ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA1460 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch R 125-2010

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA1460
Datum uitspraak: 14-02-2011
Datum publicatie: 26-03-2011
Zaaknummer(s): R 125-2010
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. derden, subonderwerp: Rechters
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Een advocaat heeft in een rechtsgeding nu eenmaal de vrijheid om stellingen van zijn cliënt in diens belang aan de rechter over te brengen, ook indien de inhoud daarvan achteraf mogelijk onjuist zal blijken te zijn. Verzet ongegrond.

R 125-2010

Raad van Discipline

in het ressort ’s-Hertogenbosch

Beslissing

inzake:

het verzet tegen een voorzittersbeslissing betreffende een klacht van:

X

Klaagster,

tegen:

Y

Verweerder.

1. Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 15 juli 2010 heeft klaagster verzet aangetekend tegen de beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline (hierna: de raad) d.d. 7 juli 2010, verzonden op

9 juli 2010.

1.2 Het verzet is behandeld ter openbare zitting van de raad van 13 december 2010. Zowel klaagster als verweerder zijn ter zitting verschenen.

2. De feiten

2.1 De raad gaat uit van de feiten en van de omschrijving van de klacht, zoals in de beslissing van de voorzitter omschreven, nu het verzet daartegen niet is gericht.

3. De klacht

3.1 De klacht kan als volgt worden samengevat:

- Verweerder heeft onjuiste informatie verstrekt aan het Gerechtshof te

‘s-Hertogenbosch;

- Verweerder heeft in een processtuk ten onrechte vermeld dat klaagster het opmerkelijk genoeg niet nodig vond brieven op te vragen, waarop zij zich in appel wel beriep.

4. Beslissing van de voorzitter

4.1 De klacht is bij beslissing van de voorzitter d.d. 7 juli 2010 als kennelijk ongegrond afgewezen.

5. Het verzet

5.1 In haar verzetschrift voert klaagster, samengevat, het volgende aan:

- verweerder geeft zelf toe fout gehandeld te hebben;

- een advocaat mag geen informatie inbrengen in de procedure, waarvan hij weet of redelijkerwijs had moeten weten dat deze onjuist is;

- het aantal door klaagster jaarlijks gereden kilometers wordt vermeld op de aankoopovereenkomst, zodat de cliënt van verweerder daarvan op de hoogte was;

- de mededeling van verweerder in de procedure dat klaagster brieven niet bij de rechtbank zou hebben opgevraagd heeft de integriteit en proceshouding van klaagster bij het gerechtshof in diskrediet gebracht.

6. Beoordeling van het verzet

De eerste drie onderdelen van het verzet hebben direct betrekking op de door klaagster met haar auto gereden kilometers. Verweerder heeft terzake namens zijn cliënt een standpunt in de procedure ingenomen. In een rechtsgeding heeft een advocaat nu eenmaal de vrijheid om stellingen van zijn cliënt in diens belang aan de rechter over te brengen, ook indien de inhoud daarvan achteraf mogelijk onjuist zal blijken te zijn. Het uiteindelijk oordeel over dit geschilpunt van partijen is uitsluitend voorbehouden aan de civiele rechter. De tuchtrechter dient zich in die discussie niet te mengen.

De opmerking van verweerder in een processtuk dat klaagster het niet nodig zou hebben gevonden brieven bij de rechtbank op te vragen, is achteraf gebleken onjuist te zijn. Verweerder heeft deze opmerking ten tijde van de pleidooien voor het gerechtshof gecorrigeerd. Klaagster erkent dit maar handhaaft evenwel het verzet. De raad vermag op basis van deze vaststelling van de feiten niet inzien op welke wijze verweerder de integriteit en proceshouding van klaagster dan nog bij het gerechtshof in diskrediet gebracht zou kunnen hebben en acht het verzet op dit onderdeel ongegrond.

Het onderzoek in verzet heeft ook overigens niet geleid tot de vaststelling van andere feiten danwel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter, waarmee de raad zich verenigt.

Het verzet zal mitsdien als ongegrond worden afgewezen.

7. Beslissing

De raad wijst het verzet als ongegrond af.

Aldus gegeven door mr. M.I.J. Hegeman, voorzitter, en mrs. H.C.M. Schaeken, R.F.L.M. van Dooren, J.F.E. Kikken en mr. J.J.M. Goumans, leden, in tegenwoordigheid van mr. C.M. van Lanschot, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2011.

griffier voorzitter

Verzonden op: 15 februari 2011

Ingevolge het bepaalde in artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan tegen deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.