ECLI:NL:TADRSHE:2012:YA2463 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch H 100 - 2011

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2012:YA2463
Datum uitspraak: 09-01-2012
Datum publicatie: 13-02-2012
Zaaknummer(s): H 100 - 2011
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Cliënt mag vertrouwen op een door een kantoorgenoot namens het kantoor en zonder enig voorbehoud gedane toezegging betreffende de afgifte van zijn dossier. Niet gebleken dat advocaat de cliënt heeft gewezen op de mogelijkheid van storting van het betwiste bedrag in depot onder de deken, terwijl hij wist dat de vordering werd betwist. Klacht gegrond; enkele waarschuwing.

 H 100 - 2011

Raad van Discipline

in het ressort ’s - Hertogenbosch

Beslissing

inzake

de klacht van

klaagster

tegen

verweerders

1. Verloop van de procedure

1.1       Bij brief van 21 april 2011 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement ’s-Hertogenbosch de door klaagster op 8 februari 2011 ingediende klacht toegezonden aan de raad, samen met de in de inventarislijst genoemde stukken.

1.2       De raad heeft voorts kennis genomen van de brief dd. 20 oktober 2011, met bijlagen, van klaagster.

1.3       De klacht is behandeld ter openbare zitting van de raad van 7 november 2011. Ter zitting zijn verschenen: klaagster, de partner van klaagster en verweerders.

2. De feiten

2.1       Mr. X behartigde de belangen van klaagster in meerdere zaken. Mr. X heeft op 9 november 2010 het kantoor van verweerders verlaten.

2.2.      Op 26 november 2010 heeft verweerster sub 2 aan klaagster geschreven dat nog een bedrag aan  declaraties openstond van € 1.893,66. In antwoord op een e-mail bericht dd. 27 november 2010 van klaagster berichtte verweerster sub 2 onder meer dat de reden dat klaagster bericht kreeg van verweerster sub 2 en niet van mr X, was gelegen in het feit dat hij niet langer werkzaam was bij het kantoor van verweerders.

2.3       Tussen klaagster en mr. Y, een andere kantoorgenoot van verweerders, heeft contact plaatsgevonden betreffende de afgifte van de dossiers van klaagster

Klaagster schreef per email dd. 11 december 2010 het volgende aan mr. Y:

“Bij deze wil nog even per mail bevestigen dat U er voor wilde zorgen dat de dossiers van mijn zaken ……… allemaal naar het postadres van de heer X verzonden zouden worden.

U hebt aangegeven dit te willen doen en daar de zorg voor wilde dragen, waarvoor mijn dank. …”.

Mr. Y antwoordde klaagster bij brief dd. 20 december 2010 als volgt:

“In opgemelde aangelegenheid reageer ik nog op uw e-mailbericht dd. 11 december jl.

Naar ik begrijp is tussen het kantoor en mr. X  de afspraak gemaakt dat laatstgenoemde uw dossiers zal ophalen. Van een separate verzending zal aldus geen sprake zijn, noch heb ik zulks aangegeven.

Ik vertrouw erop dat mr. X spoedig uw dossiers zal ophalen.

Dezerzijds zal ik mijn bemoeinissen in deze kwestie beëindigen .”

2.4.      Op 29 december 2010 is aan klaagster een declaratie met verrekening toegezonden ad

€ 10.939,00. Op 13 januari 2011 heeft op kantoor van verweerders tussen klaagster en verweerders een bespreking over de hoogte van deze rekening plaatsgevonden.

2.5       Verweerster sub 2 heeft klaagster bij brief dd. 26 januari 2011 een nadere specificatie toegezonden, waaruit volgens verweerster sub 2 bleek dat klaagster nog een bedrag ad

€ 11.268,72 verschuldigd was.

2.6       Klaagster heeft zich bij brief dd. 8 februari 2011 tot de deken gewend. Verweerders hebben de deken bij brief dd. 4 april 2011 desgevraagd bericht bereid te zijn tot afgifte van de dossiers, mits de openstaande declaraties  zijn voldaan, dan wel het restantbedrag onder de deken is gestort.

3. De klacht

3.1       De klacht luidt als volgt:

1.                  verweerders hebben klaagster bedreigd en onheus bejegend.

2.                  verweerders zijn toezeggingen aan klaagster niet nagekomen.

4. Het verweer

4.1       Verweerders zijn niet op de hoogte van door mr Y gedane toezeggingen, zoals klaagster beweert. Tegen mr. Y is geen klacht ingediend.

4.2.      Mr. X behartigde de belangen van klaagster in meerdere zaken. Toen mr. X het kantoor van verweerders in november 2010 verliet zijn de debiteuren van mr X aangeschreven met het verzoek tot betaling van de openstaande declaraties over te gaan. Zo is ook klaagster aangeschreven met het verzoek de nog openstaande declaraties te voldoen. De in de brief dd. 26 november 2010 door verweerster sub 2 vermelde openstaande bedragen waren correct.

4.4       Naar aanleiding van het verzoek van klaagster om haar dossiers ter hand van mr. X te stellen heeft het kantoor van verweerders op 29 december 2010 een eindafrekening ad € 10.939,62 opgesteld. Door klaagster waren nog enkel voorschotnota’s betaald. De einddeclaratie had betrekking op de door mr. X tot 8 november 2010 verrichte werkzaamheden.

4.5       Op 13 januari 2011 heeft een bespreking over de openstaande rekeningen op kantoor van verweerders plaatsgevonden. Er was geen sprake van intimidatie of bedreiging zijdens verweerder sub 1 jegens klaagster en haar partner. Verweerster sub 2 is slechts als toehoorster bij dit gesprek aanwezig geweest. Verweerder sub 1 heeft aan klaagster bericht bereid te zijn tot afgifte van de dossiers, mits de openstaande rekeningen  zijn betaald dan wel in depot onder de deken gestort. Klaagster heeft hiervan geen gebruik gemaakt. Daarom heeft verweerder sub 1 besloten om de dossiers niet aan klaagster, dan wel de opvolgend advocaat beschikbaar te stellen.

4.6       Verweerster sub 2 heeft na het gesprek dd. 13 januari 2011 een en ander in de administratie van het kantoor van verweerders uitgezocht. Verweerster heeft vervolgens conform afspraak telefonisch contact met klaagster opgenomen, welk telefoongesprek door klaagster abrupt is verbroken. Omdat de verbinding werd verbroken heeft verweerster sub 2 een en ander per brief dd. 26 januari 2011 bevestigd.

4.7       Na het telefoongesprek is klaagster nog op kantoor verschenen. Aan klaagster is toen een overzicht van openstaande posten verstrekt. Zij werd tevens in de gelegenheid gesteld een afspraak te maken. Klaagster heeft de door haar gemaakte afspraak zelf weer afgezegd.

5. Beoordeling van de klacht

Ad onderdeel 1.

5.1       Verweerders betwisten klaagster tijdens het gesprek dd. 13 januari 2011  onheus te hebben bejegend; tijdens de behandeling van de klacht heeft klaagster het element bedreiging laten varen Ter zake staan de standpunten van klaagster en verweerders aldus tegenover elkaar; de raad treft in het dossier en in het verhandelde ter zitting geen doorslaggevende aanwijzingen aan voor het gelijk van de ene of van de andere partij; bij deze stand van zaken geldt, dat de feitelijke grondslag van het eerste onderdeel van de klacht niet is komen vast te staan. De raad zal het eerste onderdeel van de klacht daarom als ongegrond afwijzen.

Ad onderdeel 2.

Ten aanzien van verweerster sub 2

5.2       Uit de aan de raad overgelegde stukken en uit hetgeen ter zitting naar voren is gebracht is gebleken dat verweerder sub 1 heeft bepaald dat de dossiers niet afgegeven mochten worden. Verweerster sub 2 heeft hierin geen rol gespeeld. Haar bijdrage heeft zich beperkt tot een nader onderzoek van de declaraties in de financiële administratie van het kantoor. Op grond hiervan zal de raad onderdeel 2 van de klacht jegens verweerster sub 2 ongegrond verklaren.

Ten aanzien van verweerder sub1

5.3       Een advocaat dient slechts behoedzaam gebruik te maken van het terughouden van dossiers in afwachting van de betaling van de declaratie. Is de declaratie in geschil dan dient een advocaat zijn cliënt te wijzen op de mogelijkheid het gedeclareerde bedrag bij de deken te deponeren totdat het geschil is beslecht. Indien een advocaat zich beroept op zijn retentierecht is de advocaat verplicht het dossier op verzoek van de cliënt aan de opvolgend advocaat af te geven onder door de deken te stellen voorwaarden. De raad zal het tweede onderdeel van de klacht aan de hand van deze uitgangspunten beoordelen.

5.3       Mr. Y heeft bij brief dd. 20 december 2011 aan klaagster bericht dat haar dossiers door mr X bij het kantoor van verweerders konden worden opgehaald. Nu de toezegging namens het kantoor van verweerders en zonder enig voorbehoud is gedaan, mocht klaagster er op vertrouwen dat haar dossiers konden worden opgehaald en was ook verweerder sub 1 gehouden deze toezegging na te komen.

5.4.      Vast staat dat verweerder bovendien gebruik heeft gemaakt van het retentierecht, terwijl hij wist dat de declaratie door klaagster werd betwist. Niet gebleken is dat, zoals verweerder sub 1 in zijn brief dd. 8 april 2011 aan de deken stelt, hij  klaagster tijdens het gesprek dd. 13 januari 2011 op deze mogelijkheid heeft gewezen. De stelling wordt door klaagster betwist en zij blijkt niet uit de correspondentie van verweerders aan klaagster na het gesprek dd. 13 januari 2011. Het had op de weg van verweerder sub 1 gelegen klaagster te wijzen op de mogelijkheid van een storting in depot onder de deken en voor zover klaagster, zoals verweerder sub 1 stelt, te kennen gaf daarvan geen gebruik te willen maken, dit ter voorkoming van misverstand en geschil schriftelijk vast te leggen.

5.5       Verweerder heeft zich door, onder de  omstandigheden vermeld in 5.3 en 5.4, te bepalen dat de dossiers niet aan klaagster mochten worden afgegeven, niet gehandeld zoals van een behoorlijk advocaat verwacht mag worden. De raad zal onderdeel 2 van de klacht jegens verweerder sub 1 gegrond verklaren en acht de maatregel van enkele waarschuwing passend en geboden.

5.6       De raad merkt ten overvloede op dat de raad niet bevoegd is declaratiegeschillen te beslechten. Het bezwaar tegen hoogte van de declaratie, zoals door klaagster ter zitting naar voren is gebracht, maakt geen deel uit van de tuchtrechtprocedure en is daarom door de raad niet beoordeeld.

6. Beslissing

De raad:

verklaart onderdeel 1 van de klacht jegens beide verweerders ongegrond;

verklaart onderdeel 2 van de klacht jegens verweerder sub 1 gegrond en legt ter zake aan verweerder sub 1 de maatregel van enkele waarschuwing op;

verklaart onderdeel 2 van de klacht jegens verweerster sub 2 ongegrond

Aldus gegeven door mr. G.J.E. Poerink, voorzitter, en mrs. A.A.J. Maat, Th. Kremers, A.A. Freriks en I.E.M. Sutorius, leden, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 9 januari 2012.

griffier                                                   voorzitter

Verzonden op: 10 januari 2012

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

  1. Per post.

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

  1. Bezorging.

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

  1. Per fax.

Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607.