ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA1625 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch M 124-2010

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA1625
Datum uitspraak: 21-03-2011
Datum publicatie: 03-05-2011
Zaaknummer(s): M 124-2010
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Het is bij de behandeling van een klachtzaak vaak zo dat een door de beklaagde advocaat naar voren gebracht verweer de klagende partij niet welgevallig is, maar dat betekent nog niet dat die advocaat tuchtrechtelijk verwijtbaar handelt. Onderzoek in verzet heeft niet geleid tot andere conclusies dan in de beslissing van de voorzitter vervat.   Verzet ongegrond  

 M 124 - 2010

Raad van Discipline

in het ressort ’s Hertogenbosch

Beslissing

inzake

het verzet tegen een voorzittersbeslissing

betreffende een klacht van  

X

verder : klaagster

tegen

Y

verder : verweerder

1. Verloop van de procedure

1.1       Bij brief van 16 juli 2010 heeft klaagster verzet aangetekend tegen de beslissing van de voorzitter van de raad dd. 7 juli 2010, verzonden op 9 juli 2010.

1.2       De raad heeft voorts kennis genomen van de navolgende stukken:

-           brieven dd. 12 november 2010, met bijlagen, van klaagster;

-           brief dd. 10 december 2010 van klaagster;

-           brief dd. 3 januari 2011 van verweerder, met bijlage;

-           brief dd. 5 januari 2011 van klaagster.

1.3       Het verzet is behandeld ter openbare zitting van de raad van 17 januari 2010.

Klaagster heeft de raad bij brieven dd. 10 december 2010 en 5 januari 2011 bericht niet ter zitting te zullen verschijnen.

Verweerder heeft de raad bij brief dd. 3 januari 2011 bericht van oordeel te zijn dat, gelet op de inhoud van het verzet, zijn aanwezigheid ter zitting dd. 17 januari 2011 niet noodzakelijk is.

2. De feiten

2.1       De raad gaat uit van de feiten en van de omschrijving van de klacht zoals in de beslissing van de voorzitter omschreven, nu het verzet daartegen niet is gericht.  

3. De klacht

3.1       De klacht luidt als volgt:

-          verweerder heeft in klachtzaak M 243-2009 aangevoerd dat klaagster misbruik maakt van procesrecht. Dit is een belediging van de rechtspositie van klaagster, die verweerder aldus tracht te criminaliseren. Verweerder handelt aldus in strijd met de grondbeginselen van het tuchtrecht;

-          verweerder heeft tijdens de mondelinge behandeling van de raad van discipline op 17 mei 2010 zich in die zin uitgelaten dat het hem niet zint en dat het klaagster niet vrijstaat om onderhandelingen te voeren met derden ten aanzien van schade die klaagster zegt door toedoen van verweerder te hebben geleden.

4. Beslissing van de voorzitter

4.1       De voorzitter heeft de klacht in beide onderdelen als kennelijk ongegrond afgewezen.

5. Het verzet

5.1       In haar verzet voert klaagster samengevat het volgende aan:

Ten onrechte is de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Het standpunt van verweerder is gebaseerd op leugens en misleiding en op misbruik van het procesrecht door hem. Verweerder doet er alles aan om onder zijn verplichting tot vergoeding van klaagsters schade uit te komen. Hij had zijn verzekeraar voor de civiele rechter moeten slepen. De tuchtrechter dient aan klaagster een schadevergoeding toe te kennen.

6. Beoordeling van het verzet

Het onderzoek in verzet heeft niet geleid tot een vaststelling van andere feiten danwel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmede de Raad zich verenigt. Mitsdien zal het verzet als ongegrond worden afgewezen.

7. Beslissing

De raad wijst het verzet als ongegrond af.

Aldus gegeven door   mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter en mrs. M.B.Ph. Geeraedts, H.C.M. Schaeken, L.J.G. de Haas en A. Groenewoud leden, in tegenwoordigheid van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal , griffier, en in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2011

Griffier                                                  voorzitter

Verzonden op: 22 maart 2011.

Ingevolge het bepaalde in artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan tegen deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.