ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA1597 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch M 149-2010

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA1597
Datum uitspraak: 28-03-2011
Datum publicatie: 26-04-2011
Zaaknummer(s): M 149-2010
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie:   Een advocaat behoort voorafgaand aan het indienen van een processtuk hiervan steeds een concept aan zijn cliënt te doen toekomen en hem in de gelegenheid te stellen hierop te reageren. Een advocaat behoort op de hoogte te zijn van het rolreglement van de rechtbank ten aanzien van het in geding brengen van stukken. Door de bewuste keuze van een overvalstrategie ter zitting, heeft verweerder een gedeelte van het verweer prijsgegeven, wat de advocaat als een misslag valt aan te rekenen. Ten onrechte gepresenteerd als arbeidsrechtspecialist en daardoor onjuiste verwachtingen gewekt.   klacht gegrond; berisping, tevens uitspraak ogv art 48 lid 7

M 149 – 2010

Raad van Discipline

in het ressort ’s Hertogenbosch

Beslissing

inzake

de klacht van

de heer X

verder te noemen: klager

tegen

Y

verder te noemen: verweerder

1. Verloop van de procedure

1.1       Bij brief van 27 juli 2010 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Maastricht de door klager op 9 april 2010 ingediende klacht toegezonden aan de raad, samen met de in de inventarislijst genoemde stukken.

1.2       De raad heeft voorts kennis genomen van de brief van klager dd. 18 januari 2010, met bijlagen.

1.3       De klacht is behandeld ter openbare zitting van de raad van 7 februari 2011.

Ter zitting is klager verschenen. Verweerder is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.

2. De feiten

2.1              Verweerder heeft klager bijgestaan in een procedure bij de Kantonrechter strekkende

tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen A en klager. Klager heeft verweerder stukken overhandigd, waaronder een groot aantal steunbetuigingen.

2.2.            Ten aanzien van de door klager aan verweerder overhandigde stukken heeft

verweerder het volgende aan klager bericht:

per e-mail dd, 11 januari 2010:

“…….Ik heb deze stukken ook uit je dossier kunnen halen.

M.u.v. de mediation wil ik echter hiervan (nu) niets gebruiken: dat zijn dergelijke goede punten dat ik deze “kaarten”nog even in de mouw wil houden tot, mocht het nodig zijn, een rechtsgeding.

Een goede kaart is pas een goede kaart als deze op het juiste moment uitgespreid wordt.”

per e-mail dd. 11 maart 2010:

“…. Inzake ALLE steun (steunbetuigingen, handtekeningenacties en steunmailtjes) verzamel deze, zoals afgesproken allemaal bijeen.

Die kopieer ik vervolgens en dienen we pas TIJDENS de zitting in; dan kan Z. Niemand meert tussentijds intimideren: een zgn. overvaltaktiek.”

2.3.      Verweerder heeft op vrijdag 12 maart 2010 per Q koerier een verweerschrift aan de rechtbank verzonden met een kopie daarvan per e-mail dd. 12 maart 2010 om 17.47 uur aan klager en de wederpartij.

2.4.      Het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst is ter zitting van de Kantonrechter dd. 25 maart 2010 behandeld. Verweerder overhandigde ter zitting de stukken, waaronder de steunbetuigingen. Dit werd door de Kantonrechter gelet op het rolreglement niet geaccepteerd.

2.5.      Verweerder heeft zich op 28 april 2010 op eigen verzoek van het tableau laten schrappen.

3. De klacht

3.1       De klacht luidt als volgt:

  1. Verweerder heeft de conceptstukken ten behoeve van de behandeling van het arbeidsgeschil te laat aan klager verzonden

  2. Verweerder trad ter zitting zwak op: onsamenhangend en knullig

  3. Verweerder wilde tijdens de zitting nog stukken ( steunbetuigingen als productie) aan de kantonrechter overhandigen, welke stukken door de rechter gelet op het procesreglement niet meer werden geaccepteerd;

  4. Verweerder heeft de kantonrechtersformule verkeerd toegepast.

  5. Verweerder heeft niet van tevoren tegen klager gezegd, dat hij op het punt stond zich van het tableau te laten schrappen.

3.2       Ter toelichting van de klacht is door klager het navolgende aangevoerd:

Klager heeft niet meer kunnen reageren op het verweerschrift, voordat dit aan de kantonrechter is verzonden. Klager had er meerdere keren op aangedongen dat hij het verweer vooraf wilde inzien.

Verweerder heeft ter zitting geen duidelijk betoog gehouden. Hij had ook geen schriftelijk stuk ter ondersteuning. Hij heeft slechts twee maal gepersisteerd.

Toen verweerder de steunbetuigingen aan de kantonrechter wilde overhandigen wees deze op het rolreglement en werd verweerder verzocht de stukken terug te nemen. Klager had er herhaaldelijk bij verweerder op aangedrongen deze stukken voorafgaand aan de zitting in het geding te brengen. Verweerder zei na afloop van de zitting dat de rechter de stukken niet had mogen weigeren.

De door verweerder gemaakte berekeningen klopten niet. Verweerder heeft dit later toegegeven, maar had geen verklaring voor zijn onjuiste berekening. Verweerder heeft nagelaten klager te wijzen op de opzegtermijn van 26 weken, waardoor de B uitkering voor klager pas na een periode van 26 weken inging.

4. Het verweer

Verweerder heeft het verweerschrift tijdig ingediend. Verweerder had met klager geen harde afspraak gemaakt dat hij de processtukken op voorhand –in concept- ter kennis van klager zou brengen.

Verweerder heeft ter zitting gereageerd op hetgeen de wederpartij naar voren had gebracht en vervolgens het eigen standpunt weergegeven. Vervolgens heeft klager, conform afspraak, zijn eigen beleving van de zaak weergegeven.

Het niet aannemen van de steunbetuigingen ter zitting is iets anders dan het niet accepteren dat de steunbetuigingen er waren. Uit de beschikking blijkt dat de rechter geaccepteerd heeft dat er veel steunbetuigingen waren.

Verweerder had in de berekening een onjuist bedrag vermeld. Verweerder heeft dit ter zitting hersteld.

Verweerder ontgaat de samenhang tussen het feit dat hij zich per 28 april 2010 als advocaat heeft laten schrappen en de voor die datum door verweerder aan klager verleende rechtsbijstand.  

5. Beoordeling van de klacht

5.1       Een advocaat behoort voorafgaand aan het indienen van een processtuk hiervan steeds een concept aan zijn cliënt te doen toekomen en hem in de gelegenheid te stellen hierop te reageren. Vast staat dat verweerder geen concept van het verweerschrift aan klager heeft gestuurd. Hiervan valt verweerder een tuchtrechtelijk verwijt te maken. Dit geldt temeer waar voor klager grote belangen bij de uitkomst van de civiele procedure op het spel stonden.

De raad acht onderdeel 1 van de klacht gegrond.

5.2.            Partijen verschillen van mening over de wijze waarop verweerder de belangen van

klager ter zitting heeft behartigd. Hoewel van verweerder verwacht had mogen worden dat hij, zeker gezien het commentaar van klager ten aanzien van een aantal onvolkomenheden in het verweerschrift, een schriftelijke pleitnota had opgesteld en deze voorafgaand aan de zitting met klager had besproken, kan de raad niet vaststellen dat de belangenbehartiging ter zitting door verweerder onvoldoende is geweest.

De raad zal onderdeel 2 van de klacht als ongegrond afwijzen.

5.3.      Gelet op de door klager aan verweerder verzonden e-mails dd. 11 januari en 11

maart 2010 heeft verweerder er klaarblijkelijk uitdrukkelijk voor gekozen om de steunbetuigingen niet op voorhand over te leggen, maar om deze in het kader van een overvaltactiek als troeven achter de hand te houden. Een advocaat behoort op de hoogte te zijn van het in het rolreglement bepaalde ten aanzien van het geding brengen van stukken. Met de bewuste keuze voor een overvalstrategie heeft verweerder een gedeelte van het verweer prijsgegeven, wat verweerder als een misslag valt aan te rekenen.

De raad acht onderdeel 3 van de klacht gegrond.

5.4.      De raad stelt voorop dat verweerder zich ten onrechte tegenover klager als arbeidsrechtspecialist heeft gepresenteerd, waardoor verweerder bij klager onjuiste verwachtingen heeft gewekt.

Klager heeft ter zitting van de raad naar voren gebracht dat verweerder tijdens de zitting in de civiele procedure ten aanzien van diens berekening geen correcties heeft aangebracht. Bij afwezigheid van verweerder ter zitting, gaat de raad hiervan uit, zodat het ervoor moet worden gehouden dat verweerder de kantonrechter bij diens berekening onjuiste gegevens heeft voorgehouden.

Als niet betwist staat vast dat verweerder heeft nagelaten klager te wijzen op de opzegtermijn van klager volgens de CAO van het A van 26 weken, ten gevolge waarvan de B uitkering voor klager pas na een periode van 26 weken startte. Verweerder had klager hierop behoren te wijzen en had hierover nadere uitleg aan klager behoren te geven.

De raad acht onderdeel 4 van de klacht gegrond.

5.5.      Hoewel het, zeker gelet op de persoonlijke verhouding tussen klager en verweerder, beter ware geweest als klager verweerder had geinformeerd, dat hij per 28 april 2010 de advocatuur zou verlaten, valt hem niet tuchtrechtelijk te verwijten dat hij dit heeft nagelaten.

6. Op te leggen maatregel.

De raad is van oordeel dat, waar verweerder zich gepresenteerd had als arbeidsrechtspecialist, er sprake is van een misslag aan de zijde van verweerder, alsmede het grote belang van klager bij de uitkomst van de civiele procedure, niet kan worden volstaan met een lichtere maatregel dan die van berisping, alsmede dat er voldoende grond aanwezig is om ex artikel 48 lid7 Advocatenwet ambtshalve uit te spreken dat verweerder jegens klager niet die zorgvuldigheid heeft betracht, die bij een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt.

7.  Beslissing

De raad verklaart de onderdelen, 1,3 en 4 van de klacht gegrond en legt ter zake aan verweerder de maatregel van berisping op.

De raad verklaart de onderdelen 2 en 5 van de klacht  ongegrond.

De raad spreekt ex artikel 48 lid 7 Advocatenwet ambtshalve uit dat verweerder jegens klager niet die zorgvuldigheid heeft betracht, die bij een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt.

Aldus gegeven door mr. G.J.E. Poerink, voorzitter, en mrs. P.J.W.M. Theunissen, L.W.M. Caudri, R.G.A.M. Theunissen en L.R.G.M. Spronken leden, in tegenwoordigheid van

mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 28 maart 2011

Griffier                                                            voorzitter

Verzonden op: 29 maart 2011.

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

  1. Per post.

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

  1. Bezorging.

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

  1. Per fax.

Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607.