ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA2038 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch M 26 - 2011

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA2038
Datum uitspraak: 19-09-2011
Datum publicatie: 04-10-2011
Zaaknummer(s): M 26 - 2011
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen: Onvoorwaardelijke schorsing
Inhoudsindicatie: Ook na schrapping van het tableau blijft een advocaat verantwoordelijk voor zijn handelen als advocaat. Klacht ontvankelijk nu na eerdere klachtprocedure sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden. Grenzen van de als advocaat van de wederpartij toekomende vrijheid overschreden door welbewust onjuiste informatie over de ontvangst van een brief en het bestaan van een betalingsregeling te verstrekken. Klacht gegrond; schorsing 2 maanden

M 26 - 2011

Raad van Discipline

in het ressort ’s Hertogenbosch

Beslissing

inzake

de klacht van

X,

klaagster

tegen

Y,

verweerder

1. Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 31 januari 2011 heeft de deken van de orde van advocaten in het

arrondissement Maastricht de door klaagster op 19 oktober 2010 ingediende klacht toegezonden aan de raad, samen met de in de inventarislijst genoemde stukken.

1.2 De klacht is behandeld ter openbare zitting van de raad van 4 juli 2011.

Ter zitting is klaagster verschenen. Verweerder is niet verschenen.

2. De feiten

2.1 Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting is het volgende komen vast te staan.

Verweerder was advocaat van de wederpartij van klaagster in een procedure bij de kantonrechter te Sittard-Geleen. Klaagster is in die procedure veroordeeld in de proceskosten. Na betekening van dit vonnis heeft klaagster, bij aangetekende brief van 30 juli 2008, aan verweerder verzocht om termijnbetaling en voorgesteld in maandelijkse termijnen van € 25,= af te lossen. Op die brief heeft klaagster van verweerder geen reactie ontvangen.


Klaagster heeft vervolgens op 15 augustus 2008 en 15 september 2008 termijnen voldaan op de derdengeldenrekening van verweerder onder vermelding van “Z zie aanget. brief”, respectievelijk “2e aflossing Z september 2008”. Op 13 oktober 2008 werd aan klaagster een beslagexploit overbetekend. Hieruit bleek dat haar wederpartij op 9 oktober 2008 executoriaal derdenbeslag had doen leggen op haar WAO uitkering. Klaagster heeft aangedrongen op opheffing van het beslag maar verweerder zette de executie voort, terwijl hij ook de na oktober 2008 door klaagster gedane maandelijkse betalingen van € 25,= heeft behouden. De door klaagster in de arm genomen advocaat heeft verweerder verzocht om hem een afschrift van de aangetekende brief te verstrekken omdat klaagster van de brief geen kopie had gemaakt. Bij telefax van 13 maart 2009 schreef verweerder aan de advocaat van klaagster: “enig aangetekend schrijven van uw cliënte is mij niet bekend”. Bij telefax van 16 maart 2009 heeft de advocaat van klaagster aan verweerder een afschrift gestuurd van het verzendbewijs, waarop verweerder reageerde: “Ik heb geen aangetekende brief van uw cliënt ontvangen, wel zie ik in het dossier een lege envelop. Wat ik niet heb kan ik niet afgeven”.

Klaagster heeft vervolgens bij de raad een klacht ingediend inhoudende dat verweerder weigerde een afschrift te verstrekken van voornoemde door klaagster aan hem verzonden aangetekende brief met bijbehorende envelop, althans dat hij klaagster niet heeft geïnformeerd over het feit dat hij in de aan hem toegezonden envelop geen brief heeft aangetroffen, alsmede dat verweerder, ondanks betalingen van cliënt, zonder enige aankondiging is overgegaan tot beslaglegging op de WAO uitkering van klaagster. Bij uitspraak van 13 april 2010 heeft de raad beide klachten gegrond verklaard en verweerder een berisping opgelegd.

Na deze klachtprocedure is in een verzetprocedure bij de kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam gebleken dat de gerechtsdeurwaarder al in augustus 2008 op de hoogte was van de financiële gegevens van klaagster, na ontvangst van een brief van verweerder waaraan de brief van klaagster van 30 juli 2008 was gehecht. Dit betreft de brief waarvan verweerder de ontvangst heeft ontkend.

3. De klacht

3.1 De klacht luidt als –zakelijk weergegeven – als volgt:

Verweerder heeft welbewust gelogen door te zeggen dat hij de brief van 30 juli 2008 nooit heeft ontvangen en dat geen betalingsregeling met klaagster is getroffen.

4. Het verweer

4.1 Het standpunt van verweerder houdt – zakelijk weergegeven – het volgende in:

De klacht is niet ontvankelijk aangezien verweerder sinds 1 juli 2009 van het tableau

is geschreven.

Er zat geen afschrift van de brief van 30 juli 2008 in het dossier alleen een lege

envelop. Verweerder meende dat hij van klaagster alleen een lege envelop had

gekregen. Verweerder betwist dat hij een betalingsregeling heeft afgesproken of

geaccepteerd. Hij heeft klaagster schriftelijk en telefonisch heeft laten weten

met de voorgestelde regeling niet akkoord te gaan.

5. Beoordeling van de klacht

5.1 De ontvankelijkheid

De raad stelt voorop dat verweerder ook na schrapping van het tableau verantwoordelijk blijft voor zijn handelen als advocaat zodat het verweer op dit punt geen doel treft.

Nadat klaagster op 9 juli 2009 tegen verweerder een klacht had ingediend en de raad hierop bij uitspraak van 12 april 2010 had beslist, is de brief van 30 juli 2008, waarvan verweerder de ontvangst heeft ontkend, in een andere procedure alsnog boven water gekomen. Uit r.o. 6.1 van de beslissing van de Kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam van 23 november 2010 blijkt immers dat, anders dan in de vorige klachtprocedure kon worden vastgesteld, verweerder wel degelijk in bezit is geweest van de brief van klaagster van 30 juli 2008 en deze zelfs op 8 augustus 2008 heeft doorgezonden naar de deurwaarder. De klacht houdt thans in dat verweerder welbewust heeft gelogen over de ontvangst van klaagsters brief van 30 juli 2008 en de afspraak omtrent de betalingsregeling. Nu sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden en de klacht ziet op dit nieuwe feit, moet de klacht ontvankelijk worden geacht.

5.2 De raad overweegt voorts het volgende.

De klacht betreft het optreden van een advocaat van de wederpartij. Bij de beoordeling van een dergelijke klacht dient er van te worden uitgegaan dat de advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van een (processuele) wederpartij worden beknot, tenzij de belangen van die wederpartij nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. Dit houdt onder andere in dat een advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen. De klacht zal met inachtneming van dit criterium worden beoordeeld.

5.3 Zoals hierboven reeds is overwogen, blijkt uit het dossier dat verweerder wel degelijk heeft beschikt over de brief van klaagster van 30 juli 2008 en deze zelfs op 8 augustus 2008 heeft doorgezonden naar de deurwaarder. Voorts staat vast dat verweerder de door klaagster verrichte termijnbetalingen heeft geaccepteerd. Op geen enkele wijze blijkt dat verweerder mondeling en schriftelijk aan klaagster heeft laten weten dat hij de voorgestelde termijnbetaling niet accepteerde. Dit spoort ook niet met het feit dat verweerder de door klaagster verrichte termijnbetalingen heeft behouden. Op grond van het voorgaande is de raad van oordeel dat verweerder welbewust onjuiste informatie heeft verstrekt over de ontvangst van de betreffende brief en het bestaan van een betalingsregeling. Daarmee heeft hij de grenzen van de in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij toekomende vrijheid ver overschreden en niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt.


In het licht van het bovenstaande rekent de raad het verweerder thans zwaar aan dat verweerder klaagster in de eerste klachtzaak ervan heeft beschuldigd dat zij hem expres een lege enveloppe had verstuurd, teneinde een niet bestaande betalingsregeling aannemelijk te maken en dat hij, geconfronteerd met het feit dat hij de brief wel degelijk in zijn bezit heeft gehad, de verantwoordelijkheid voor de fout legt bij de administratie van zijn vorige kantoor. Een advocaat blijft voor die administratie immers te allen tijde zelf verantwoordelijk.

Gegeven het feit dat verweerder is uitgeschreven van het tableau acht de raad de navolgende maatregel passend en geboden.

6. Maatregel

6.1 Gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding acht de Raad de maatregel van een onvoorwaardelijke schorsing voor de duur van twee maanden passend en geboden. Deze onvoorwaardelijke schorsing zal ingaan vanaf het moment dat verweerder zich zal inschrijven op het tableau.

Bij het opleggen van deze maatregel is het tuchtrechtelijk verleden van verweerder in aanmerking genomen.

7. Beslissing

De raad:

- verklaart de klacht gegrond;

- legt op de maatregel van onvoorwaardelijke schorsing voor de duur van twee maanden met ingang van de dag waarop verweerder zich inschrijft op het tableau.

Aldus gegeven door mr. P.M. Knaapen, voorzitter en mrs. P.J.W.M. Theunissen, L.W.M. Caudri, R.G.A.M. Theunissen, H.C.M. Schaeken, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M.T.A. Verhagen, plaatsvervangend griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 september 2011.

___________________ ___________________

mr. A.M.T.A. Verhagen mr. P.M. Knaapen

plaatsvervangend griffier voorzitter

Verzonden op: 20 september 2011

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

  1. Per post.

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

  1. Bezorging.

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

  1. Per fax.

Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607.