ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA1459 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch R46-2010
ECLI: | ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA1459 |
---|---|
Datum uitspraak: | 14-02-2011 |
Datum publicatie: | 26-03-2011 |
Zaaknummer(s): | R46-2010 |
Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | qwry1qw2ertyut65w4444444444444weew`tggggggggtttttdAankondiging van advocaat - in opdracht van zijn cliënt – een vonnis van de rechtbank (waarin een onjuiste proceskostenveroordeling was opgenomen) - ten uitvoer te zullen leggen, niet tuchtrechtelijk verwijtbaar omdat het, mede op grond van een nadien gewezen herstelvonnis, nimmer tot enige executoriale actie is gekomen. Verzet ongegrond |
R 46-2010
Raad van Discipline
in het ressort ’s-Hertogenbosch
Beslissing
inzake:
het verzet tegen een voorzittersbeslissing betreffende een klacht van:
X
klaagster,
tegen:
Y
verweerder.
1. Verloop van de procedure
1.1 Bij brief van 4 april 2010 heeft klaagster verzet aangetekend tegen de beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline (hierna: de raad) d.d. 22 maart 2010, verzonden op 26 maart 2010.
1.2 Het verzet is behandeld ter openbare zitting van de raad van 13 december 2010. Zowel klaagster als verweerder zijn ter zitting verschenen.
2. De feiten
2.1 De raad gaat uit van de feiten en van de omschrijving van de klacht zoals in de beslissing van de voorzitter omschreven.
3. De klacht
3.1 De klacht luidt als volgt:
- Verweerder heeft valsheid in geschriften gepleegd;
- Verweerder heeft geweigerd rechtstreeks met klaagster te communiceren ter afhandeling van een vonnis.
4. Beslissing van de voorzitter
4.1 De klacht is bij beslissing van de voorzitter d.d. 22 maart 2010 als kennelijk ongegrond afgewezen.
5. Het verzet
5.1 In haar verzet voert klaagster, samengevat, het volgende aan:
- De weergave van de feiten is onvolledig ;
- Onder punt 2 van de beslissing van de voorzitter wordt ten onrechte de hoofdofficier van justitie genoemd; in casu ging het om een plaatsvervangend hoofdofficier van justitie;
- Verweerder zou niet één maal maar twee maal geweigerd hebben te communiceren met klaagster;
- De conclusies in de beslissing van de voorzitter zijn ongefundeerd..
6. Beoordeling van het verzet
Naar het oordeel van de raad zijn de feiten, voorzover relevant, in de beslissing van de voorzitter van 22 maart 2010 correct weergegeven. Samengevat ging het erom dat in het vonnis van de rechtbank Roermond van 15 juli 2009 een onjuiste proceskostenveroordeling ten laste van klaagster was opgenomen. Daarvan viel verweerder geen verwijt te maken. Ook voor het overige miskent klaagster de rol van verweerder in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij. Die advocaat heeft nu eenmaal een grote mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt. Daar komt bij dat verweerder destijds –in opdracht van zijn cliënt- heeft aangekondigd het vonnis van de rechtbank Roermond ten uitvoer te zullen leggen indien daaraan niet zou worden voldaan. Tot enige executoriale actie is het echter nimmer gekomen, mede op grond van het nadien gewezen herstelvonnis. Van enig tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is derhalve geen sprake geweest.
Ten aanzien van de tweede verzetsgrond overweegt de raad als volgt.
Het Openbaar Ministerie heeft kennelijk afgezien van een strafrechtelijke vervolging van verweerder. Of de kennisgeving van dat besluit afkomstig was van de hoofdofficier van justitie of van de plaatsvervangend hoofdofficier van justitie, is in het verband van de beoordeling van onderhavige klacht niet relevant.
Met betrekking tot de derde verzetsgrond verwijst de raad naar het bepaalde in regel 18 lid 1 van de Gedragsregels. Deze regel schrijft voor dat een advocaat, die weet dat zijn wederpartij eveneens door een advocaat wordt bijgestaan, zich niet anders met deze wederpartij in verbinding stelt dan door tussenkomst van deze advocaat, tenzij deze laatste hem toestemming geeft rechtstreeks met die partij in verbinding te treden. Met de voorzitter is de raad van oordeel dat verweerder heeft gehandeld zoals de gedragsregels hem voorschrijven, zodat hem terzake geen verwijt treft.
Naar het oordeel van de raad is de vierde verzetsgrond van klaagster niet onderbouwd, zodat deze, mede gezien in het licht van het bovenstaande, geen nadere bespreking behoeft.
Het onderzoek in verzet heeft ook overigens niet geleid tot de vaststelling van andere feiten danwel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter, waarmee de raad zich verenigt.
Het verzet zal mitsdien als ongegrond worden afgewezen.
7. Beslissing
De raad wijst het verzet als ongegrond af.
Aldus gegeven door mr. M.I.J. Hegeman, voorzitter, en mrs. H.C.M. Schaeken, R.F.L.M. van Dooren, J.F.E. Kikken en mr. J.J.M. Goumans, leden, in tegenwoordigheid van mr. C.M. van Lanschot, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2011.
griffier voorzitter
Verzonden op: 15 februari 2011
Ingevolge het bepaalde in artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan tegen deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.