ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA1933 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch H 221 - 2010

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA1933
Datum uitspraak: 29-08-2011
Datum publicatie: 07-09-2011
Zaaknummer(s): H 221 - 2010
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Het staat een advocaat vrij datgene ter kennis van de rechter te brengen wat hij in het belang van zijn cliënt nodig acht. Het valt de advocaat niet te verwijten dat de door zijn cliënt aan hem overhandigde brief niet exact gelijk was als de aan klager toegezonden brief. Niet onbegrijpelijk dat het in het verweerschrift gestelde door klager als grievend is ervaren, maar niet als van onnodig grievend aan te merken.   klacht ongegrond

H 221 – 2010

Raad van Discipline

in het ressort ’s Hertogenbosch

Beslissing

inzake

de klacht van

de heer A,

verder te noemen: klager

tegen

mr. B,

advocaat,

verder te noemen: verweerder

1. Verloop van de procedure

1.1       Bij brief van 28 oktober 2010 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement ’s-Hertogenbosch de door klager op 26 augustus 2010 ingediende klacht toegezonden aan de raad, samen met de in de inventarislijst genoemde stukken.

1.2       De raad heeft voorts kennis genomen van de volgende stukken:

-           brief dd. 1 juni 2011, met bijlagen, van verweerder;

-           brief dd. 3 juni 2011, met bijlagen, van klager

1.3       De klacht is behandeld ter openbare zitting van de raad van 20 juni 2011.

Ter zitting zijn klager, de echtgenote van klager en verweerder verschenen.

2. De feiten

2.1              Klager was sedert 20 mei 1985 in dienst van de Gemeente X.

Bij brief dd. 10 maart 2008 heeft het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente X, verder te noemen het College, klager in kennis gesteld van het voorgenomen besluit om hem te ontslaan. Klager werd in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken na dagtekening van de brief zijn zienswijze op het voorgenomen besluit kenbaar te maken en om zijn zienswijze op 25 maart 2008 mondeling toe te lichten.Voorts heeft het College op 20 maart 2008 een beoordelingsbesluit ten aanzien van klager genomen.

Aan klager is bij besluit dd. 27 mei 2008 door het College per 1 juni 2008 eervol ontslag verleend, wegens onbekwaamheid/ongeschiktheid voor de vervulling van diens betrekking.

2.2.      Klager heeft tegen beide besluiten van het College op 26 juni 2008 bezwaar aangetekend. Het college werd tijdens de bezwaarprocedure bijgestaan door verweerder. De behandeling van het bezwaar werd vastgesteld op 14 augustus 2008. Verweerder heeft op 31 juli 2008 producties overgelegd aan de Ambtenarenkamer van de commissie bezwaarschriften, onder gelijktijdige toezending van een afschrift hiervan aan de toenmalige raadsman van klager.

2.3.      Klager diende tegen voormeld besluit van het College tevens een verzoek om een voorlopige voorziening in bij de rechtbank Amsterdam. Op 12 augustus 2008 vond de behandeling van dit verzoek plaats. De behandeling werd tijdens de zitting geschorst teneinde de mogelijkheden van een mediationtraject te onderzoeken. In afwachting hiervan werd ook de behandeling van de bezwaarschriften aangehouden.

In de periode van augustus 2008 tot en met januari 2009 is een mediationtraject doorlopen, waarin door partijen uiteindelijk geen overeenstemming over een minnelijke regeling is bereikt.

2.4.      Vervolgens zijn de bezwaarschriften van klager ter hoorzitting van 11 maart 2009 van de Ambtenarenkamer van de commissie bezwaarschriften behandeld.

Bij besluit dd. 4 mei 2009 is het bezwaar van klager tegen het beoordelingsbesluit van het College dd. 20 maart 2008 conform het advies van de bezwarencommissie ongegrond verklaard.

Eveneens bij besluit dd. 4 mei 2009 is het bezwaar van klager tegen het ontslagbesluit dd. 27 mei 2008 door het College, in overeenstemming met het advies van de bezwarencommissie, in zoverre gegrond verklaard dat de ontslaggrond werd gewijzigd.

Klager heeft tegen beide beslissingen beroep ingesteld bij de rechtbank.

 2.5.     Op 8 mei 2009 vond bij de rechtbank de voortgezette behandeling van het verzoek om een voorlopige voorziening plaats. Verweerder zond per fax dd. 4 mei 2009 producties aan de rechtbank toe, onder gelijktijdige verzending van een afschrift hiervan per post aan klager. Tijdens de zitting op 8 mei 2009 is besloten de zaak te verwijzen naar de versnelde behandeling van de beroepszaken ter zitting van 12 augustus 2009.

2.6.      Verweerder heeft bij brief dd. 12 mei 2010 aan de rechtbank verzocht om de bij de rechtbank tussen klager en het College aanhangige beroepszaken gevoegd te behandelen. De griffier van de rechtbank heeft bij brief dd. 30 juni 2010 aan klager bericht dat de beroepszaak AWB 10/1473 gevoegd zou worden behandeld met de beroepszaken met procedurenummers AWB 10/650, en AWB 10/1991.

Verweerder verzocht de rechtbank bij brief dd. 8 september 2010 om ook beroepszaak 10/1993 WOB gevoegd met voormelde beroepszaken te behandelen. Bij brief dd. 16 september 2010 heeft de griffier van de rechtbank aan klager medegedeeld dat de beroepszaak met procedurenummer 10/1993 WOB gevoegd zou worden behandeld met de beroepszaken met procedurenummers AWB 10/1473, AWB 10/650, en AWB 10/1991.

3. De klacht

3.1       De klacht luidt als volgt:

Verweerder, in een procedure tussen klager en diens werkgever optredend voor de wederpartij, heeft zich zodanig gedragen dat het vertrouwen in de advocatuur ernstig is geschaad, meer specifiek doordat hij :

A.        enige malen processtukken in een zo laat stadium heeft ingediend dat er voor klager onvoldoende tijd resteerde om zorgvuldig te kunnen reageren, alsook buiten klager om heeft verzocht om gevoegde behandeling;

B.        feitelijke gegevens heeft verstrekt waarvan hij wist althans behoorde te weten dat deze onjuist zijn;

C.         zich in de processtukken onnodig grievend over klager heeft uitgelaten;

D.        na afloop van een mediationgesprek heeft gezegd dat zijn cliënte niet had mogen handelen zoals feitelijk was geschied en dat hij de onderhavige casus daarom tijdens cursussen in het land als (anoniem) voorbeeld gebruikte.

4. Het verweer

4.1       Verweerder heeft zich in de bezwarenprocedure ruimschoots gehouden aan de termijnen voor indiening van stukken. Hij heeft deze op 31 juli 2008 verzonden, terwijl de hoorzitting zou plaatsvinden op 14 augustus 2008. Bovendien bood de bezwarenprocedure voldoende mogelijkheden om nadere stukken binnen de 10 dagen termijn in te dienen en bestond voor klager en diens raadsman de mogelijkheid om uitstel van de hoorzitting te vragen omdat meer tijd nodig was voor indiening van nadere stukken ter voorbereiding van de hoorzitting. Beide verzoeken zouden bij de cliënte van verweerder niet op verzet hebben gestuit. Klager heeft echter niet voor deze processuele mogelijkheden gekozen.

4.2.      In het kader van een voorlopige voorzieningenprocedure bestaat de mogelijkheid om tot één dag voor de zitting stukken bij de voorzieningenrechter Verweerder heeft de stukken vier dagen voor de zitting dd. 8 mei 2009 ingediend en zich derhalve ook ruimschoots aan deze termijn gehouden. 

4.3.      Verweerder heeft de rechtbank namens zijn cliënte verzocht alle beroepszaken gevoegd te behandelen. De rechtbank heeft kennelijk geen aanleiding gezien om klager in de gelegenheid te stellen te reageren op het verzoek om gevoegde behandeling alvorens daarop te reageren. Een eventueel verwijt daarover dient aan de rechtbank te worden gericht, niet aan verweerder. Overigens had klager zijn bezwaren tegen gevoegde behandeling onder de aandacht van de rechtbank kunnen brengen en de rechtbank kunnen verzoeken om alsnog niet tot gevoegde behandeling over te gaan. Klager heeft dit niet gedaan.

4.4.      De bijlagen 23 en 51 in de beroepszaak van klager betreffen verklaringen omtrent feitelijkheden die zich volgens die personen hebben voorgedaan. Dat er andere personen zijn, die wellicht hebben verklaard dat die feitelijkheden zich niet hebben voorgedaan, kan slechts reden tot inhoudelijke discussie zijn, maar betekent niet dat verweerder stukken in het geding heeft gebracht waarvan hij wist dat deze onjuistheden bevatten.

4.5.      Verweerder betwist te hebben meegewerkt aan het opzetten van een financiële regeling met tot doel klager en zijn gezin brodeloos te maken.

4.6.      Verweerder heeft in geen enkel processtuk bewoordingen gebruikt die in redelijkheid door klager als ernstig grievend en reputatiebeschadigend kunnen worden aangemerkt.

4.7.      Verweerder heeft nimmer uitlatingen gedaan tegenover derden dat hij de casus van klager in cursussen zou gebruiken.

5. Beoordeling van de klacht

5.1       De klacht betreft het optreden van de advocaat van een wederpartij. Bij de beoordeling van een dergelijke klacht behoort er van te worden uitgegaan dat aan die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van de tegenpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. De raad zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.

Ad klachtonderdeel A:

5.2.      Verweerder heeft de stukken steeds binnen de daarvoor geldende termijnen ingediend, onder gelijktijdige toezending van de stukken aan (de advocaat van) klager. Dat klager wegens vakantie pas later van de stukken heeft kunnen kennis nemen komt voor risico van klager en valt verweerder niet te verwijten.

5.3.      Ten aanzien van het verzoek tot voeging aan de rechtbank overweegt de raad dat verweerder de verzoeken in overeenstemming met de gebruikelijke gang van zaken bij de rechtbank heeft ingediend. Het valt verweerder niet te verwijten dat de rechtbank op het verzoek tot voeging heeft beslist zonder klager in de gelegenheid te stellen daarop te reageren.

Ad klachtonderdeel B:

5.4.      De raad begrijpt dit onderdeel van de klacht aldus dat verweerder de volgende gegevens niet had mogen overleggen omdat hij wist althans behoorde te weten dat deze niet juist waren:

-          notities van de heren A en B

-          brief dd. 10 maart 2008

5.5.      Het staat een advocaat vrij om datgene ter kennis van de rechter te brengen wat hij in het belang van zijn cliënt nodig acht. Het stond verweerder dan ook vrij de notities van collega’s van klager in rechte over te leggen. Het lag vervolgens op de weg van klager, voor zover hij het met de inhoud van deze notities niet eens was, deze in rechte te betwisten en zijn zienswijze aan de rechter kenbaar te maken. Het stond verweerder eveneens vrij om de brief dd. 10 maart 2008 in geding te brengen. Dat de door zijn cliënte aan hem overhandigde kopie van de brief klaarblijkelijk niet exact gelijk was aan de aan klager verzonden brief valt verweerder niet te verwijten. Hij was hiermee niet bekend op het moment dat hij deze brief in geding bracht.

Ad klachtonderdeel C:

5.6.      Uitlatingen van de advocaat van een wederpartij worden vaak als onaangenaam ervaren. Dat betekent echter niet dat die advocaat de grens heeft overschreden van hetgeen hem als advocaat tegenover de wederpartij van zijn cliënt vrijstond.

5.7.      Verweerder heeft in het verweerschrift het standpunt van zijn cliënte verwoord. Hij heeft daarin datgene naar voren gebracht wat van belang was om het besluit tot ontslag te rechtvaardigen. Niet onbegrijpelijk is dat het in het verweerschrift gestelde door klager als grievend is ervaren. De raad heeft echter niet kunnen vaststellen dat wat in het verweerschrift naar voren is gebracht, als onnodig grievend is aan te merken. Verweerder heeft gehandeld binnen de grens die hem als advocaat vrijstond.

Ad klachtonderdeel D.

5.8.      Dit onderdeel van de klacht heeft betrekking op uitlatingen die tijdens een gesprek volgens de echtgenote van klager door verweerder zouden zijn gedaan, terwijl verweerder betwist zich te hebben uitgelaten zoals de echtgenote van klager stelt. Ter zake staan de standpunten van klager en verweerder tegenover elkaar zodat de feitelijke grondslag van (dit onderdeel van) de klacht niet is komen vast te staan. Ook dit onderdeel van de klacht kan daarom niet tot gegrondheid leiden.

5.9.      De raad is op grond van het bovenstaande van oordeel dat verweerder heeft gehandeld binnen de grenzen die hem als advocaat van de wederpartij vrijstond. De raad zal de klacht daarom in alle onderdelen als ongegrond afwijzen.

6. Beslissing

De raad wijst de klacht in alle onderdelen als ongegrond af.

Aldus gegeven door mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter en mrs. H.C.M. Schaeken, M.B.Ph. Geeraedts, L.J.G. de Haas en A. Groenewoud, leden, in tegenwoordigheid van

mr. I.J.M. Huysmans- van Opstal, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 29 augustus 2011.

Griffier                                                            Voorzitter

Verzonden op:30 augustus 2011

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

  1. Per post.

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

  1. Bezorging.

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

  1. Per fax.

Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607.