ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA2326 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch B 226 - 2010

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA2326
Datum uitspraak: 28-11-2011
Datum publicatie: 13-01-2012
Zaaknummer(s): B 226 - 2010
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Wat nooit geoorloofd is
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie:   Geen bijzondere omstandigheden aangevoerd, op grond waarvan verweerder meende zich zonder toestemming tot de rechter te kunnen wenden, nadat om uitspraak in kort geding was gevraagd. Niet valt in te zien waarom verweerder niet heeft kunnen wachten tot na de uitspraak in kort geding. Het verweer dat verweerder geen verwijt te maken valt omdat het verzoek aan de griffier was gericht en niet aan de voorzieningenrechter, treft geen doel nu het verzoek gericht was aan de rechtbank en niet aan de griffier. Ook al zou het verzoek aan de griffier gericht zijn geweest, dan nog zou er sprake zijn van overtreding van Gedragsregel 15 lid 2 aangezien de griffier deel uitmaakt van de rechtbank.   Klacht gegrond; berisping

B 226 - 2010

Raad van Discipline

in het ressort ’s Hertogenbosch

Beslissing

inzake

de klacht van

mr. X

advocaat,

kantoorhoudende te D.,

verder: klager,

tegen

mr. Y,

advocaat,

kantoorhoudende te T.,

verder : verweerder.

1. Verloop van de procedure

1.1       Bij brief van 3 november 2010, door de raad ontvangen op 4 november 2010, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Breda de door klager op

            23 december 2009 ingediende klacht toegezonden aan de raad, samen met de in de inventarislijst genoemde stukken.

1.2       De raad heeft voorts kennis genomen van de navolgende stukken:

            -           brief dd. 16 mei 2011 van de secretaresse van verweerder;

-          brief van klager dd. 17 juni 2011, met als bijlage de brieven van klager dd. 14 april en 18 mei 2011;

-          brief dd. 6 september 2011 van klager.

1.3       De klacht is behandeld ter openbare zitting van de raad van 10 oktober 2011.

Ter zitting is verweerder verschenen. Klager heeft de raad bij brieven dd. 14 april 2011 en 6 september 2011 bericht niet bij de mondelinge behandeling aanwezig te zullen zijn.                        

2. De feiten

2.1              Tussen de cliënten van klager en verweerder was een bodemprocedure aanhangig en zijn over en weer kort gedingprocedures aanhangig gemaakt. Op 3 december 2009 heeft de mondelinge behandeling van twee dezer kort gedingen plaatsgevonden. De rechter bepaalde vonnis op 16 december 2009.

2.2.              Verweerder heeft op 14 december 2009 per fax een brief verzonden aan de rechtbank Breda, sector civiel recht, Bureau Kort Geding, met een kopie daarvan aan klager. Verweerder schreef hierin het volgende:

“ Op 3 december jl. heeft in de zaken met voornoemde rolnummers een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Graag ontvang ik zo spoedig mogelijk een kopie van de aantekeningen van de griffier die tijdens deze mondelinge behandeling zijn gemaakt, meer specifiek de aantekeningen over het onderwerp dat de werknemers van I. thans werkzaam zijn bij N..”

            Klager heeft hierop per fax dd. 15 december 2009 als volgt gereageerd:

“ Ik zag net uw fax aan de voorzieningenrechter. Mag ik u wijzen op gedragsregel 15 lid 2. Ik stel voor dat u deze brief per omgaande intrekt en mij daarvan een bevestiging stuurt. Ik behoud mij ook het recht voor een klacht tegen u in te dienen want het leed is inmiddels geleden. “

Verweerder antwoordde hierop als volgt per fax dd. 15 december 2009:

Mijn schriftelijk verzoek van 14 december jl. om de aantekeningen van de mondelinge behandeling is gericht aan de griffier. Ik heb mij derhalve niet gewend tot de Voorzieningenrechter en mijns inziens heb ik dan ook niet gehandeld in strijd met artikel 15 lid 2 van de gedragsregels, althans met de strekking van deze gedragsregel.”

Klager reageerde hierop per fax dd. 15 december 2009 als volgt:

“Uw standpunt is duidelijk en ik ben het daar niet mee eens. U weet ook dat de griffier dit aan de rechter zal voorleggen en hierdoor wellicht wordt beïnvloed. Ik zal een klacht bij uw Deken indienen.”

3. De klacht

3.1       De klacht luidt als volgt:

Verweerder heeft zich in strijd met het bepaalde in Gedragsregel 15, tweede lid, zonder toestemming van de cliënte van klager, tot de voorzieningenrechter gewend nadat om uitspraak was gevraagd.

3.2       Ter toelichting van de klacht is door klager het navolgende aangevoerd:

Verweerder heeft met zijn verzoek de voorzieningenrechter beïnvloed door de nadruk te leggen op een bepaald onderwerp. Het verzoek was bovendien overbodig, verweerder heeft niets met de gevraagde informatie gedaan en er is geen enkele reden waarom het verzoek twee dagen voor het vonnis gedaan moest worden.

4. Het verweer

4.1.      Verweerder betwist dat zijn handelen strijd oplevert met artikel 15 lid 2 van de Gedragsregels. De strekking van deze regel is om te voorkomen dat een advocaat de rechter van andere/nieuwe informatie voorziet, welke van invloed kan zijn op de uitspraak van de rechter. Hiervan was in dit geval geen sprake. Verweerder heeft geen enkele andere of nieuwe informatie verstrekt. Het verzoek is gedaan aan de griffier en niet aan de voorzieningenrechter. Verweerder heeft nimmer de intentie gehad om de voorzieningenrechter te beïnvloeden. Er is louter een verzoek gedaan aan de griffier om een afschrift van haar aantekeningen op het punt van wat was medegedeeld over de werknemers van cliënten. Verweerder had die informatie nodig voor het tussen partijen nog lopende geschil. Het geschil over de werknemers maakte geen deel uit van de beide kort gedingprocedures. De voorzieningenrechter heeft hieraan ook geen enkele overweging gewijd.

4.2.      Het verzoek om de aantekeningen van de griffier hield direct verband met een brief dd. 9 december 2009 die cliënten ontvingen van de werknemers die zij op 22 oktober 2009 op staande voet hadden ontslagen. Deze werknemers vorderden doorbetaling van loon.

Een verzoek aan de griffier om een extract uit het audiëntenblad stond verweerder onder voormelde omstandigheden vrij. Verweerder betwist hiermee klachtwaardig te hebben gehandeld. Verweerder heeft het extract pas na 16 december 2009 ontvangen. Uit de inhoud van de aan verweerder toegezonden aantekeningen blijkt temeer het belang van het verzoek van verweerder.

4.3.      Het verzoek van verweerder was niet suggestief. Het betrof een concretisering, zodat de griffier niet een relaas van twee uur behoefde uit te werken. Een dergelijke concretisering is een vereiste om een extract uit het audiëntenblad te verkrijgen en is beslist niet suggestief te noemen.

5. Beoordeling van de klacht

5.1       Nadat om een uitspraak is gevraagd, is het de advocaat niet geoorloofd zich zonder toestemming van de wederpartij tot de rechter te wenden. Bij gebreke van toestemming van de wederpartij, kan een advocaat zich volgens heersende jurisprudentie alleen op grond van bijzondere omstandigheden tot de rechter kan wenden.

5.2.      Bijzondere omstandigheden zijn in deze niet gesteld, noch gebleken, zodat het verweerder niet vrij stond om zich tot de rechtbank te wenden zonder toestemming van de wederpartij. De stelling van verweerder dat hem geen verwijt te maken valt nu het verzoek aan de griffier en niet aan de voorzieningenrechter was treft geen doel, nu zijn brief dd. 14 december 2009 was geadresseerd aan de Rechtbank Breda, sector civiel recht, Bureau Kort Geding. Verweerder heeft de griffier niet rechtstreeks om aantekeningen verzocht, maar verzocht de rechtbank om toezending van de aantekeningen van de griffier.

5.3.      De raad merkt ten overvloede op dat ook indien het verzoek wel rechtstreeks aan de griffier zou zijn gericht, de handelwijze van verweerder strijd met Gedragsregel 15 lid 2 zou hebben opgeleverd, aangezien een griffier onderdeel uitmaakt van de rechtbank, aan wier oordeel de zaak was onderworpen.

5.4.      De raad overweegt voorts dat verweerder niet heeft volstaan met een verzoek om de aantekeningen van de griffier, maar daarbij een onderdeel van wat tijdens de zitting is besproken heeft uitgelicht en daardoor heeft benadrukt. Nu niet valt in te zien, waarom verweerder niet heeft gewacht totdat uitspraak in kort geding was gedaan, en verweerder geen bijzondere omstandigheden heeft aangevoerd op grond waarvan hij meende zonder toestemming van de wederpartij zich tot de rechtbank te kunnen wenden,acht de raad de klacht gegrond.

5.5.      Gelet op het belang van naleving van Gedragsregel 15 lid 2 en de ernst van het tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van verweerder is de raad van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere dan de hierna op te leggen maatregel.

6. Beslissing

De raad:

verklaart de klacht gegrond en legt ter zake aan verweerder de maatregel berisping op.

Aldus gegeven door mr. M.I.J. Hegeman, voorzitter, en mrs. P.A.M. van Hoef, E.J.P.J.M. Kneepkens, R.G.A.M. Theunissen en M.B. Ph. Geeraedts, leden, in tegenwoordigheid van

mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 28 november 2011.

griffier                                                   voorzitter

Verzonden op: 29 november 2011

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

  1. Per post.

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

  1. Bezorging.

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

  1. Per fax.

Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607.