ongegrond.

B113-2011

Raad van Discipline

in het ressort ’s-Hertogenbosch

Beslissing

inzake

de klacht van

A

verder te noemen: klager,

tegen

B

verder te noemen: verweerder.

1. Verloop van de procedure

1.1              Bij brief van 16 mei 2011  heeft de deken van de orde van advocaten in het

            arrondissement Breda de door klager op 9 november 2010 ingediende klacht toegezonden aan de raad, samen met de in de inventarislijst genoemde stukken.

1.2              De raad heeft voorts kennis genomen van de navolgende stukken:

-         Een brief van verweerder d.d. 11 november 2011, met als bijlage een brief van mevrouw X ,de ex-echtgenote van klager, ter informatie over de gang van zaken destijds.

1.3       De klacht is behandeld ter openbare zitting van de raad van 28 november 2011.

Klager en verweerder zijn ter zitting verschenen.

2. De feiten

            Het volgende is komen vast te staan.

Verweerder heeft na een eerste gesprek met de ex-echtgenote van klager, meerdere gesprekken gevoerd met klager en diens ex-echtgenote met het doel een gezamenlijk verzoekschrift tot echtscheiding en een echtscheidingsconvenant op te stellen. Als gevolg van deze gesprekken is een echtscheidingsconvenant opgemaakt dat door beide partijen is ondertekend. Verweerder heeft de helft van zijn kosten ter zake van rechtsbijstand bij klager in rekening gebracht.

3. De klacht

            De klacht luidt als volgt:

1.                  Verweerder heeft klager in de veronderstelling gelaten dat verweerder zowel voor hem als voor zijn toekomstige ex echtgenote optrad in het opstellen van het echtscheidingsconvenant. Achteraf bleek dit niet het geval te zijn.

2.                 Verweerder heeft  ten onrechte de helft van de advocaatkosten bij klager in rekening gebracht.

4. Het verweer

            Het standpunt van verweerder houdt in:

           Verweerder ging ervan uit dat het vanaf het begin af aan duidelijk was dat hij alleen

           voor de toekomstige ex-echtgenote van klager optrad. Zo staat het ook in de

          considerans van het echtscheidingsconvenant.

          Dat klager de helft van de advocaatkosten in rekening werd gebracht is logisch, omdat

           deze ook gebaat was bij het bereiken van overeenstemming. Verweerder is inmiddels

          wel van mening dat hij zijn positie beter schriftelijk had kunnen vastleggen.

5. Beoordeling van de klacht

5.1       De advocaat dient zich zodanig te gedragen dat het vertrouwen in de advocatuur of zijn eigen beroepsuitoefening niet wordt geschaad. Waar nodig dient hij ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil, belangrijke informatie en afspraken schriftelijk te bevestigen. De klacht zal in het licht van  bovenstaande worden beoordeeld.

Klachtonderdeel 1

5.2       Verweerder heeft betwist dat klager er niet van op de hoogte was dat hij alleen optrad voor diens ex-echtgenote. In dat verband heeft verweerder onder meer gesteld dat reeds vanaf het eerste concept in het echtscheidingsconvenant was opgenomen dat hij voor de ex-echtgenote van klager optrad en dat klager het definitieve echtscheidingsconvenant waarin dit eveneens was opgenomen heeft ondertekend. Ter zitting heeft verweerder, ter aanvulling van zijn verweer, aan de  raad medegedeeld dat hij op 20 september 2010 van klager een e-mail heeft ontvangen waarin deze hem expliciet aanschreef als “vertegenwoordiger van mevrouw X” en dat hij op 23 september 2010 eveneens een e-mail van klager ontving waarin deze wederom verwijst naar verweerder in die hoedanigheid. 

5.3       Klager  heeft niet weersproken dat reeds in het eerste concept van het echtscheidingsconvenant was opgenomen dat verweerder voor zijn ex-echtgenote optrad en dat hij het definitieve convenant heeft ondertekend. Evenmin heeft hij betwist  bovengenoemde e-mails aan verweerder te hebben gezonden. Gelet hierop staat naar het oordeel van de raad vast dat klager er ten tijde van het tekenen van het convenant wel van op de hoogte was dat verweerder niet als zijn advocaat optrad.

Naar het oordeel van de raad zou het ter voorkoming van misverstanden en geschil beter zijn geweest als verweerder zijn positie schriftelijk aan klager had bevestigd. Verweerder heeft dit ook erkend. Verweerder kan ter zake echter geen tuchtrechtelijk  verwijt worden gemaakt, nu hij klager daarvan wel op andere wijze op de hoogte heeft gesteld. Anders dan klager stelt bestond op grond van artikel 8 van de Gedragsregels voor verweerder geen verplichting tot schriftelijke bevestiging nu deze bepaling enkel ziet op de verplichtingen van een advocaat ten opzichte van zijn eigen cliënt. De raad zal dan ook op grond van het bovenstaande onderdeel 1 van de klacht ongegrond verklaren.

Klachtonderdeel 2

5.4       Verweerder heeft ten aanzien van dit onderdeel van de klacht gesteld dat bij het echtscheidingsconvenant tussen partijen was overeengekomen dat de kosten voor zijn rechtsbijstand bij helfte zouden worden gedeeld en dat klager dit convenant heeft ondertekend. Nu klager ook dit onderdeel van de klacht niet heeft weersproken staat naar het oordeel van de raad eveneens vast dat deze ervan op de hoogte was dat hij de rechtsbijstandkosten voor de helft diende te betalen. De raad acht derhalve dit onderdeel van de klacht eveneens ongegrond.

6. Beslissing

Verklaart de klacht op beide onderdelen ongegrond.

Aldus gegeven door  mr. M.I.J. Hegeman, voorzitter, mrs. P.J.W.M. Theunissen, L.W.M. Caudri, E.J.P.J.M. Kneepkens, L.R.G.M. Spronken, leden, in tegenwoordigheid van

mr. A.M.T.A. Verhagen, plaatsvervangend griffier, en in het openbaar uitgesproken op 30 januari 2012.

Griffier                                                  voorzitter

Verzonden op: 31 januari 2012.

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

  1. Per post.

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

  1. Bezorging.

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

  1. Per fax.

Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607.