ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA1634 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch B 183-2010

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA1634
Datum uitspraak: 26-04-2011
Datum publicatie: 18-05-2011
Zaaknummer(s): B 183-2010
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: In verzet stellingen herhaald. Geen sprake van onnodige grievende uitlatingen en beweringen die de verhoudingen tussen klaagster en haar werkgeefster hebben verslechterd. Verzet ongegrond.

B 183-2010 Verzet

Raad van Discipline

in het ressort ’s-Hertogenbosch

Beslissing

inzake

het verzet van:

1. X,

2. Y,

echtelieden,

klagers,

tegen

verweerder,

−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−

1. Verloop van de verzetprocedure.

Bij brief d.d. 28 oktober 2010, hebben klagers verzet aangetekend tegen de beslissing van de voorzitter van 28 september 2010, welke beslissing aan klagers, verweerder en de deken werd toegezonden op 21 oktober 2010.

Partijen zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ter openbare zitting van de raad van 28 februari 2011, waarvoor partijen werden opgeroepen bij brieven van de griffier van 18 januari 2011. Daarbij werd hun medegedeeld dat de stukken ter inzage zouden liggen ten kantore van de griffier tot 14 februari 2011. De deken werd van de mondelinge behandeling op de hoogte gesteld.

Bij de mondelinge behandeling zijn klagers en verweerder verschenen.

2. De feiten

2.1. Klaagster is op 2 juni 2009 een geweldsmisdrijf overkomen op het schoolplein van de school, waar zij op dat moment werkzaam was.

2.2. Tussen klaagster en de S is een geschil ontstaan betreffende de afhandeling van het klaagster overkomen geweldsmisdrijf, welk geschil heeft geresulteerd in een arbeidsconflict tussen beide partijen. Voormelde S werd door verweerder bijgestaan. Verweerder heeft uiteindelijk namens de werkgeefster van klaagster aan de kantonrechter om ontbinding van de arbeidsovereenkomst verzocht. Bij vonnis d.d. 2 februari 2010 is de arbeidsovereenkomst zonder toekenning van een vergoeding ontbonden.

3. De klacht

3. De klacht houdt in:

1. Verweerder heeft bewust bijgedragen aan de verslechterde verstandhouding tussen klaagster en haar werkgeefster onder andere door feiten te verdraaien en zaken anders voor te stellen dan deze zijn.

2. Verweerder heeft zich onnodig grievend jegens klaagster uitgelaten.

4. Beslissing van de voorzitter

4. De voorzitter heeft de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen omdat verweerder naar het oordeel van de voorzitter zich niet heeft bediend van onnodig grievende uitlatingen en geen beweringen heeft gedaan die de verhoudingen tussen klaagster en haar werkgeefster hebben verslechterd.

5. Het verzet

5. Het verzet houdt in dat klagers het oneens zijn met de beslissing van de voorzitter en weinig vertrouwen meer hebben in de raad van discipline. Verweerder gaat maar door.

6. Beoordeling van het verzet

6.1. De klacht betreft het optreden van de advocaat van een wederpartij. Bij de beoordeling van een dergelijke klacht behoort er van te worden uitgegaan dat aan die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van de tegenpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. De raad zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.

6.2. Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht is naar het oordeel van de raad niet gebleken dat verweerder zich heeft bediend van onnodig grievende uitlatingen, noch dat hij beweringen heeft gedaan die de verhoudingen tussen klaagster en haar werkgeefster hebben verslechterd. Verweerder heeft enkel op zakelijke wijze de standpunten van zijn cliënte naar voren gebracht. Dat is ook zijn taak en die standpunten moeten worden toegeschreven aan de wederpartij van klaagster en niet aan verweerder. Het enkele feit dat de standpunten van de cliënte van verweerder klagers niet welgevallig zijn, betekent nog niet dat verweerder als advocaat van de wederpartij de grenzen van de betamelijkheid heeft overschreden.

6.3. De raad concludeert dat het onderzoek in verzet niet heeft geleid tot een vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmede de raad zich verenigt. Mitsdien zal het verzet als ongegrond moeten worden afgewezen.

7. Beslissing

De raad verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. R.P.G. Houterman, voorzitter, en mrs. E.P.C.M. Teeuwen, A.L.W.G. Houtakkers, L.W.M. Caudri, J.D.E. van den Heuvel, leden, alsmede mr. Th.H.G. van de Langenberg, griffier, ter openbare zitting van de raad d.d. 26 april 2011.

mr. Th.H.G. van de Langenberg, mr. R.P.G. Houterman,

griffier. voorzitter.

Verzonden op: 26 april 2011.

Ingevolge het bepaalde in artikel 46h lid 4 van de Advocatenwet kan tegen deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.