ECLI:NL:TADRSHE:2012:YA2486 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch M118-2011

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2012:YA2486
Datum uitspraak: 16-01-2012
Datum publicatie: 25-02-2012
Zaaknummer(s): M118-2011
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen: Klacht gegrond, zonder maatregel
Inhoudsindicatie: Niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door niet (alle) e-mailberichten van klager te beantwoorden. Wel tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door zonder toestemming van klager derdengelden te verrekenen. Excessief declareren en niet afdragen van ontvangen  vergoedingen niet komen vast te staan. Klacht deels gegrond. Geen maatregel gelet op beperkte belang van het verzuim.

M118-2011 Klacht

Raad van Discipline

In het ressort ’s-Hertogenbosch

Beslissing

inzake

de klacht van:

A

klager,

tegen

B

verweerder,

−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−

1.         Verloop van de klachtprocedure.

Bij schrijven van 16 mei 2011 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement   Maastricht de stukken in bovenvermelde klachtzaak aan de raad doen toekomen welke stukken vermeld zijn in de bij voormelde brief gevoegde inventarislijst.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 21 november 2011, waarvoor partijen werden opgeroepen bij brieven van de griffier van 13 september  2011, waarbij aan hen werd medegedeeld dat de stukken ter inzage zouden liggen ten kantore van de griffier tot 7 november 2011.

Bij de mondelinge behandeling is verweerder verschenen. Klager is niet verschenen.

2.         De feiten

2.1       Het volgende is komen vast te staan:

            Verweerder heeft klager in 2007 bijgestaan tijdens diens inverzekeringstelling en tevens diens advocatenkantoor waargenomen. Vervolgens heeft hij, nadat in 2008 een kennisgeving van niet verdere vervolging was verkregen, namens klager een verzoek ingediend bij de rechtbank strekkende tot schadevergoeding in verband met onterecht ondergane hechtenis. Ook heeft verweerder klager rechtsbijstand verleend in een geschil tegen klagers opstalverzekeraar in verband met uitkering van schadepenningen.

3.         De klacht

3          De klacht houdt het volgende in:

1.         Verweerder heeft stelselmatig verzoeken van klager om inlichtingen niet beantwoord.

2.         Ondanks dringende verzoeken heeft verweerder niet tijdig een kort geding opgestart; voorts heeft hij klager hierover niet tijdig en niet juist geïnformeerd.

3.         Verweerder heeft aan klager toekomende gelden niet afgedragen, heeft zonder toestemming van klager derdengelden verrekend met nota’s en heeft nagelaten de derdengelden te storten onder de stichting derdengelden.

4.         Verweerder heeft ondanks meerdere verzoeken daartoe aan klager toekomende toevoegingsvergoedingen niet aan deze afgedragen.

5.         Verweerder heeft buitensporig en onjuist gedeclareerd. 

4.         Het verweer

4.         Het standpunt van verweerder houdt in:

            Klachtonderdeel 1

Verweerder heeft de verzoeken van klager om inlichtingen wel degelijk beantwoord. Nadat klager op enig moment had aangegeven dat de zaak op de voorliggende stukken moest worden afgedaan, waren geen inlichtingen meer nodig. Verweerder heeft klager er voorts meerdere malen schriftelijk op gewezen dat hij pas op de plaats diende te maken gezien het uitblijven van betaling door klager.

Klachtonderdeel 2

Verweerder heeft conform de opdracht het nodige gedaan en klager van het verloop van de zaak op de hoogte gehouden. Klager betaalde de voorschotnota niet, terwijl hij wist dat verweerder pas na betaling van de voorschotnota actie zou ondernemen. Klager nam een andere advocaat in de arm, maar kwam toch weer bij verweerder terug. Omdat klager moeite had met de hoogte van het griffierecht heeft verweerder de vordering gematigd. Betaling van de nota bleef nog steeds uit. Na terugkomst van vakantie bleek dat klager had betaald. Dat de datum voor het kort geding werd bepaald op 26 juni 2009 en niet eerder was door toedoen van de door de wederpartij opgegeven verhinderdata.

Klachtonderdeel 3

De bedragen zijn binnengekomen op de derdengeldrekening waarna ze conform afspraak met klager zijn overgeboekt naar de kantoorrekening. Klager heeft ingestemd met de verrekening.

Klachtonderdeel 4

Het is verweerder niet bekend over welke vergoedingen het hier gaat. Verweerder betwist de hoogte van het door klager genoemde bedrag van plusminus € 11.000,--.

Klachtonderdeel 5

Van buitensporig en onjuist declareren is geen sprake geweest. Klager heeft de declaraties goedgekeurd. Verweerder heeft gedurende een lange periode een grote hoeveelheid werkzaamheden voor klager verricht.

5.         Beoordeling van de klacht

5.1.      Klachtonderdeel 1

            Uit de aan de raad overgelegde stukken blijkt dat verweerder niet alle verzoeken om inlichtingen heeft beantwoord. Uit de stukken blijkt echter tevens dat verweerder klager er meerdere malen schriftelijk op heeft gewezen dat hij pas op de plaats diende te maken gezien het uitblijven van betaling door klager. Nu het aan klager, zijnde oud-advocaat, bekend is dat een advocaat zijn werkzaamheden mag opschorten zolang nota’s onbetaald blijven is de raad van oordeel dat het niet beantwoorden van (alle) e-mailberichten van klager niet de conclusie rechtvaardigt dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Dit onderdeel van de klacht is dan ook ongegrond.

5.2.      Klachtonderdeel 2

            De raad is van oordeel dat uit de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht blijkt dat verweerder klager naar behoren van het verloop van de zaak op de hoogte gehouden. Niet is gebleken dat verweerder de zaak niet met de benodigde voortvarendheid heeft behandeld. Dat de datum voor het kort geding niet eerder dan op 26 juni 2009 werd bepaald, kan verweerder niet worden aangerekend, nu de oorzaak daarvan was gelegen in onder meer de tussentijdse overname van de zaak door een andere advocaat (hetgeen uiteindelijk geen vervolg kreeg), het uitblijven van betaling van de voorschotnota door klager en de door de wederpartij opgegeven verhinderdata. Ook dit onderdeel van de klacht is derhalve ongegrond.

5.3.      Klachtonderdeel 3

            De rechtbank heeft aan verweerder naar aanleiding van het verzoek tot schadevergoeding vanwege onterechte hechtenis van klager drie bedragen uitbetaald: € 8.620,77, € 3412,33 en € 1.500,=.  Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht blijkt dat, anders dan de vergoedingen ten bedrage van € 8.260,77 en € 3.412,33, de vergoeding ten bedrage van € 1.500,-- niet ziet op een vergoeding voor door de zaak gemaakte (advocaat-)kosten, maar op door klager geleden immateriële schade.  Nu de door klager bij e-mailbericht d.d. 10 februari 2010 gegeven toestemming voor verrekening voorts een voorbehoud kende, stond het verweerder naar het oordeel van de raad niet vrij om tot verrekening van het aan klager toekomende bedrag van € 1.500,-- over te gaan. Het feit dat klager door mede-ondertekening van het verzoekschrift aan de rechtbank akkoord is gegaan met uitbetaling van de bedragen op de bankrekening van verweerder, maakt dit niet anders. De raad is derhalve van oordeel dat dit onderdeel van de klacht deels gegrond is.

5.4.      Klachtonderdeel 4

            Verweerder heeft betwist dat hij ondanks meerdere verzoeken daartoe aan klager toekomende toevoegingsvergoedingen niet aan deze heeft afgedragen. De raad is van oordeel dat klager, door niet uit een te zetten op welke vergoedingen en bedragen hij precies doelt, dit onderdeel van de klacht onvoldoende concreet heeft gemaakt. Dit klachtonderdeel is derhalve niet komen vast te staan en zal niet gegrond worden verklaard.

5.5.      Klachtonderdeel 5

Met betrekking tot dit onderdeel van de klacht hanteert de raad het uitgangspunt dat de tuchtrechter niet de bevoegdheid heeft declaratiegeschillen te beslechten doch slechts waakt tegen excessief declareren. Daarvan is naar het oordeel van de raad geen sprake geweest. Klager heeft de stellingen van verweerder, dat klager blijkens de opdrachtbevestiging en het door klager voor akkoord ondertekende verzoekschrift  akkoord was met het uurtarief ad € 185,-- exclusief BTW en het in het verzoekschrift genoemde aantal uren, niet weersproken. Waaruit het buitensporige en onjuiste declaratiegedrag dan zou bestaan heeft klager niet concreet gemaakt. Dit onderdeel van de klacht is derhalve ongegrond.

5.6.      De raad komt tot de slotsom dat de klachtonderdelen 1, 2, 4 en 5 ongegrond moeten worden verklaard en dat klachtonderdeel 3 deels gegrond moet worden verklaard. De raad ziet af van het opleggen van een maatregel, gelet op het beperkte belang van het verzuim, waarbij de raad mede betekenis toekent aan het gegeven dat ook klager zelf heeft bijgedragen aan de onduidelijkheid over de exakte omvang van de te verrekenen bedragen.

6.         Beslissing

De raad verklaart de klachtonderdelen 1, 2, 4 en 5 ongegrond en klachtonderdeel 3 deels ongegrond en deels gegrond en ziet ter zake af van het opleggen van een maatregel.

Aldus gegeven door mw. mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter en mrs. H.C.M. Schaeken, M.B.Ph.Geeraedts, L.J.G. de Haas, A. Groenewoud, leden, in tegenwoordigheid van  mw. mr. Th.H.G. van de Langenberg, griffier, en in het openbaar uitgesproken ter openbare zitting van de raad d.d. 16 januari 2012.

mr. Th.H.G. van de Langenberg,                                    mw. mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans ,

griffier.                                                                          voorzitter.

Verzonden op: 17 januari 2012.

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de  mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.     Per Post.

     Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b.     Bezorging.

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c.     Per fax.

Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607.