ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA2356 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch H 75 - 2011

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA2356
Datum uitspraak: 12-12-2011
Datum publicatie: 23-01-2012
Zaaknummer(s): H 75 - 2011
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Niet gebleken dat verweerster een akte heeft vervalst en heeft samengespannen met de advocaat van klaagster. Verweerster mocht een vonnis betreffende de ontruiming van de woning laten executeren. Op geen enkele wijze gebleken van samenzwering en apartheid jegens klaagster. Verzet ongegrond.

H75-2011 Verzet

Raad van Discipline

In het ressort ’s-Hertogenbosch

Beslissing

inzake

het verzet tegen de voorzittersbeslissing d.d. 20 april 2011, verzonden op 26 april 2011,

betreffende een klacht van:

klager

tegen

mevrouw mr. X,

verder te noemen: verweerster

−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−

1. Verloop van de verzetprocedure.

Bij brief d.d. 12 april 2011, ter griffie ontvangen op 15 april 2011, heeft klager verzet aangetekend tegen de beslissing van de voorzitter van 31 maart 2011, welke beslissing aan klager, verweerder en de deken werd toegezonden op 1 april 2011.

Partijen zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ter openbare zitting van de raad van 17 oktober 2011, waarvoor partijen werden opgeroepen bij brieven van de griffier van 29 augustus 2011. Daarbij werd hen medegedeeld dat de stukken ter inzage zouden liggen ten kantore van de griffier tot 3 oktober 2011. De deken werd van de mondelinge behandeling op de hoogte gesteld.

Bij de mondelinge behandeling zijn klaagster en verweerster verschenen.

2. De feiten

2.1. Klaagster en de cliënt van verweerster hebben met elkaar een duurzame affectieve relatie gehad, die begin 2008 is geëindigd. Verweerster trad op als advocaat van de wederpartij van klaagster in een procedure, zowel in eerste aanleg als in de appelprocedure, betreffende de afwikkeling van de tussen partijen bestaande gemeenschappelijke inboedel, waaronder een woning en een hypothecaire geldlening. In voormelde procedure is door de rechtbank beslist bij vonnis d.d. 10 maart 2010 en in hoger beroep door het gerechtshof bij arrest d.d. 28 december 2010.

2.2. Het is de raad ambtshalve bekend dat klaagster eerder de volgende klachten over verweerster heeft ingediend:

- verweerster heeft in een procedure stukken achtergehouden;

- verweerster heeft het imago van klaagster beschadigd.

Deze klachtzaak is bij de raad bekend onder referentienummer H98-2010. De voorzitter heeft deze klacht als kennelijk ongegrond afgewezen omdat klaagster naar het oordeel van de voorzitter geen concrete feiten of omstandigheden naar voren had gebracht waaruit bleek dat verweerster in de procedure tegen klaagster onwaarheden naar voren had gebracht of dat zij zich onnodig grievend jegens klaagster had uitgelaten en dat dit evenmin uit het dossier bleek. Het door klaagster tegen de beslissing van de voorzitter ingestelde verzet is bij beslissing van de raad d.d. 29 november 2010 als zijnde te laat ingediend niet-ontvankelijk verklaard.

3. De klacht

3. De klacht bestaat uit het volgende:

1. Verweerster heeft een geldleningsovereenkomst achtergehouden;

2. Verweerster heeft een akte vervalst en daardoor gebruik gemaakt van een vonnis waarin een onjuist bedrag betreffende de hypotheek was vermeld;

3. Verweerster heeft zich schuldig gemaakt aan ontoelaatbare praktijken door de woning van klaagster door een deurwaarder, vergezeld van een groot aantal politiemensen op mensonterende wijze te laten ontruimen;

4. Verweerster heeft samengespannen met de advocate van klaagster.

4. Beslissing van de voorzitter

4. De voorzitter heeft het eerste onderdeel van de klacht als kennelijk niet-ontvankelijk afgewezen omdat de raad reeds eerder op die klacht had beslist. De klachtonderdelen 2, 3 en 4 zijn door de voorzitter als kennelijk ongegrond afgewezen omdat niet is gebleken van de juistheid van de verwijten van klaagster.

5. Het verzet

5. Het verzet bestaat uit het volgende

De beslissing van de voorzitter is onjuist. Het is aan verweerster om te bewijzen dat het vonnis wel met gebruikmaking van de juiste cijfers is geëxecuteerd. Er is sprake geweest van samenzwering en apartheid jegens klaagster.

6. Beoordeling van het verzet

6.1. Het eerste onderdeel van de klacht is gelijk aan een klacht waarover de raad reeds onherroepelijk heeft geoordeeld. Nu klachten waarop al eerder is beslist niet voor een tweede maal aan de tuchtrechter kunnen worden voorgelegd, is de raad van oordeel dat de voorzitter het eerste onderdeel van de klacht terecht als kennelijk niet-ontvankelijk heeft afgewezen.

6.2. De voorzitter heeft terecht overwogen dat bij de beoordeling van een klacht tegen de advocaat van een wederpartij er van behoort te worden uitgegaan dat aan die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van de wederpatij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad.

6.3. De raad is met de voorzitter van oordeel dat uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht niet is gebleken dat verweerster de grenzen van de in haar hoedanigheid van advocaat van de wederpartij toekomende vrijheid heeft overschreden. Klaagster heeft geen concrete feiten of omstandigheden naar voren gebracht waaruit blijkt dat verweerster een akte heeft vervalst. Anders dan klaagster in haar verzetschrift heeft betoogd rust de bewijslast op klaagster, zodat klaagster met concrete feiten en omstandigheden aannemelijk dient te maken dat verweerster gebruik heeft gemaakt van een vonnis waarin onjuistheden waarin vermeld en dat zij daardoor tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Evenmin is gebleken dat verweerster heeft samensgespannen met de advocaat van klaagster. Het stond verweerster voorts vrij om om een vonnis betreffende de ontruiming van de woning te laten executeren.

6.4. Klaagster heeft in haar verzetschrift gesteld dat zijdens verweerster sprake is geweest van samenzwering en apartheid jegens klaagster. Dit zijn ernstige beschuldigingen aan het adres van verweerster, waarvan de gegrondheid op geen enkele wijze door klaagster is aangetoond. De raad is van oordeel dat op geen enkele wijze is gebleken dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

6.5. De raad concludeert dat het onderzoek in verzet niet heeft geleid tot een vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmede de raad zich verenigt. Mitsdien zal het verzet als ongegrond moeten worden afgewezen.

7. Beslissing

De raad verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mw. mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter en mrs. A.A.J. Maat, E.J.P.J.M. Kneepkens, J.J.M. Goumans, J.F.E. Kikken, leden, in tegenwoordigheid van mw. mr. Th.H.G. van de Langenberg, griffier, en in het openbaar uitgesproken ter openbare zitting van de raad d.d. 12 december 2011

mr. Th.H.G. van de Langenberg, mw. mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans,

griffier. voorzitter.

Verzonden op: 13 december 2011

Ingevolge het bepaalde in artikel 46h lid 4 van de Advocatenwet kan tegen deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.