ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA1651 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch M25-2011

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA1651
Datum uitspraak: 09-05-2011
Datum publicatie: 18-05-2011
Zaaknummer(s): M25-2011
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Bezwaren van de deken
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Bezwaren van de deken
Beslissingen: Onvoorwaardelijke schorsing
Inhoudsindicatie:   Een rechter wendt zich niet licht tot de President van de rechtbank om zich te beklagen over het gedrag van een advocaat. In deze zaak heeft de betreffende comparitierechter in het gedrag van de advocaat hiertoe klaarblijkelijk aanleiding gezien. Alle omstandigheden in aanmerking genomen, heeft de advocaat zich naar het oordeel van de raad tijdens de comparitie van partijen niet gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Een advocaat behoort gevolg te geven aan een uitnodiging van de President van de rechtbank voor een gesprek betreffende het verloop van een zitting. Door niet te voldoen aan verzoeken van de deken om informatie wordt deze in diens taakuitoefening belemmerd, hetgeen de advocaat tuchtrechtelijk valt aan te rekenen. Gelet op het tuchtrechtelijk verleden, de ernst van de tuchtrechtelijk verweten gedragingen en het feit dat door de gedragingen van verweerder het vertrouwen van de rechterlijke macht in de advocatuur is geschaad, kan niet worden volstaan met een lichtere maatregel.   bezwaar gegrond; onvoorwaardelijke schorsing 1 maand

M25-2011

Raad van Discipline

in het ressort ’s Hertogenbosch

Beslissing

inzake

het bezwaar van

de deken

tegen

verweerder

1. Verloop van de procedure

1.1       Bij brief van 31 januari 2011 heeft de deken een bezwaar ex artikel 46f Advocatenwet tegen verweerder ter kennis gebracht van de raad van discipline. Bij deze brief zijn de in de inventarislijst genoemde stukken gevoegd.

1.2       Het bezwaar is behandeld ter openbare zitting van de raad van 21 maart 2011.

Verschenen zijn de deken en verweerder.

2. De feiten

2.1       Verweerder heeft op 4 november 2010 tijdens een comparitie van partijen de gedaagde partij bijgestaan. De President van de rechtbank heeft verweerder naar aanleiding van het proces-verbaal van de zitting en de memo van de betreffende rechter over het verloop van de comparitie uitgenodigd voor een gesprek om de ontstane situatie te bespreken. De secretaresses van de President van de rechtbank hebben in de periode van 17 tot en met 23 november 2010 meerder malen gebeld met de secretaresse van verweerder. Verweerder bleek niet bereikbaar en belde niet terug. Op 24 november 2010 gaf de secretaresse van verweerder te kennen dat verweerder nog niet wist of hij aan de uitnodiging gehoor zou geven. Hij wilde daarover nadenken.

2.2.      De President van de rechtbank heeft bij brief dd. 24 november 2010 een klacht ingediend bij de deken over het gedrag van verweerder. De deken heeft verweerder bij brieven dd. 2 december 2010, 12 januari 2011, 24 januari 2011 verzocht te reageren op de brief van de President van de rechtbank. Bij brief dd. 24 januari 2011 heeft een kantoorgenoot van verweerder aan de deken bericht dat verweerder wegens ziekte nog niet had kunnen reageren en ook niet in staat was om per omgaande te reageren. De deken heeft verweerder bij brief van 26 januari 2011 verzocht hem mede te delen gedurende welke periode hij ziek was geweest en hoe zijn mededeling dat hij niet in staat was per omgaande te reageren zich verhield met de constatering door de deken dat verweerder op 25 januari 2011 door hem werd gesignaleerd in de rechtbank in de kennelijke uitoefening van zijn beroep. Verweerder heeft hierop niet gereageerd.

3. Het bezwaar van de deken

1.        Verweerder heeft zich ter comparitie bij de rechtbank niet gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt, door:

a.         een processtuk van 59 pagina’s per fax in te dienen, te stellen dat de slechte leesbaarheid daarvan aan de rechtbank te wijten was en de mededeling van de rechter hierover onjuist uit te leggen;

b.         een vingerwijzing van de rechter dat verweerder in geval van toewijzing van de vordering van de wederpartij de kans liep geen gemotiveerd verweer te hebben gevoerd, te pareren met de mededeling dat de vordering zou worden afgewezen en vervolgens aan de rechter te verzoeken tot zelfreflectie over te gaan;

c.         te stellen dat de tekst van het proces-verbaal niet juist was, maar desgevraagd niet te willen aangeven wat er niet klopte;       

d.         de rechter bij herhaling onbetrouwbaar te noemen en te stellen dat partijen ondanks de rechter een regeling hadden bereikt;

e.          de griffier te betichten van onacceptabele non-verbale communicatie.

2.         Verweerder is bij herhaling onbereikbaar gebleven voor de President van de rechtbank teneinde zijn visie te geven op hetgeen tijdens de sub 1 bedoelde comparitie was voorgevallen.

3.         Verweerder heeft, ondanks diverse rappellen, niet gereageerd op verzoeken van de deken om informatie.

4. Het verweer

Verweerder heeft ter zitting van de raad het volgende naar voren gebracht.

4.1       De comparitierechter sprak verweerder aan het begin van de zitting rechtstreeks en op verwijtende toon aan op het toesturen van de conclusie per fax. Hij beweerde heel stellig dat toezending van processtukken per fax bij de rechtbank niet zou zijn toegestaan. Het is echter bij de rechtbank wel toegestaan om processtukken per fax in te dienen; als dit niet zo was zou verweerder de conclusie per post hebben verzonden. De rechter deelde voorts mede dat de fax onleesbaar was en dat hij deze daarom niet had gelezen. Het was verweerder niet bekend dat de fax niet leesbaar was. Hij is daarover niet benaderd door de griffie. Als verweerder dat had geweten, zou hij dat hebben opgelost. Het kantoor van verweerder faxt vaak en het ontvangt nooit klachten daarover.

4.2.      Het vertrouwen van de cliënten van verweerder in een goed verloop van de procedure is door het verloop van de zitting aangetast. Ook door twee voorafgaande ongelukkige opmerkingen van de rechter, namelijk dat hij geen erfrechtspecialist was en dat hij pas de avond van tevoren het dossier had bestudeerd.

4.3       Toen verweerder akte vroeg van de opmerking van de rechter dat het niet is toegestaan om een conclusie te faxen, ontkende de rechter dat hij dat zo had gezegd. Hij nam vervolgens in het proces-verbaal op dat hij het indienen van een onleesbare fax niet respectvol jegens de rechtbank achtte en dat verweerder opmerkte dat hij altijd stukken per fax indient en dat hij dat zou blijven doen. Verweerder kon zich in die weergave niet vinden.

Ook het door verweerder gevoerde verweer ten aanzien van de gevorderde rente werd onjuist in het proces-verbaal vastgelegd.

4.4.      Verweerder betwist te hebben gezegd dat hij de rechter had willen wraken, maar dat zijn cliënten dat niet wilden. Verweerder herinnert zich niet het woord zelfreflectie te hebben gehanteerd. Verweerder heeft wel gesteld dat het uiterste middel van wraking zou worden heroverwogen, als de rechter niet zelf diens positie door het verloop van de zitting zou heroverwegen. Verweerder heeft opgemerkt dat er geen sprake was van een gewaarborgde procedure en dat zijn cliënten geen vertrouwen meer hadden in deze rechter.

4.5.      Het door de rechter tijdens de schorsing opgemaakte proces-verbaal was niet correct en is daarom noch door verweerder, noch door zijn cliënten ondertekend. De schikking is wel ondertekend.

4.6.      Verweerder heeft zich tot de rechter gewend toen zijn cliënten, de adviseur van zijn cliënten en verweerder non-verbale houdingen van de griffier jegens hen waarnamen, met als sluitstuk het demonstratief tijdens het betoog van verweerder neergooien van haar pen.

4.7.      Verweerder heeft zich niet onprofessioneel of beledigend uitgelasten. Hij heeft geprobeerd de belangen van zijn cliënten te blijven behartigen, waarbij hij vast liep op de vastberadenheid van de rechter.

4.8.      De secretaresse van de President heeft enkele keren gebeld met het kantoor van verweerder. De medewerkers van verweerder betwisten de door de President geschetste intensiteit. Deze volgt ook niet uit hun telefoonnotities. De medewerkers van verweerder hebben aan de secretaresse van de President bericht dat verweerder verhinderd was op de voorgestelde datum en dat verweerder nog overleg met derden moest voeren alsmede dat verweerder zich met zijn cliënten nog moest beraden of en in welk kader dat gesprek nog moest plaatsvinden. Van belang was de positie van de cliënten van verweerder in de procedure, met name omdat geen finale kwijting en royement van de procedure was bereikt.

4.9.      Verweerder kon nog niet ingaan op de uitnodiging van de President. Het was zeker niet zijn bedoeling om arrogant of respectloos te zijn. Verweerder vond het heel moeilijk hoe hij op de zitting van 4 november 2010 moest reageren. Verweerder wilde eerst nader overleg met zijn cliënten en de adviseur van zijn cliënten.

4.10     Verweerder had wegens gezondheidsproblemen besloten vanaf 13 januari 2011 rust te houden. De medewerkers van verweerder hebben vervolgens de agenda van verweerder vrij gemaakt. Op twee zittingen na, konden alle andere zittingen worden verplaatst. Alle overige afspraken en schriftelijke termijnen zijn ook verplaatst. De twee uitzonderingen betroffen emotionele zaken, waarin door de cliënten bijstand door verweerder werd gewenst. Blijkbaar heeft de deken verweerder gezien toen hij aanwezig was bij de behandeling van een van deze zaken. Voor het overige was verweerder wegens ziekte afwezig. De medewerkers van verweerder en de huisarts van verweerder kunnen dit bevestigen.

4.11     De medewerkers van verweerder hebben de correspondentie met de deken niet correct afgehandeld. Verweerder blijft hiervoor natuurlijk verantwoordelijk.

5. Beoordeling van het bezwaar

5.1       Het eerste onderdeel van het bezwaar heeft betrekking op het verloop van de comparitie van partijen op 4 november 2010.

Ad a.

Vast staat dat verweerder een processtuk van 59 pagina’s per fax aan de rechtbank heeft verzonden. Een advocaat dient te zorgen voor indiening van een goed leesbare conclusie. Verzending van een conclusie van een dergelijke omvang per fax brengt onnodig risico’s met zich mee dat de tekst niet goed leesbaar, niet volledig of niet in juiste volgorde bij de ontvanger aankomt. Het komt voor risico van de indienende advocaat indien een per fax verzonden conclusie niet goed leesbaar bij de rechtbank binnenkomt. Het behoort niet tot de taak van de griffie van de rechtbank alle conclusies op leesbaarheid te controleren en de betreffende advocaat erop te wijzen indien de conclusie niet leesbaar is.

Ook al is verzending van een processtuk per fax volgens het Procesreglement toegestaan, een advocaat dient te beseffen dat verzending van omvangrijke conclusies per fax risicovol en niet gewenst is.

Ad b.

Verweerder erkent tegen de rechter te hebben gezegd, dat hij zijn eigen positie diende te heroverwegen, wat naar het oordeel van de raad op hetzelfde neerkomt als zelfreflectie.

Ad c.

Verweerder erkent te hebben geweigerd het proces-verbaal te ondertekenen, omdat hij het met de weergave niet eens was.

Ad d.

De comparitierechter stelt dat verweerder hem onbetrouwbaar heeft genoemd. Verweerder heeft dit niet expliciet betwist, maar stelt slechts te hebben gezegd dat zijn cliënten geen vertrouwen meer hadden in hem als rechter.

Ad e.

Verweerder heeft ter zitting erkend dat hij de rechter heeft gewezen op de niet acceptabele non-verbale houding van de griffier, waaronder het laten vallen van haar pen.

5.2.      Vast staat dat de comparitie van partijen allesbehalve vlekkeloos is verlopen. Klaarblijkelijk is de discussie over de indiening van een niet goed leesbare conclusie van 59 pagina’s per fax hieraan debet geweest. Vast staat dat verweerder zich heeft beroepen op het feit dat indiening per fax toegestaan was, zonder zich te realiseren dat het zijn verantwoordelijkheid was om voor indiening van een goed leesbaar exemplaar te zorgen.

De raad overweegt dat een rechter zich niet licht wendt tot de President van de rechtbank om zich te beklagen over het gedrag van een advocaat. Klaarblijkelijk heeft de betreffende comparitierechter in het gedrag van verweerder hiertoe wel aanleiding gezien.

Verweerder heeft het vertrouwen van zijn cliënten in de rechter openlijk in twijfel getrokken en de rechter ter overweging gegeven zijn positie in heroverweging te nemen. De raad is van oordeel dat, alle omstandigheden in aanmerking genomen, verweerder zich tijdens de comparitie van partijen niet heeft gedragen zoals van een behoorlijk advocaat verwacht mag worden. Onderdeel 1 van de klacht wordt ten aanzien van a, b, d en e gegrond geacht. Onderdeel c is wel komen vast te staan, maar is naar het oordeel van de raad niet klachtwaardig.

5.3.      Vast staat dat verweerder niet is ingegaan op de uitnodiging van de President van de rechtbank om hetgeen ter comparitie dd. 4 november 2010 was voorgevallen te bespreken. De raad volgt verweerder niet in zijn stelling dat hij eerst nog overleg met zijn cliënten en derden diende te voeren of hij wel of niet op de uitnodiging van de President zou ingaan. De uitnodiging van de President betrof een gesprek over het gedrag van verweerder ter zitting. De positie noch het belang van de cliënten van verweerder waren hierbij in het geding. Indien een advocaat door een President van de rechtbank voor een gesprek wordt uitgenodigd, behoort een advocaat hieraan gevolg te geven. Verweerder heeft aldus het vertrouwen van de rechterlijke macht in de advocatuur geschaad en zich aldus niet gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt.

5.4.      In de advocatenwet is aan de raden van toezicht en daarmede aan de deken onder meer opgedragen een behoorlijke uitoefening van de praktijk te bevorderen en toe te zien op de naleving van de plichten van de advocaat als zodanig terwijl zij de taken vervullen die hun bij verordeningen zijn opgelegd. Bovendien heeft de wetgever in het tuchtrecht belangijke taken voor de deken weggelegd. Zo heeft de deken de taak om een onderzoek in te stellen naar elke bij hem ingediende klacht en te trachten in der minne een schikking te bereiken. Hierdoor is het voor de deken van belang om alle feiten en omstandigheden te kennen. De advocaat tegen wie een klacht is ingediend is daarom in het algemeen verplicht de nodige inlichtingen aan de deken te verstrekken. Het was in dat kader dat de deken verweerder vroeg hem te informeren omtrent de bij hem ingediende klacht. Door daarop niet althans niet inhoudelijk te antwoorden en ook niet te reageren op latere verzoeken van de deken belemmerde verweerder de deken in diens hiervoor omschreven taakuitoefening. Aldus heeft verweerder zich niet gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt.

6. Op te leggen maatregel

Verweerder heeft er blijk van gegeven geen lering te hebben getrokken uit eerdere uitspraken van de tuchtrechter in vergelijkbare klachten. Gelet op de ernst van de aan verweerder in deze klachtzaak tuchtrechtelijk verweten gedragingen, alsmede gelet op het feit dat door de gedragingen van verweerder het vertrouwen van de rechterlijke macht in de advocatuur is geschaad, is de raad van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere dan de hierna op te leggen maatregel. 

7. Beslissing

De raad verklaart het bezwaar in alle onderdelen behoudens onderdeel 1c gegrond en legt ter zake aan verweerder de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de tijd van 1 maand.

De raad bepaalt dat de opgelegde schorsing ingaat op de veertiende dag nadat deze beslissing in kracht van gewijsde is gegaan, of, indien verweerder uit anderen hoofde is geschorst in de praktijkuitoefening of niet op het tableau staat ingeschreven, onmiddellijk aansluitend hieraan.

Aldus gegeven door mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter en mrs. H.C.M. Schaeken, M.B. Ph. Geeraedts, L.J.G. de Haas en A. Groenewoud , leden, in tegenwoordigheid van

mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 9 mei 2011.

Griffier                                                                                    Voorzitter

Verzonden op: 10 mei 2011.

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

  1. Per post.

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

  1. Bezorging.

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

  1. Per fax.

Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607.