ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA2189 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch R2-2011

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA2189
Datum uitspraak: 31-10-2011
Datum publicatie: 25-11-2011
Zaaknummer(s): R2-2011
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. derden, subonderwerp: Deskundigen, getuigen en adviseurs
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie:   Verweerder heeft het gerechtshof en klager misleidend geïnformeerd over de datering en de aard van een door hem in het geding gebrachte financieringsaanvraag, wetende dat het om een reconstructie daarvan ging. Verweerder heeft zich bovendien onnodig grievend over klager uitgelaten, wetende dat zijn verdachtmakingen op geen enkele wijze vielen hard te maken. Klacht gegrond. Maatregel berisping.

R2-2011

Raad van Discipline

in het ressort ’s Hertogenbosch

Beslissing inzake de klacht van:

A

klager,

tegen:

B

verweerder.

  1. Verloop van de procedure

Bij brief van 4 januari 2011, door de Raad ontvangen op 5 januari 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Roermond de door klager op 22 augustus 2010 ingediende klacht toegezonden aan de Raad samen met de in de inventarislijst genoemde stukken.

  1. De feiten

Verweerder is in een appèlprocedure bij het Gerechtshof Arnhem als advocaat van de wederpartij opgetreden tegen klager en het accountantskantoor, waarvan deze deel uitmaakte. Één week voordat de pleidooien voor het hof zouden plaatsvinden op 23 april 2008 heeft verweerder nog een kopie van een financieringsaanvraag van 26 mei 1999 als productie aan het hof en zijn wederpartij toegezonden. Tijdens de pleidooien is gebleken, dat het hierbij niet ging om een op deze datum opgemaakt stuk, maar om een reconstructie daarvan.

Tijdens zijn pleidooi heeft verweerder verdachtmakingen aan het adres van klager geuit, wetende dat zijn cliënte het bewijs daarvan niet zou kunnen leveren.

  1. De klacht

De klacht bestaat uit de volgende onderdelen:

-         verweerder heeft het gerechtshof en klager in een appelprocedure misleidend geïnformeerd over de datering en de aard van een door hem in het geding gebrachte productie van een financieringsaanvraag. Gebleken is immers dat de productie niet (een kopie van) een financieringsaanvraag van 26 mei 1999 was maar een kort voor het pleidooi opgestelde ‘reconstructie’ daarvan. Volgens Gedragsregel 30 dient een advocaat zich te onthouden van het verstrekken van feitelijke gegevens waarvan hij weet, althans behoort te weten dat die onjuist zijn. 

-         Verweerder heeft zich daarenboven onnodig grievend uitgelaten over klager door in zijn pleitnota de suggestie te wekken dat klager jegens zijn client in strijd gehandeld heeft met de gedrags- en beroepsregels registeraccountants.

  1. Het verweer

Verweerder heeft zich als volgt verweerd:

-         Hij  betwist de misleiding; hij heeft tijdens de eerste termijn van zijn pleidooi uit eigen beweging aangegeven dat het gebruikte document een reconstructie vormde van de aanvraag.

-         De door klager gewraakte passage heeft niet tot doel gehad de eer en goede naam van klager aan te tasten maar heeft uitsluitend een processueel doel gediend.

  1. Beoordeling van de klacht

Met betrekking tot het eerste onderdeel van de klacht stelt de Raad vast dat verweerder op

17 april 2008 – zijnde de laatste dag dat bij het hof nog stukken mochten worden ingediend – een reconstructie van een financieringsaanvraag van zijn cliënte d.d. 26 mei 1999 heeft toegezonden zowel aan het hof als aan zijn wederpartij. Deze aanvraag, die op verzoek van de cliënte van verweerder door een senioraccountmanager van de desbetreffende bank was opgesteld en op iedere pagina geparafeerd, was door verweerder ook op 17 april 2008 ontvangen.

De Raad constateert dat uit de financieringsaanvraag zelf niet valt op te maken dat het om een recent opgemaakte reconstructie ging. Op grond hiervan had verweerder zowel het hof als de wederpartij op de hoogte dienen te stellen van het feit, dat het om een reconstructie van de aanvraag ging. Weliswaar stelt verweerder dat hij tijdens de eerste termijn van zijn pleidooi uit eigen beweging heeft aangegeven, dat het document een reconstructie vormde van de aanvraag, maar de Raad acht dit verweer niet geloofwaardig, enerzijds omdat daarvan op geen enkele wijze blijkt uit de overgelegde pleitnota van verweerder en anderzijds omdat in het arrest van het hof van 24 februari 2009 het volgende expliciet wordt overwogen: “het hof gaat om de volgende redenen aan dit stuk voorbij. Anders dan de titel, datering en opmaak suggereren is dit stuk niet opgemaakt op de daarin gemaakte datum maar – naar de advocaat van E desgevraagd tijdens het pleidooi heeft medegedeeld – éérst kort voor het pleidooi”.

De Raad oordeelt dit onderdeel van de klacht derhalve gegrond.

Ook het tweede onderdeel van de klacht acht de Raad gegrond. In zijn pleitnota heeft verweerder verdachtmakingen aan het adres van klager opgenomen waarvan hij blijkens zijn eigen bewoordingen wist dat deze nimmer zouden kunnen worden bewezen. In een dergelijke situatie dient een advocaat zich daarvan te onthouden, ook al zou zijn client dit anders wensen. Een advocaat heeft wat dit betreft een eigen verantwoordelijkheid.

Bij het opleggen van na te noemen maatregel houdt de Raad rekening met het feit dat verweerder zich nimmer eerder voor de tuchtrechter heeft moeten verantwoorden.

  1. De beslissing

De Raad verklaart beide onderdelen van de klacht gegrond en legt verweerder ter zake op de maatregel van berisping.

Aldus gegeven door mevr mr. M. I. J. Hegeman, voorzitter, mrs. mevr. J.C. van den Dries, mevr. E.J.P.J.M. Kneepkens, E.P.C.M. Teeuwen en J.F.E. Kikken, leden, in tegenwoordigheid van mr. C.M. van Lanschot, griffier en in het openbaar uitgesproken op

31 oktober 2011.

griffier                                                                                                   voorzitter

verzonden op: 1 november 2011.

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient uw appelmemorie in het bezit t e zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie , maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appelmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het Hof van Discipline

  1. Per post.  Het postadres van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek. 
  2. Bezorging. De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.
  3. Per fax. Het faxnummer van het Hof van Discipline is :  076 – 5484608;  tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is :  076 - 5484607