ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA2327 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch B 78 - 2011

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA2327
Datum uitspraak: 07-11-2011
Datum publicatie: 13-01-2012
Zaaknummer(s): B 78 - 2011
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie:   Het vlak voor het verstrijken van de termijn indienen van de vereveningsformulieren is op zich niet tuchtrechtelijke verwijtbaar. Wel mag van die advocaat onder die omstandigheden extra zorgvuldig handelen worden verwacht. Hierin is verweerster tekort geschoten. Door de wijze waarop verweerster is omgegaan met de bij haar gemelde en door haar toedoen ontstane problematiek, heeft zij zich niet gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Doorberekenen van de kosten van door een derde, naar aanleiding van de gerezen problemen, in opdracht van de advocaat verricht onderzoek tuchtrechtelijk verwijtbaar. Klacht gegrond. Maatregel : enkele waarschuwing  

B 78 – 2011

Raad van Discipline

in het ressort ’s Hertogenbosch

Beslissing

inzake

de klacht van

mevrouw V,

verder : klaagster

gemachtigde: W,

tegen

mw. mr. A, advocaat,

verder : verweerster

1. Verloop van de procedure

1.1       Bij brief van 4 april 2011 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Breda de door klaagster op 13 juni 2010 ingediende klacht toegezonden aan de raad, samen met de in de inventarislijst genoemde stukken.

1.2       De raad heeft voorts kennis genomen van de brief dd. 16 augustus 2011 van verweerster.

1.3.      De klacht is behandeld ter openbare zitting van de raad van 5 september 2011. Ter zitting zijn de gemachtigde van klaagster en verweerster verschenen. De raad heeft de gemachtigde van klaagster ter zitting verzocht een afschrift van de correspondentie tussen klaagster en A., verder te noemen A., waaruit het besluit van A. om tot verevening over te gaan blijkt, aan de raad toe te sturen, met gelijktijdige toezending van een afschrift daarvan aan verweerster. Verweerster werd in de gelegenheid gesteld binnen 14 dagen na verzending van bovenbedoelde correspondentie hierop te reageren.

1.4.      De raad ontving op 13 september 2011 een brief dd. 8 september 2011 van de gemachtigde van klaagster. Verweerster verzocht bij brief dd. 30 september 2011 om een uitstel van 14 dagen om te reageren op voormelde brief. Aan verweerster werd tot 10 oktober 2011 uitstel verleend. De raad ontving op 11 oktober 2011 een brief van verweerster dd. 10 oktober 2011.

2. De feiten voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang

2.1       Verweerster heeft klaagster en haar ex-echtgenoot bijgestaan in een echtscheidingsprocedure op gemeenschappelijk verzoek. De echtscheiding tussen partijen is op 3 augustus 2004 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. De tussen partijen gemaakte afspraken betreffende de gevolgen van de echtscheiding zijn in een echtscheidingsconvenant vastgelegd.

Ten aanzien van het pensioen werd door partijen het volgende overeengekomen:

Artikel 6.1. Pensioenaanspraken.

De partijen constateren dat pensioenaanspraken, vallende onder de Wet Verevening Pensioenrechten bij Scheiding (“Wet VP”), zijn opgebouwd:

a. door de man:

-        uit hoofde van zijn dienstverband bij B. en C., D, welke pensioenaanspraken zijn ondergebracht A, polisnummer ……

b. door de vrouw

-           uit hoofde van haar voormalig dienstverband bij P., welk pensioen is ondergebracht bij de Stichting B., reg. nr. ……

Artikel 6.2. Standaardverevening.

6.2.1.  De door de partijen opgebouwde pensioenaanspraken zullen worden verevend conform de in artikel 3 lid 1 van de Wet VP opgenomen standaardregeling.

6.2.2.  De partijen geven hierbij opdracht aan mr. M. om na de totstandkoming van de echtscheiding aan de voormelde pensioenuitvoerders mededeling te doen van de echtscheiding en van het tijdstip daarvan door middel van het voorgeschreven formulier, …….

2.2.      Verweerster heeft partijen bij brief dd. 11 juli 2011 bericht dat bij de archivering van het dossier was gebleken dat de pensioenvereveningsformulieren nog aan de betreffende pensioenfondsen verzonden dienden te worden. Zij verzocht partijen de betreffende formulieren zo spoedig mogelijk in te vullen en ondertekend aan haar te retourneren.

2.3.      Verweerster zond op 11 juli 2006 een brief aan A. en aan B., verder te noemen B. Zij berichtte beide pensioenfondsen dat de echtscheiding op 3 augustus 2004 was ingeschreven en verzocht de door haar verzonden gegevens in het betreffende dossier te verwerken. Als bijlage werd bijgevoegd een kopie van de inschrijving van de echtscheiding en het deel van het convenant dat betrekking had op de verevening van de pensioenen.

2.4.      Toen bleek dat de brief dd. 11 juli 2006 aan beide partijen onjuist geadresseerd was, heeft verweerster partijen bij brief dd. 26 juli 2006, geadresseerd aan hun juiste adressen, opnieuw verzocht de formulieren in te vullen en ondertekend aan haar te retourneren. De ex-echtgenoot van klaagster heeft, gelet op diens verhindering het formulier tijdig te retourneren, klaagster gemachtigd om de formulieren namens hem te ondertekenen. Verweerster deelde in haar brief dd. 26 juli 2011 aan klaagster mede dat de pensioenfondsen voor 3 augustus 2006 ingelicht dienden te zijn over de verevening van de pensioenrechten.

2.5.      De ex-echtgenoot van klaagster heeft op 28 juli 2006 telefonisch aan het kantoor van verweerster medegedeeld dat E. het pensioen niet aan A. had overgedragen. Verweerster heeft bij brief dd. 31 juli 2006 de formulieren betreffende de verevening van het ouderdomspensioen toegezonden aan pensioenfonds B. en aan E. Verweerster heeft partijen, eveneens bij brief dd. 31 juli 2006, bericht dat het door de extra inspanningen gelukt was om nog binnen de termijn van twee jaar mededeling te doen aan de betrokken pensioenfondsen over de vereveningsafspraken voor het ouderdomspensioen.

2.6.      Het E. heeft klaagster bij brief dd. 15 augustus 2006 bericht dat de brief dd. 2 augustus 2006 door het E. was ontvangen en dat de aanvraag zo spoedig mogelijk in behandeling zou worden genomen. Bij brief dd. 1 september 2006 heeft het E. geschreven niet aan het verzoek van 31 juli 2006 te kunnen voldoen omdat de pensioenaanspraken van de ex-echtgenoot van klaagster waren overgedragen aan een ander pensioenfonds.

2.7.      De ex-echtgenoot heeft verweerster per e-mail dd. 19 september 2006 desgevraagd geantwoord dat uit nader onderzoek was gebleken dat eind oktober 2001 toch door het E. geld was gestort naar A.

2.8.                   A. heeft de ex-echtgenoot van klaagster bij brief dd. 16 november 2009 bericht dat een verzoek tot verevening uiterlijk 2 jaar na datum echtscheiding hun bezit diende te zijn. A. berichtte voorts dat het verzoek op 1 november 2006 was ontvangen en dat zij om die reden niet tot verevening over zou gaan. De ex-echtgenoot diende zelf op basis van de gemaakte afspraken tot afrekening over te gaan.

2.9.      Klaagster heeft verweerster per e-mail dd. 16 november 2009 bericht dat er problemen waren ten aanzien van de vervening van het pensioen. Verweerster heeft naar aanleiding hiervan door een bevriende relatie, verder te noemen X, navraag bij de pensioenfondsen laten doen. De secretaresse van verweerster heeft klaagster per e-mail dd. 1 december 2009 laten weten dat uit navraag van X was gebleken dat er bij de pensioenfondsen iets mis was gegaan, en dat door het kantoor van verweerster geen fout was gemaakt. Zij berichtte klaagster dat indien zij wenste dat het dossier uit het archief zou worden gehaald, daaraan kosten verbonden zouden zijn. Klaagster heeft per e-mail dd. 2 december 2009 geantwoord dat het kantoor van verweerster verantwoordelijk was voor de gemaakte fouten en de gevolgen daarvan.

X, door klaagster gemachtigd om bij het pensioenfonds gegevens op te vragen, heeft vervolgens onderzoek verricht en bij brief dd. 16 februari 2010 zijn bevindingen aan verweerster bericht, onder gelijktijdige verzending van een factuur ad € 486,56.

2.10.     De gemachtigde van klaagster heeft verweerster bij brief dd. 5 februari 2010 en per e-mail dd. 24 maart 2010 verzocht aan te geven hoe zij de ontstane situatie dacht op te lossen. Verweerster heeft hierop bij brief d.d. 2 april 2010 gereageerd. Verweerster berichtte dat uit de door klaagster ondertekende machtiging tot het opvragen van informatie door X, kon worden opgemaakt dat zij kon instemmen met het onderzoek door X. Verweerster stelde dat uit het onderzoek van X was gebleken dat de aanvraag om verevening door haar tijdig was ingediend en door A. tijdig was ontvangen. Zijdens A. was immers per email dd. 20 januari 2010 aan X medegedeeld dat het verzoek wel binnen de termijn van twee jaar door A. was ontvangen, maar de kosten van verwerking van de echtscheiding ad € 340,00 niet. Zij stelde dat A. bovendien niet aan verevening kon meewerken, omdat het E. niet kon aangeven welke periode de aan A. overgedragen aanspraken betroffen. Verweerster stelde dat het recht van klaagster op verevening van de pensioenaanspraken van haar ex-echtgenoot onverminderd was blijven bestaan en dat klaagster een pensioenadviseur diende in te schakelen om de hoogte van de pensioenaanspraak vast te stellen. Verweerster bracht vervolgens de kosten van X ad

€ 486,56 bij klaagster in rekening.

2.11.     De gemachtigde van klaagster heeft bij brief d.d. 19 april 2010 geantwoord dat klaagster geen opdracht had gegeven aan X tot het verrichten van onderzoek en dat zij derhalve niet bereid was de factuur van X te betalen.

2.12.     Verweerster heeft bij brief van 6 mei 2010 een afschrift van het onderzoeksrapport aan de gemachtigde van klaagster gezonden. Verweerster handhaafde haar standpunt niet verwijtbaar te hebben gehandeld en verwees klaagster voor verhaal van eventuele schade naar de betrokken pensioenfondsen.

3. De klacht

3.1.       De klacht luidt als volgt:

1.         Verweerster heeft de bij het echtscheidingsconvenant aan haar opgedragen informatieplicht aan de betreffende pensioenuitvoerder ter verevening van het pensioen van de ex-echtgenoot van klaagster niet uitgevoerd op een wijze die van een advocaat verwacht mag worden:

1.1       verweerster heeft de betreffende formulieren pas kort voor het verstrijken van de (tweejaars)termijn aan klaagster en haar ex-echtgenoot toegezonden:

- ca. een maand voor het verstrijken van de termijn aan de, naar bekend    kon zijn, onjuiste (oude) adressen van klaagster en haar ex-echtgenoot;

- pas enkele dagen voor het verstrijken van de termijn aan de juiste adressen.

1.2       verweerster heeft na ondertekening door partijen van de betreffende formulieren, deze niet toegestuurd aan de in het convenant vermelde (dus aan verweerster bekende) pensioenverzekeraar van de ex-echtgenoot van klaagster, maar op diens telefonische mededeling aan een andere pensioenverzekeraar, waarvan achteraf is gebleken dat dit de voormalige pensioenverzekeraar van de ex-echtgenoot van klaagster betrof.

2.         Verweerster heeft, na door klaagster te zijn gewezen op problemen met de pensioenverevening prematuur (en naar later is gebleken: ten onrechte) ontkend een fout te hebben gemaakt.

3.         Verweerster heeft geen moeite gedaan om te achterhalen of en waar een fout was gemaakt bij de indiening van de mededeling aan A., maar dat laten uitzoeken door een niet onafhankelijke derde (X) en diens kosten, zonder overleg en zonder het rapport van die derde aan klaagster te verstrekken, aan klaagster in rekening gebracht.

Klaagster heeft ter toelichting op haar klacht het volgende naar voren gebracht.

3.2.      Omdat verweerster het vereveningsformulier niet tijdig naar het juiste pensioenfonds heeft gestuurd, is het vereveningsverzoek door A. niet meer in behandeling genomen. Hierdoor diende klaagster rechtstreeks met haar ex-echtgenoot afspraken te maken betreffende de vervening van de door hem opgebouwde pensioenaanspraken, wat extra kosten betekende voor klaagster nu zij een deskundige diende in te schakelen om de hoogte van de pensioenaanspraak vast te stellen.

3.3.      Verweerster heeft steeds gesteld dat haar geen blaam trof en dat er bij de pensioenfondsen iets mis was gegaan. Zij stelde dat uit onderzoek was gebleken dat het formulier tijdig door A. was ontvangen. De kosten van nader onderzoek werden door verweerster bij klaagster in rekening gebracht, terwijl klaagster daartoe geen opdracht had gegeven, noch een afschrift van de bevindingen van X had ontvangen.

3.4.      Het is onmogelijk dat A. op 12 juli 2006 een door partijen ondertekend vereveningsformulier zou hebben heeft ontvangen, omdat klaagster dit formulier pas op 26 juli 2006 ter ondertekening toegestuurd heeft gekregen. A. heeft de ex-echtgenoot bovendien bij brief dd. 16 november 2009 bericht dat het formulier pas op 1 november 2006, en dus niet binnen de termijn van twee jaar, was ontvangen.

4. Het verweer

4.1.      Verweerster erkent dat de gang van zaken geen schoonheidsprijs verdient. Maar het vereveningsformulier is, hoewel wat aan de late kant, tijdig althans binnen de termijn van twee jaar door A. ontvangen. Verweerster heeft in eerste instantie kortstondig onderzoek laten doen naar de gang van zaken. Hieruit bleek dat het verzoek tijdig door A. was ontvangen en dat waarschijnlijk bij het pensioenfonds zelf iets mis was gegaan. Klaagster is hiervan op de hoogte gebracht met de mededeling dat verder onderzoek kosten met zich zou brengen, die voor rekening van klaagster zouden komen. Klaagster heeft hierna een machtiging aan X ondertekend, waarna deze met zijn onderzoek is gestart.

            A. stelde zich vervolgens op het standpunt dat het verzoek wel tijdig was ontvangen, maar de aan de verevening verbonden kosten niet. Uit het onderzoeksrapport van X blijkt dat verweerster heeft voldaan aan hetgeen haar in artikel 6.2.2. van het convenant was opgedragen. Uit artikel 6.2.2. blijkt niet dat het de taak van verweerster was om toe te zien op de betaling van de kosten aan de pensioenuitvoerder. Dit is de verantwoordelijkheid van partijen.

4.2.      Verweerster heeft namens klaagster onderzoek doen instellen. De kosten van dit onderzoek dienden daarom voor rekening van klaagster te komen. Klaagster heeft het machtigingsformulier ondertekend en daarmee ingestemd met het onderzoek. Klaagster is altijd vrij geweest met een ander onderzoeksbureau in zee te gaan, maar heeft dit niet gedaan.

5. Beoordeling van de klacht

Klachtonderdeel 1.

5.1.      Vast staat dat vervulling van de in artikel 6.2.2. aan verweerster verstrekte opdracht door verweerster in 2004, het jaar waarin de echtscheiding is uitgesproken en ingeschreven, achterwege is gebleven. Pas bij archivering in 2006, vlak voor het verstrijken van de termijn van twee jaar van art. 2 lid 2 Wet VP, heeft verweerster de vereveningsformulieren ter ondertekening aan partijen verzonden. Nadat bleek dat verweerster de brieven onjuist had geadresseerd, heeft zij deze op 26 juli 2006 aan de juiste adressen van partijen verzonden. De termijn van twee jaar verstreek op 3 augustus 2006. Verweerster heeft de door partijen ondertekende formulieren op 31 juli 2006 aan pensioenfonds B en het E. verzonden. Toezending, in afwijking van de in het echtscheidingsconvenant vastgelegde afspraken, aan het E. i.p.v. A., baseerde verweerster op een telefonische mededeling van de ex-echtgenoot van klaagster dat het pensioen niet was overgedragen aan A., waarvan in het convenant was uitgegaan.

5.2.      Van een advocaat mag worden verwacht dat deze, indien daartoe opdracht is gegeven en aanvaard, zorg draagt voor tijdige indiening van vereveningsformulieren bij de betreffende pensioenfondsen. Het enkele feit een advocaat daarmee wacht tot vlak voor het verstrijken van de daarvoor geldende termijn, levert op zich geen tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen op. Onder die omstandigheden mag van die advocaat wel worden verwacht dat deze zich vergewist van de juistheid van de adressen van partijen, naar welke de benodigde vereveningsformulieren werden verstuurd. De bij verweerster bekende adressen van partijen dateerden immers van twee jaar daarvoor. Dit geldt temeer indien er sprake is van een echtscheidingssituatie, waarin vaak sprake is van adreswijzigingen. De onjuiste adressering door verweerster heeft ertoe geleid dat de vereveningsformulieren pas enkele dagen voor het verstrijken van de termijn aan de juiste adressen van partijen werden gezonden. Gebleken is dat de vereveningsformulieren pas op 31 juli 2006 door verweerster aan twee van de betrokken pensioenfondsen zijn verzonden en de dag voor het verstrijken van de termijn werden ontvangen. Verweerster heeft hierdoor het risico genomen dat, gelet op de uiterst korte termijn die nog restte, eventuele fouten niet meer hersteld konden worden.

5.3.      Vast staat dat verweerster, afgaande op de telefonische mededeling van de ex-echtgenoot van klaagster en zonder nadere verificatie daarvan, het vereveningsformulier heeft toegezonden aan het E., terwijl zij in haar brief dd. 26 juli 2006 aan klaagster had geschreven dat een formulier was bestemd voor het pensioenfonds SCI en een voor A. In de brief van 31 juli 2006 heeft verweerster partijen bericht dat het was gelukt om de formulieren aan de betrokken pensioenfondsen toe te zenden. Verweerster heeft klaagster in die brief evenwel niet geïnformeerd over toezending van het formulier aan het E. in plaats van A.. Klaagster mocht er dan ook van uitgaan dat het formulier was toegezonden aan het juiste pensioenfonds.

5.4.      Met het oog op het verstrijken van de termijn, de onmogelijkheid om eventuele fouten te herstellen en gelet op het grote belang van klaagster bij tijdige toezending aan het juiste pensioenfonds, had het op de weg van verweerster gelegen de telefonische mededeling van de echtgenoot van klaagster op juistheid te verifiëren alvorens af te wijken van het in artikel 6.2.2. van het echtscheidingsconvenant bepaalde. Bij gebreke van de daarvoor benodigde tijd had het op de weg van verweerster gelegen andere voorzieningen te treffen teneinde een probleemloze verevening veilig te stellen, bijvoorbeeld door de formulieren aan beide pensioenfondsen (A. en E.) te zenden. Verweerster heeft door zonder meer af te gaan op de mededeling van de ex-echtgenoot, zonder klaagster hiervan op de hoogte te stellen, ten opzichte van klaagster niet de zorgvuldigheid in acht genomen die van haar verwacht had mogen worden. Het verweer dat zij in haar hoedanigheid van mediator een andere rol vervulde dan die van advocaat van een der partijen, treft geen doel. Van verweerster kan ook als advocaat-mediator worden gevergd dat zij de zorgvuldigheid betracht die van een behoorlijk advocaat mag worden verwacht.

Klachtonderdeel 2.

5.5.      Verweerster heeft zich langdurig, zelfs nog ter zitting van de raad, op het standpunt gesteld dat haar niets te verwijten valt omdat de vereveningsformulieren tijdig door A. zouden zijn ontvangen. De raad stelt vast dat verweerster zich klaarblijkelijk niet, althans onvoldoende, in haar eigen dossier heeft verdiept.

Enerzijds is in de mail dd. 20 januari 2010 van A. aan X niet, zoals verweerster bij herhaling stelt, medegedeeld dat het vereveningsformulier tijdig was ontvangen, doch slechts dat het schriftelijk verzoek tot vervening - kennelijk werd bedoeld de brief van 11 juli 2006 van verweerster aan A. - binnen de termijn van 2 jaar was ingediend. Anderzijds had verweerster bij bestudering van het dossier niet anders kunnen concluderen dan dat het vereveningsformulier niet tijdig door A. ontvangen kon zijn, omdat dit pas op 26 juli 2006 ter ondertekening aan partijen was voorgelegd en op 31 juli 2006 door verweerster aan het E. is verzonden. Het valt verweerster tuchtrechtelijk aan te rekenen dat zij, toen zij werd gewezen op de ontstane problemen, niet direct zelf het dossier ter bestudering ter hand heeft genomen. Verweerster had dan niet anders kunnen concluderen dan dat bij haar brief dd. 11 juli 2006 aan A. het ondertekende vereveningsformulier ontbrak en dat dit ook niet tijdig bij A. terecht gekomen kon zijn nu het op 31 juli 2006 aan een ander pensioenfonds was gezonden. Onder deze omstandigheden had het op de weg van verweerster gelegen om klaagster bij te staan om de gerezen problemen op te lossen. Het valt verweerster tuchtrechtelijk aan te rekenen dat zij zich - ten onrechte - op het standpunt bleef stellen dat haar niets te verwijten viel en klaagster voor het overige naar de betrokken pensioenfondsen en haar ex-echtgenoot verwees. Het had, gelet op de gang van zaken bij de indiening van de vereveningsformulieren, op de weg van verweerster gelegen zich de daardoor voor klaagster ontstane problemen aan te trekken en zich in te spannen om voor klaagster een oplossing te bereiken. Dat dit mogelijk was, blijkt reeds uit het feit dat het klaagster met haar huidige gemachtigde veel later alsnog gelukt is.

5.6.      Verweerster heeft door haar handelwijze klaagster onnodig risico laten lopen. Enkel door toedoen van klaagster zelf, met ondersteuning van haar rechtsbijstandverzekeraar, is de dreigende schade (grotendeels) afgewend. A. heeft immers, zoals blijkt uit de door de gemachtigde van klaagster op verzoek van de raad overgelegde brief dd. 11 augustus 2010, klaagster - onverplicht -  aangemerkt als belanghebbende op de nabestaandenpolis van haar ex-echtgenoot, en klaagster en haar ex-echtgenoot hebben de kwestie van de vervening van de aanspraak op ouderdomspensioen van de laatste, blijkens de verklaring van partijen dd. 19 oktober 2010, in onderling overleg opgelost.

            Verweerster heeft zich door de wijze waarop zij is omgegaan met de door klaagster bij haar gemelde en door haar toedoen ontstane problematiek, niet gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt.

5.7.      De raad gaat voorbij aan hetgeen door verweerster bij brief dd. 10 oktober 2011 als nieuw verweer naar voren is gebracht. Ten overvloede merkt de raad op dat de mogelijkheid van een klachtprocedure bij de V. een tuchtrechtelijke procedure bij de Raad van Discipline niet in de weg staat. Ten aanzien van het beroep op de bemiddelingsovereenkomst geeft de raad aan verweerster mee dat zij juist niet is afgegaan op de informatie die partijen haar hadden aangeleverd en die in het echtscheidingsconvenant was opgenomen, doch op gewijzigde informatie verstrekt door een der partijen.

Klachtonderdeel 3.

5.6.      Dat verweerster het noodzakelijk vond een relatie in te schakelen om bij A. informatie op te vragen is een zaak die voor rekening en risico van verweerster diende te blijven. Verweerster had de betreffende informatie uit haar eigen dossier kunnen halen en bovendien is de opdracht aan X door verweerster zelf verstrekt. Dat deze opdracht, zoals verweerster stelt, namens en voor rekening van klaagster zou zijn verstrekt, blijkt niet uit de aan de raad overgelegde stukken. Dat klaagster desgevraagd een machtiging aan die derde heeft verstrekt om gegevens op te vragen, betekent niet dat de opdracht namens klaagster zou zijn verstrekt. Dat verweerster de kosten voor het onderzoek heeft willen doorbelasten aan klaagster, valt haar onder bovenvermelde omstandigheden tuchtrechtelijk aan te rekenen.

Conclusie.

De raad zal de klacht op grond van het bovenstaande in alle onderdelen gegrond verklaren en acht de maatregel van enkele waarschuwing passend en geboden.

6. Beslissing

De raad verklaart de klacht in alle onderdelen gegrond en legt ter zake aan verweerster op de maatregel van enkele waarschuwing.

Aldus gegeven door mr. E.P. van Unen, voorzitter en mrs. J.D.E. van den Heuvel, P.J.W.M. Theunissen, A.L.W.G. Houtakkers en J.J.M. Goumans, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 7 november 2011.

griffier                                                  voorzitter

Verzonden op: 8 november 2011

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

  1. Per post.

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

  1. Bezorging.

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

  1. Per fax.

Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607.