ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA2346 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch H 42 - 2011

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA2346
Datum uitspraak: 12-12-2011
Datum publicatie: 17-01-2012
Zaaknummer(s): H 42 - 2011
Onderwerp: Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in hoedanigheid van deken of tuchtrechter
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Niet subjectief en onzorgvuldig gehandeld door klager te berichten dat de klachten tegen mrs. X en Y tot niet-ontvankelijkheid zouden leiden, omdat deze reeds eerder aan de tuchtrechter waren voorgelegd. Verzet ongegrond.

H42-2011 Verzet

Raad van Discipline

In het ressort ’s-Hertogenbosch

Beslissing

inzake

het verzet tegen de voorzittersbeslissing d.d. 11 maart 2011, verzonden op 21 maart 2011,

betreffende een klacht van:

klager

tegen

mr. 

advocaat,

verder te noemen: verweerder

−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−

1. Verloop van de verzetprocedure.

Bij brief d.d. 28 maart 2011, ter griffie ontvangen op 28 maart 2011 heeft klager verzet aangetekend tegen de beslissing van de voorzitter van 11 maart 2011, welke beslissing aan klager, aan verweerder en aan de deken van de orde van advocaten in het arrondissement

s-Hertogenbosch werd toegezonden op 21 maart 2011.

Partijen zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ter openbare zitting van de raad van 17 oktober 2011, waarvoor partijen werden opgeroepen bij brieven van de griffier van 29 augustus 2011. Daarbij werd hen medegedeeld dat de stukken ter inzage zouden liggen ten kantore van de griffier tot 3 oktober 2011. De deken werd van de mondelinge behandeling op de hoogte gesteld.

Bij de mondelinge behandeling is klager verschenen. Verweerder is niet verschenen.

2. De feiten

2.1      Klager heeft op 20 mei 2009 bij verweerder in diens hoedanigheid van deken klachten

            ingediend tegen een drietal advocaten, mrs. X, Y en Z. Verweerder heeft klager bij brief dd.29 juni 2009 bericht dat hij van mening was dat zijn klachten tegen mrs. X en Y tot een niet-ontvankelijkheid zouden moeten leiden, omdat die klachten reeds eerder ter beoordeling aan de raad van discipline waren voorgelegd. Verweerder heeft zijn standpunt bij brief dd. 25 september 2009 herhaald, met het verzoek aan te geven op welke punten de huidige klachten verschilden van de eerder aan de tuchtrechter voorgelegde klachten.

2.2      Verweerder heeft klager uitgenodigd voor een gesprek om zijn klacht tegen mr. Z

            nader toe lichten. Dit gesprek heeft plaatsgevonden op 21 juli 2009. Verweerder heeft de

            klacht vervolgens op 22 juli 2009 doorgezonden aan mr. Z. Deze heeft op 24 juli 2009

            schriftelijk gereageerd. Op 17 augustus 2009 volgde een repliek van klager en op 2 september 2009 een dupliek van mr. Z . Op 17 september 2009 heeft verweerder zijn standpunt aan partijen kenbaar gemaakt. Verweerder heeft op verzoek van klager op 25 september 2009 de klacht aan de raad van discipline doorgezonden, waarna de voorzitter van de raad van discipline bij beslissing dd. 21 oktober 2009 de klacht tegen mr Z als kennelijk ongegrond afwees. Het verzet tegen deze beslissing is door de raad van discipline bij beslissing dd. 31 mei 2010 als ongegrond afgewezen.

3. De klacht

3.        De klacht bestaat uit het volgende:

        Verweerder is in zijn hoedanigheid van deken bijzonder subjectief en daarmee nalatig en onzorgvuldig opgetreden ten aanzien van de behandeling van de door klager op 20 mei 2009 bij hem ingediende klachten.

4. Beslissing van de voorzitter

4.        De voorzitter heeft de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen omdat op geen enkele wijze is gebleken dat verweerder zich in zijn hoedanigheid van deken zodanig heeft gedragen dan wel misdragen, dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur is ondermijnd.

5. Het verzet

5.        Het verzet houdt het volgende in:

            Het subjectieve en onzorgvuldige handelen van verweerder blijkt uit het feit dat verweerder niet van zijn standpunt was af te brengen dat klager enkel tegen mr. Z kon klagen. Daardoor nam verweerder zijn confrères mr. X en Y in bescherming.

6. Beoordeling van het verzet

6.1.      De voorzitter heeft terecht overwogen dat het tuchtrecht voor advocaten alleen dan van toepassing is op een advocaat die in zijn hoedanigheid van deken handelt, indien die advocaat zich bij vervulling van zijn taak als deken zodanig gedraagt dan wel misdraagt, dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt ondermijnd.

6.2.      De raad is met de voorzitter van oordeel dat klager niet kan worden gevolgd in zijn stelling dat verweerder subjectief en daarmee nalatig en onzorgvuldig heeft gehandeld. Uit de aan de raad overgelegde stukken is niet gebleken dat klager bij verweerder heeft aangegeven waarin de nieuwe klacht tegen mrs. X en Y verschilde van de eerder aan de tuchtrechter voorgelegde klachten. Nu in het tuchtrecht niet tweemaal over dezelfde kwestie kan worden geklaagd heeft verweerder, anders dan klager in zijn verzet heeft betoogd, naar het oordeel van de raad niet subjectief en onzorgvuldig gehandeld door klager te berichten dat de klachten tegen mrs. X en Y tot niet-ontvankelijkheid zouden leiden omdat deze reeds eerder aan de tuchtrechter waren voorgelegd. Voorts is naar het oordeel van de raad geenszins uit de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht gebleken dat verweerder mrs. X en Y in bescherming heeft genomen.  

6.3.      De raad concludeert dat het onderzoek in verzet niet heeft geleid tot een vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmede de raad zich verenigt. Mitsdien zal het verzet als ongegrond moeten worden afgewezen.

7. Beslissing

De raad verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mw. mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter en mrs. A.A.J. Maat, E.J.P.J.M. Kneepkens, M.B.Ph. Geeraedts, J.F.E. Kikken, leden, in tegenwoordigheid van mw. mr. Th.H.G. van de Langenberg, griffier, en in het openbaar uitgesproken ter openbare zitting van de raad d.d.

mr. Th.H.G. van de Langenberg,                                    mw. mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans,

griffier.                                                                          voorzitter.

Verzonden op: 13 december 2011

Ingevolge het bepaalde in artikel 46h lid 4 van de Advocatenwet kan tegen deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.